Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
- uitvoerbaar bij voorraad - het Zorginstituut zal veroordelen tot - primair - betaling aan [appellant] van een billijke vergoeding van € 32.022,50 bruto op grond van artikel 7:683 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover en onder verstrekking van een bruto-/netto-specificatie. Voor zover het hof van oordeel is dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht heeft ontbonden, heeft [appellant] - subsidiair - verzocht het Zorginstituut te veroordelen tot betaling van € 1.693,00 bruto aan (extra) transitievergoeding in het geval dat de arbeidsovereenkomst ontbonden had moeten worden op grond van de zogenoemde i-grond (cumulatiegrond), en tot een billijke vergoeding van € 32.022,50 bruto op grond van artikel 7:671b lid 8 sub c BW wegens ernstig verwijtbaar handelen van het Zorginstituut, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze vergoedingen, zulks onder verstrekking van een bruto-/netto-specificatie. Zowel primair als subsidiair heeft [appellant] tevens verzocht het Zorginstituut te veroordelen tot betaling van € 14.776,52 aan advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, en de proceskosten in beide instanties.
3.Feiten
“Zoals ik je al eerder (…) mondeling heb aangegeven, berust de eindverantwoordelijkheid voor de inhoud én leesbaarheid van een rapport bij de secretaris; niet bij jou. (…) Omdat ik al eerder vaststelde dat je daar moeite mee hebt en in dit verband JOUW NORM consequent als uitgangspunt neemt en blijft nemen, heb ik de nieuwe versie dusbewust zeer zorgvuldigregel voor regel vergeleken met de vorige versie. Mijn opmerkingen in deze nieuwe versie illustreren helaas qua aantal en aard dat je feitelijk onverminderd JOUW NORM & OORDEEL als uitgangspunt blijft nemen bij het wel/niet aanpassen van teksten. En dit betreft dan nog maar enkele pagina’s over een relatief eenvoudig product voor een relatief eenvoudige achtergrond van een relatief eenvoudige aandoening….! Ik vind dat niet werkbaar.”
[naam 3] , P&O adviseur bij het Zorginstituut (hierna: [naam 3] ), over het functioneren van [appellant] . In een verslag van dat gesprek staat onder meer:
“ [naam 1] memoreert wat er speel vanaf de datum in dienst van [appellant] (1 juni 2022). Er zijn drie FT-dossiers (…) niet tot een goede afronding gekomen. Begin januari dit jaar werd een nieuwe kans geboden met een vierde dossier (KE). Ook dit loopt niet goed. Het gaat om een relatief eenvoudig dossier en ook nu blijft resultaat uit. [naam 1] ziet een terugkerend patroon waar aanwijzingen niet worden opgevolgd, niet relevante teksten worden toegevoegd en dat daar dan veel discussie over ontstaat. Een onwerkbare situatie is nu een feit. Vorige week donderdag gaf [naam 1] aan dat er nu geen nieuw dossier wordt toegekend. [appellant] refereert aan [naam 1] dag van gisteren. Die ging over samenwerken en feedback geven. Gisteren werd het [appellant] duidelijk wat er van haar verwacht wordt. Zegt nu te weten wat te doen. (…) Maar sinds gisteren kan [appellant] het GVS plaatsen. (…) [appellant] meent dat het werk zwaar onder haar niveau is.”Verder is besproken dat er geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand zal komen en dat het beter is als de wegen op een nette wijze zouden gaan scheiden.
“(…) Bijna alle verwijzingen naar de literatuur missen. Daarom kan ik niet goed bekijken welke bronnen je hebt gebruikt.Je haalt Wikipedia aan als bron. Het gebruik van Wikipedia als bron in ZIN rapporten is echt onacceptabel.Het valt me overigens op dat je heel veel openbare websites (…) aanhaalt als bron en nauwelijks/geen gebruik maakt van wetenschappelijke artikelen of (internationale) richtlijnen. Ook mis ik een duidelijke lijn in jouw teksten en consistentie in jouw manier van schrijven. (…)”Verder wordt er kritiek gegeven over de door [appellant] toegevoegde figuren/plaatjes, dat er informatie mist en paragrafen niet goed leesbaar en onsamenhangend zijn. Daarnaast wordt opgemerkt dat een vergelijkende behandeling (ipi+nivo) niet meer in het rapport staat terwijl [appellant] erop gewezen is dat die er sowieso in moest blijven staan. De algehele conclusie luidt dat de kwaliteit van het rapport ondermaats is.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grief IVals eerste bespreken omdat deze grief van de verste strekking is. Met de grief betoogt [appellant] dat het in artikel 7:670 lid 1 BW neergelegde opzegverbod tijdens ziekte aan toewijzing van het ontbindingsverzoek in de weg staat. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] op de ontbindingsdatum van 1 januari 2024 arbeidsongeschikt was. Ingevolge artikel 7:671b lid 6 sub a BW kan een ontbindingsverzoek in een dergelijk geval alleen worden toegewezen indien het verzoek geen verband houdt met de ziekte. Die situatie doet zich hier voor. Het disfunctioneren van [appellant] was voor het Zorginstituut de reden om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Daarbij komt dat [appellant] zich eerst heeft ziekgemeld nadat het ontbindingsverzoek door het Zorginstituut reeds was ingediend. Dat [appellant] - naar zij zelf stelt - eerder klachten heeft gehad, doet hier niet aan af. Grief IV faalt.
grieven I en IIbetoogt [appellant] dat het inwerktraject onvoldoende is geweest en dat zij ook anderszins niet deugdelijk is ondersteund en begeleid. Volgens [appellant] ziet het inwerkprogramma op de algemene kennis over de organisatie en niet op functie specifieke kennis en kunde. [appellant] heeft van meet af aan aangegeven dat zij met bepaalde onderdelen die tot haar takenpakket behoorden, geen ervaring had. Zij had niet eerder FT- rapporten geschreven en had niet eerder met GRADE gewerkt. [appellant] heeft veelvuldig gevraagd om juist op deze punten ondersteuning en begeleiding te krijgen. Het Zorginstituut heeft dat verzoek ten onrechte naast zich neergelegd. Daarnaast heeft [appellant] niet, zoals andere nieuwe medewerkers, een cursus en een opdracht gekregen gericht op het opstellen van een FT-rapport. Naast het project PDL-1 remmers heeft zij gewerkt aan het briefrapport Patiromeer. Pas in oktober 2022 kreeg [appellant] het verzoek om aan de slag te gaan met het FT-rapport Sibnayal zodat zij eerst vanaf november 2022 zich kon gaan richten op het werk waarvoor ze was aangenomen, aldus steeds [appellant] .
grief IIIbestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is. Zij stelt dat zij al in januari 2023 haar interesse kenbaar heeft gemaakt in een toekomstige functie binnen het projectteam HTA R(egulation) en dat het Zorginstituut niets heeft gedaan om haar te herplaatsen.
grief V, ten slotte,bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat er geen aanleiding is haar een billijke vergoeding toe te kennen. [appellant] maakt aanspraak op een billijke vergoeding van € 32.022,50.