ECLI:NL:GHAMS:2025:1797

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
200.348.128
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering aanneemsom voor niet uitgevoerde renovatie door aannemingsbedrijf

In deze zaak vordert de appellant, een particulier, terugbetaling van een aanneemsom die hij heeft betaald voor renovatiewerkzaamheden aan twee trappen in zijn woning. De werkzaamheden zijn echter nooit uitgevoerd. De kantonrechter heeft de vordering van de appellant afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De appellant is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak. Het Gerechtshof Amsterdam heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de appellant zijn vorderingen niet deugdelijk heeft onderbouwd. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de vorderingen van de appellant zijn afgewezen. De appellant had geen voldoende specifiek bewijs aangeboden van zijn stellingen, waardoor het hof zijn bewijsaanbod passeerde. De kosten van het geding in hoger beroep zijn voor rekening van de appellant, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.348.128/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10835525\ CV EXPL 23-5308 (PA)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 juli 2025
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [plaats 1] (gemeente Haarlemmermeer),
appellant,
advocaat: mr. L. Oass te Haarlem,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [plaats 2] ,
niet verschenen

2.[geïntimeerde 2] , voorheen h.o.d.n. [bedrijf] ,

wonende te [plaats 3] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K.D. Louwarts te Zaandam (gemeente Zaanstad).
Appellant wordt hierna [appellant] genoemd. Geïntimeerde sub 1 wordt hierna [geïntimeerde 1] senior en geïntimeerde sub 2, [geïntimeerde 1] junior genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk ook aangeduid als [geïntimeerden]

1.De zaak in het kort

[appellant] vordert terugbetaling van het geld dat hij heeft betaald voor het renoveren van twee trappen bij hem thuis. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen omdat hij zijn vorderingen niet deugdelijk heeft onderbouwd. Het hof wijst de vorderingen van [appellant] om dezelfde reden af.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaardingen van 22 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 22 mei 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerden] als gedaagden (hierna: het bestreden vonnis). Tegen [geïntimeerde 1] senior is op 19 november 2024 verstek verleend.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven (inclusief eiswijziging), met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [appellant] tot betaling van een bedrag van € 2.673,27 aan vervangende schadevergoeding zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde 1] junior heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellant] en tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten, uitvoerbaar bij voorraad; subsidiair heeft [geïntimeerde 1] junior geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [appellant] om [geïntimeerde 1] junior in de proceskosten te veroordelen.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

3.1.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de feiten niet vastgesteld. Bij zijn beoordeling gaat het hof uit van de volgende feiten, die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, zijn komen vast te staan.
3.2.
De eenmanszaak [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) hield zich blijkens een uittreksel uit de Kamer van Koophandel bezig met ‘de afwerking van vloeren en wanden en met bouwtimmeren’. [bedrijf] stond op naam van [geïntimeerde 1] junior.
3.3.
[appellant] heeft op 3 juni 2021 via een internetplatform een opdracht uitgezet voor renovatiewerkzaamheden aan twee trappen in zijn woning. Naar aanleiding daarvan zijn [appellant] en [geïntimeerde 1] senior met elkaar in contact getreden.
3.4.
[geïntimeerde 1] senior heeft [appellant] vanuit het e-mailadres
[mail]op 11 september 2021 een offerte voor de renovatiewerkzaamheden toegezonden. Op de offerte staan de naam en de bedrijfsgegevens van [bedrijf] , als ook het rekeningnummer ten name van [bedrijf] waarop het geoffreerde bedrag (€ 4.539,61 inclusief btw) overgemaakt diende te worden. Op de offerte staat vermeld dat [appellant] bij vooruitbetaling van het gehele bedrag € 250,- korting krijgt.
3.5.
[appellant] heeft [geïntimeerde 1] senior op 15 september 2021 om 15:04 een bericht gestuurd waarin hij onder andere schrijft “
Offerte is helemaal in orde”. Op dezelfde datum heeft [appellant] € 4.289,61 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf] .
3.6.
De overeengekomen werkzaamheden zijn niet uitgevoerd. [appellant] heeft in dat kader veelvuldig contact opgenomen met [geïntimeerde 1] senior maar dat heeft, ondanks diverse toezeggingen van [geïntimeerde 1] senior, niet tot uitvoering van de opdracht geleid.
3.7.
Op 4 januari 2022 om 09:17 heeft [geïntimeerde 1] senior [appellant] een bericht gestuurd waarin hij onder meer het volgende schrijft:
“Ik ga jullie trap retourneren als ik me betaling terug heb van de groot handel betaal. ik jullie je geld terug ik kom hem niet meer plaatsen (…) nu ben ik er klaar mee (…) het is klaar als ik me geld terug hetvan de groot handel stort ik alles terug naar jullie (…).”Kort daarna antwoordt [appellant] onder meer:
“Dat lijkt mij ook de beste oplossing. (…) Het zou je sieren als je het bedrag € 4.2891,62 binnen twee weken terug overmaakt(..)”
3.8.
Daarna heeft [appellant] [geïntimeerde 1] senior nog enkele keren verzocht het geld over te maken. [geïntimeerde 1] senior is daar niet toe overgegaan.
3.9.
Op 13 juni 2022 is [bedrijf] opgeheven.
3.10.
Bij brief van 12 juli 2022 heeft [appellant] [bedrijf] bij monde van zijn advocaat verzocht het betaalde bedrag binnen veertien dagen over te maken. [bedrijf] heeft naar aanleiding van deze brief geen betaling verricht.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden op 4 januari 2022 dan wel de overeenkomst alsnog te ontbinden en [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 4.539,61, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2022 tot de dag van betaling, en een bedrag van € 578,96 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van betaling met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding, te vermeerderen met nakosten en rente. [geïntimeerde 1] junior heeft de vorderingen bestreden. [geïntimeerde 1] senior heeft in eerste aanleg (ook) verstek laten gaan.
4.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen tegen [geïntimeerde 1] senior afgewezen omdat [appellant] heeft nagelaten de hoogte van en de grondslagen voor de vordering voldoende duidelijk te onderbouwen, zodat niet aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is voldaan. De kantonrechter heeft de vorderingen tegen [geïntimeerde 1] junior om dezelfde redenen afgewezen en heeft daarbij overwogen dat [appellant] weliswaar heeft gesteld dat hij een overeenkomst met [bedrijf] heeft gesloten en het geld op het rekeningnummer van [bedrijf] heeft overgemaakt, maar dat [geïntimeerde 1] junior dit heeft betwist en [appellant] zijn stellingen op dat punt vervolgens niet met stukken heeft onderbouwd. De kantonrechter heeft [appellant] in de proceskosten van [geïntimeerden] veroordeeld en het bestreden vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.Beoordeling

5.1.
Van deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering is [appellant] in hoger beroep gekomen onder aanvoering van zes genummerde grieven, waarmee [appellant] de hoogte en de grondslag van zijn vordering op [geïntimeerden] alsnog wil onderbouwen. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Vordering op [geïntimeerde 1] senior
5.2.
Het hof stelt voorop dat [appellant] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft gesteld dat hij een overeenkomst tot aanneming van werk heeft gesloten met [bedrijf] . Het is niet in geschil dat de eigenaar van (de eenmanszaak) [bedrijf] [geïntimeerde 1] junior was en niet [geïntimeerde 1] senior. Gelet daarop is zonder nadere toelichting, die ook in hoger beroep ontbreekt, de grondslag van de vordering die [appellant] op [geïntimeerde 1] senior meent te hebben, voor het hof onduidelijk. Niet valt immers in te zien hoe een ontbinding van de aannemingsovereenkomst die [appellant] met [bedrijf] zou hebben gesloten, tot gevolg zou kunnen hebben dat er voor een derde, die geen partij is bij die overeenkomst ( [geïntimeerde 1] senior), een ongedaanmakingsverbintenis of een verplichting tot betaling van vervangende schadevergoeding ontstaat.
5.3.
Gelet daarop is het hof net als de kantonrechter van oordeel dat de vordering van [appellant] tegen [geïntimeerde 1] senior niet toewijsbaar is.
Vordering op [geïntimeerde 1] junior
5.4.
Ten aanzien van de vordering op [geïntimeerde 1] junior overweegt het hof als volgt.
[appellant] heeft [bedrijf] eerst bij brief van 12 juli 2022 aangeschreven, waarin [appellant] [bedrijf] sommeert om een schadevergoeding te betalen. In deze brief (waarvan alleen de eerste pagina is overgelegd) wordt [bedrijf] geen redelijke termijn voor de nakoming van de overeenkomst geboden. [appellant] heeft [bedrijf] derhalve niet in gebreke gesteld, terwijl een ingebrekestelling wel nodig was om het verzuim te doen intreden. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de schuldeiser in verzuim was. Gelet daarop was [appellant] niet bevoegd de overeenkomst met [bedrijf] (indien daarvan al sprake was) te ontbinden. Het hof zal de vorderingen tegen [geïntimeerde 1] junior daarom afwijzen.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven 3, 4, 5 en 6 falen. Omdat het hof de vorderingen tegen [geïntimeerden] afwijst vanwege het ontbreken van een grondslag, komt het niet toe aan de beoordeling van de grieven 1 ten 2, die betrekking hebben op de hoogte van de vorderingen. Het hoger beroep faalt. [appellant] heeft geen voldoende specifiek bewijs aangeboden van stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, zodat het hof zijn bewijsaanbod passeert.
5.6.
Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten, zoals in het dictum vastgesteld.

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
6.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde 1] senior vastgesteld op nihil en aan de zijde van [geïntimeerde 1] junior vastgesteld op € 1.207,- en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mr. R.L. de Graaff, mr. W. Aardenburg en mr. S. Tamboer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.