ECLI:NL:GHAMS:2025:1660

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
23-002110-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van beroepsvervoer zonder communautaire vergunning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het verrichten van beroepsvervoer zonder een geldige communautaire vergunning op 1 februari 2023 te Schiphol. De verdachte had op dat moment een vrachtwagen in gebruik die was ingericht voor het vervoer van goederen, maar beschikte niet over een eigen NIWO-vergunning. Hij toonde echter een NIWO-vergunning van de firma [bedrijf] B.V. aan, waar hij op dat moment in dienst was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 januari 2023 in dienstbetrekking was bij [bedrijf] B.V. en dat hij onder hun vergunning beroepsvervoer mocht verrichten. Het hof oordeelde dat het enkele feit dat er vanaf februari 2023 geen loonheffing was afgedragen, onvoldoende bewijs opleverde dat de verdachte niet langer in dienst was. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, en heeft hij de verdachte vrijgesproken. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002110-24
datum uitspraak: 15 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juli 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-027804-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2023 te Schiphol, in elk geval in Nederland, op en/of in de omgeving van de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Folkstoneweg, als een in Nederland of in een andere lidstaat gevestigde vervoerder, beroepsvervoer heeft verricht, althans heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorvoertuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto (gekentekend [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ), zonder (geldige) daartoe verleende communautaire vergunning.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 4.000,00 waarvan € 2.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

De verdachte is op 1 februari 2023 onderworpen aan een algehele transport controle. Hij reed op dat moment in een voertuig dat uitsluitend werd gebruikt en was ingericht voor het vervoer van goederen. Hij beschikte niet over een eigen NIWO-vergunning maar toonde wel een NIWO-vergunning van de firma [bedrijf] B.V. Vast staat dat de verdachte op 31 januari 2023 in dienstbetrekking was van [bedrijf] B.V. en dat hij onder hun vergunning beroepsvervoer mocht verrichten. De verdachte heeft een getekende arbeidsovereenkomst overgelegd, inhoudende dat hij per 1 januari 2023 in dienst trad bij [bedrijf] B.V. en dat die arbeidsovereenkomst werd aangegaan voor de duur van één jaar, te weten tot en met 31 december 2023. Het enkele gegeven dat vanaf februari 2023 door die vennootschap geen loonheffing is afgedragen, is onvoldoende om vast te stellen dat de verdachte daar niet langer in dienst was. Gelet hierop is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. H.A. Stalenhoef en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 mei 2025.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.