Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] overweegt het hof als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de verhouding tussen de ouders sinds het einde van hun huwelijk in 2017 ernstig is verstoord en de communicatie tussen hen moeizaam verloopt. [minderjarige] wordt hier al jarenlang mee belast en zit klem tussen de ouders, wat - kort gezegd - heeft geleid tot een ondertoezichtstelling tussen november 2018 en februari 2021 en de huidige ondertoezichtstelling vanaf december 2023. [minderjarige] bevindt zich nog steeds in een zorgelijke opvoedsituatie die gedomineerd wordt door de spanningen tussen de ouders. De ouders hebben een andere visie op de gezinsdynamiek, de behoeftes van [minderjarige] en de manier waarop daarmee moet worden omgegaan. Zij wijzen naar elkaar als het gaat om de oorzaak van de problemen.
Ondanks de huidige ondertoezichtstelling blijven zorgmeldingen bij Veilig Thuis binnenkomen over de opvoedsituatie van [minderjarige] bij zowel de moeder als de vader. De GI heeft hierover ter zitting in hoger beroep verklaard dat de meldingen allemaal min of meer dezelfde strekking hebben, namelijk dat er een conflict ontstaat waarbij [minderjarige] lijnrecht tegenover haar vader of moeder staat, boos wordt en tekeergaat. Het komt voor dat [minderjarige] daarbij zorgelijke uitspraken doet over het zichzelf iets aan willen doen.
Sinds begin dit jaar is de situatie nog meer op scherp komen te staan. Nadat de GI een spoedprocedure was gestart, is de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] korte tijd geschorst geweest. Vervolgens is de bestaande co-ouderschapsregeling weer voortgezet en is Spoedhulp ingezet.
Uit het eindverslag van Spoedhulp van 3 april 2025 blijkt dat [minderjarige] er veel last van heeft dat haar ouders niet met elkaar communiceren. Als zij gevraagd wordt naar één ding dat zij zou willen veranderen om haar situatie te verbeteren, dan benoemt zij het contact tussen haar ouders. Haar grootste wens is dat haar ouders op een normale manier met elkaar kunnen communiceren en contact kunnen hebben. Zij houdt van beide ouders en wil bij beide ouders zijn, zo blijkt verder uit het eindverslag van Spoedhulp. Ook volgt uit het verslag dat mogelijk sprake is van hechtingsproblematiek bij [minderjarige] ten aanzien van de moeder en dat de moeder moeite heeft met het (zelfbepalende) gedrag van [minderjarige] en het begrenzen hiervan. De ouders kijken hier allebei anders tegenaan. Volgens de moeder geeft de vader [minderjarige] te veel vrijheid hetgeen het haar veel moelijker maakt om [minderjarige] te begrenzen en volgens de vader is de moeder onvoldoende flexibel en emotioneel instabiel. Deze uiteenlopende opvattingen maken dat hulpverlening voor de ouders noodzakelijk is, aldus de GI ter zitting. In het eindverslag van Spoedhulp wordt systematische/relationele hulp voor de ouders geadviseerd, waarbinnen zij zouden kunnen gaan werken aan het “normaliseren” van hun omgang en communicatie met elkaar. Daaruit zou verder gekeken kunnen worden naar de hechtingsrelatie tussen [minderjarige] en de moeder en de eventuele individuele/persoonlijke factoren en of traumatische ervaringen uit het verleden die mogelijk een rol kunnen spelen. Daarnaast adviseert Spoedhulp opvoedondersteuning voor ouders om hun aanpak meer op elkaar af te stemmen, meer op een lijn in de opvoeding te komen en sterker in hun opvoedrol te staan.
De noodzakelijk geachte hulpverlening was ten tijde van de zitting in hoger beroep (nog) niet tot stand gekomen, mede doordat er lange wachtlijsten zijn. Daarnaast heeft de vader verklaard dat hij de geadviseerde hulpverlening niet nodig acht, omdat het probleem volgens hem uitsluitend bij de moeder ligt en aan haar relatie met [minderjarige] . Sinds de moeder eind maart 2025 het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft gekregen, verblijft [minderjarige] bij de vader en houdt zij het contact met de moeder af. Volgens de vader gaat het sindsdien erg goed met [minderjarige] en kan hieruit worden afgeleid dat de moeder (en haar relatie met [minderjarige] ) de oorzaak van het probleem is. De raad, de GI en Spoedhulp delen deze visie niet en benadrukken dat de diskwalificatie van de moeder door de vader schadelijk is voor [minderjarige] .
Het hof vindt het zorgelijk dat [minderjarige] het contact met haar moeder afhoudt en dat de vader, ondanks de adviezen van voornoemde instanties, blijft volhouden dat geen hulpverlening nodig is gericht op de communicatie tussen de ouders en de opvoeding van [minderjarige] . De vader toont hiermee naar het oordeel van het hof een gebrek aan inzicht in wat nodig is en gaat voorbij aan de mening en het belang van [minderjarige] . Zij heeft zelf immers recent nog aangegeven dat zij niets liever zou willen dan dat haar ouders normaal met elkaar kunnen communiceren en dat zij het liefst bij haar beide ouders wil zijn. Gelet op de houding van de vader is het de vraag of hij zal meewerken aan de noodzakelijk geachte hulpverlening wanneer deze voor de ouders beschikbaar komt.
Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat ten tijde van de bestreden beschikking gronden aanwezig waren voor verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en dat deze gronden ook nu nog aanwezig zijn. Verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen. Het hof spreekt de hoop uit dat, zodra hulpverlening voor de ouders beschikbaar is, de vader en de moeder daaraan in het belang van [minderjarige] allebei zullen meewerken.