ECLI:NL:GHAMS:2025:165

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
23-002021-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en mishandeling van twee vrouwen met psychische problematiek van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Amsterdam was veroordeeld voor verkrachting en mishandeling van twee vrouwen. De feiten vonden plaats op 24 oktober 2022 in Amsterdam, waar de verdachte door geweld en bedreiging een vrouw dwong tot seksuele handelingen en een andere vrouw mishandelde. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar en tbs met dwangverpleging. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was vanwege psychische problematiek, namelijk schizofrenie. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, tbs met voorwaarden en een maatregel tot gedragsbeïnvloeding. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte al meer tijd in detentie had doorgebracht dan de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002021-23
datum uitspraak: 23 januari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-276252-22 en
13-219669-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1997,
[detentieadres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 24 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [benadeelde], immers heeft hij, verdachte:

  • de keel/hals van voornoemde [benadeelde] vastgepakt en/of vastgehouden en/of dicht geknepen en/of dicht geknepen gehouden en/of
  • zijn hand over de mond en/of neus van voornoemde [benadeelde] gelegd en/of voornoemde mond en/of neus dicht gedrukt en/of dicht gedrukt gehouden en/of
  • voornoemde [benadeelde] de woorden toegevoegd: “Nu ga je stil zijn” en/of “Beweeg niet meer” en/of “Je moet je bek houden” en/of “Niemand kan/gaat jou helpen nu”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • zijn penis in de vagina van voornoemde [benadeelde] gebracht en/of geduwd en/of
  • voornoemde [benadeelde] (hiermee) in een situatie gebracht waarin zij bevroor en/of niet kon aangeven dat ze niet wilde dat verdachte voornoemde handelingen verrichte;
2 primair.hij op of omstreeks 24 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar voornoemde [benadeelde] is toegegaan, waarna hij, verdachte:
  • de keel/hals van voornoemde [benadeelde] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of dicht geknepen en/of dicht geknepen gehouden en/of
  • zijn hand over de mond van voornoemde [benadeelde] heeft gelegd en/of gelegd en/of voornoemde mond en/of neus dicht gedrukt en/of dicht gedrukt gehouden en/of
  • voornoemde [benadeelde] hierbij de woorden heeft toegevoegd: “Nu ga je stil zijn” en/of “Beweeg niet meer” en/of “Je moet je bek houden” en/of “niemand kan/gaat jou helpen nu”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.subsidiair.hij op of omstreeks 24 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [benadeelde]

  • (bij) de keel/hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of dicht geknepen en/of dicht geknepen gehouden en/of
  • een hand over haar mond en/of neus heeft gelegd en/of voornoemde mond en/of neus heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden,
ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.primair.hij op of omstreeks 24 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar voornoemde [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij, verdachte:

  • de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of dicht geknepen en/of dicht geknepen gehouden en/of
  • zijn hand over de mond van voornoemde [slachtoffer] gelegd en/of (vervolgens) de mond van voornoemde [slachtoffer] (met kracht) dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of
  • voornoemde [slachtoffer] hierbij de woorden heeft toegevoegd: “shut op bitch, stay quiet”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.subsidiair.hij op of omstreeks 24 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer]

  • (bij) de keel/hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of dicht geknepen en/of dicht geknepen gehouden en/of
  • een hand over haar mond heeft gelegd en/of (vervolgens) de mond (met kracht) dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een (iets) andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het verweer van de verdediging is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en
3 primair (zowel de pogingen tot doodslag als de pogingen tot zware mishandeling) is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 24 oktober 2022 te Amsterdam, door geweld en een andere feitelijkheid [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde], immers heeft hij, verdachte:

  • de keel van [benadeelde] vastgepakt en vastgehouden en dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden en
  • zijn hand over de mond en neus van [benadeelde] gelegd en die mond en neus dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden en
  • [benadeelde] de woorden toegevoegd: “Nu ga je stil zijn” en “Beweeg niet meer” en “Je moet je bek houden” en “Niemand kan/gaat jou helpen nu”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
  • zijn penis in de vagina van [benadeelde] geduwd en
  • [benadeelde] hiermee in een situatie gebracht waarin zij bevroor en niet kon aangeven dat ze niet wilde dat verdachte voornoemde handelingen verrichtte;

2.2 subsidiair.hij op 24 oktober 2022 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [benadeelde]

  • (bij) de keel heeft vastgepakt en vastgehouden en dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden en
  • een hand over haar mond en neus heeft gelegd en haar mond en neus heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden,
ten gevolge waarvan [benadeelde] pijn heeft ondervonden;

3.subsidiair.hij op 24 oktober 2022 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer]

  • (bij) de keel heeft vastgepakt en vastgehouden en dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden en
  • een hand over haar mond heeft gelegd en vervolgens de mond heeft dichtgedrukt,
ten gevolge waarvan [slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
Hetgeen onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
Nu de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid Sv:
een proces-verbaal van aangifte van 25 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [benadeelde], doorgenummerde pagina’s 1-3;
een proces-verbaal van aangifte van 27 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [benadeelde], los stuk;
een proces-verbaal van aangifte van 25 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer], doorgenummerde pagina’s 4-5;
een proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende de tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [slachtoffer], doorgenummerde pagina 6;
een proces-verbaal van verhoor slachtoffer van 26 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer], doorgenummerde pagina’s 7-9
de bekennende verklaringen van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van
16 november 2023 en 9 januari 2025.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 subsidiair en
3 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van verkrachting en mishandeling.
Het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf en maatregelen
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar. Daarnaast is de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast met het bevel dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd (verder: tbs met dwangverpleging).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Daarnaast heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de oplegging van tbs met dwangverpleging niet langer noodzakelijk is. Zij heeft gevorderd dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder voorwaarden ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen betreffende het gedrag van de verdachte (verder: tbs met voorwaarden), te weten de voorwaarden die in het reclasseringsadvies van 11 december 2024 zijn genoemd. De tbs met voorwaarden dient volgens de advocaat-generaal dadelijk uitvoerbaar verklaard te worden.
Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (verder afgekort als: GVM) als genoemd in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de oplegging van tbs met voorwaarden aangesloten bij de vordering van de advocaat-generaal. De oplegging van een GVM acht zij niet noodzakelijk, omdat die maatregel geen toegevoegde waarde heeft.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting en mishandeling van een vrouw die aan het werk was als sekswerker. Door aldus te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die tijdens de bewezenverklaarde feiten geen kant op kon en zich naar de aard van haar werk al in een kwetsbare positie bevond. Algemeen bekend is dat slachtoffers van dergelijke delicten nog lange tijd psychische gevolgen ondervinden. Zo ook bij dit slachtoffer, dat blijkens de overgelegde stukken nog altijd psychische klachten heeft en door het handelen van de verdachte met haar werk heeft moeten stoppen. Op dezelfde dag heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een andere vrouw, die eveneens aan het werk was als sekswerker, door haar keel dicht te knijpen en haar mond dicht te houden. Hiermee heeft hij bij haar pijn en gevoelens van paniek en doodsangst veroorzaakt.
Oplegging van straf
Het hof heeft gelet op de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd en die hun weerslag vinden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor een verkrachting met een beperkte mate van dwang al een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden genoemd. Daar komt in de onderhavige zaak bij dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee mishandelingen en dat hij, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
24 december 2024, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor meerdere zedendelicten. Gelet hierop acht het hof de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel geboden.
Het hof houdt evenwel in strafverminderende zin rekening met de geestelijke gesteldheid van de verdachte. Het hof heeft kennis genomen van de door een psycholoog en een psychiater opgemaakte
Pro Justitia-rapportages, geactualiseerd op respectievelijk 21 juni 2024 en 1 juli 2024. Beide deskundigen hebben de verdachte gediagnosticeerd met schizofrenie. Van die psychische problematiek was sprake tijdens de bewezenverklaarde feiten en die problematiek heeft de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloed. Beide deskundigen hebben het hof geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het hof neemt deze conclusies over en volgt het advies om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. In deze verminderde toerekening en het tijdsverloop in de strafzaak ziet het hof aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf (sterk) te matigen, maar het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechtbank opgelegde straf te laag. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
Oplegging van maatregelen
Ten behoeve van de vordering om de verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden en een GVM op te leggen, heeft het hof – naast de verklaring die reclasseringswerker [naam] ter terechtzitting van
9 januari 2025 heeft afgelegd – gelet op de volgende over de verdachte uitgebrachte rapportages:
  • een psychologisch Pro Justitia-rapport van 21 juni 2024, opgesteld door psycholoog R.A. Sterk;
  • een psychiatrisch Pro Justitia-rapport van 1 juli 2024, opgesteld door psychiater L.P.J. Röst;
  • een reclasseringsadvies tbs met voorwaarden van 11 december 2024, opgesteld door reclasseringswerker [naam].
Zoals hiervoor reeds is overwogen, blijkt uit de psychologische en psychiatrische rapportages dat de bij de verdachte gediagnosticeerde schizofrenie de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde heeft beïnvloed.
De psycholoog schat in dat op dit moment sprake is van een matige kans op herhaling. Over de kans op herhaling op middellange en lange termijn kan de psycholoog geen goede uitspraak doen, aangezien daarvoor relevant is of de verdachte gemotiveerd blijft voor behandeling en medicatie blijft gebruiken. De psycholoog stelt dat behandeling van de schizofrenie is aangewezen, met name om de verdachte zijn medicatie te laten nemen, maar ook om zijn ziekte-inzicht en -besef te verhogen, mede door middel van psycho-educatie. De verdachte heeft de neiging om de aard van zijn psychische problematiek te onderschatten en kan als gevolg hiervan afzien van medicatiegebruik, wat al snel kan leiden tot een psychotische decompensatie met een hoge kans op herhaling van delictgedrag tot gevolg. De psycholoog stelt dat verdachtes ziekte-inzicht en -besef gedurende zijn behandeling in het PPC, waarin de verdachte enige tijd geplaatst is geweest, lijken te zijn toegenomen. Om de behandeldoelen te realiseren acht de psycholoog een klinische behandeling in een forensische setting als een FPK aangewezen, gevolgd door een ambulant forensische behandelsetting en een begeleide woonvorm. Nu de verdachte al langere tijd vrijwillig medicatie gebruikt, waardoor de psychoses zijn verdwenen, en het eerder genoemde toegenomen ziekte-inzicht en -besef, wordt de maatregel tbs met dwangverpleging niet meer nodig geacht. Er kan worden volstaan met een maatregel tbs met voorwaarden, omdat de verdachte binnen dat kader voldoende adequaat behandeld kan worden om de kans op herhaling te minimaliseren.
De psychiater schat het recidiverisico bij het uitblijven van een adequaat behandelkader in als hoog. Een enkele behandeling door middel van medicatie acht de psychiater onvoldoende om het recidiverisico te doen afnemen. Behandeling moet gericht zijn op de sociale inbedding, zoals door aandacht op het verbeteren van verdachtes vaardigheden rondom het kunnen aangaan van gezonde intieme relaties en het vergroten van sociale vaardigheden in het algemeen. Ook zal er aandacht moeten zijn voor het feit dat de verdachte mogelijk een achterstand heeft opgelopen in het ontwikkelen van zijn sociale vaardigheden en in zijn ontwikkeling als volwassene. De psychiater acht het kader van bijzondere voorwaarden niet passend, gezien de meer chronische aard van de problematiek waarbij een langere (forensische) behandelduur mogelijk is en het kader ook dwingender is voor het geval dat de motivatie van de verdachte weer afneemt. De psychiater schat de maatregel van tbs met voorwaarden wel in als haalbaar en acht die ook passend om het recidiverisico afdoende te beperken, gezien verdachtes bereidheid tot behandeling en aangezien hij vrijwillig medicatie inneemt. De psychiater adviseert dan ook om tbs met voorwaarden op te leggen.
De reclassering adviseert eveneens de verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. De reclassering acht, conform de adviezen van de psycholoog en psychiater, een (klinische) behandeling noodzakelijk. Hoewel de verdachte zich – anders dan eerder – nu gemotiveerd opstelt, is een dwangkader noodzakelijk, omdat verdachtes motivatie in de toekomst zou kunnen afnemen, hetgeen kan leiden tot risicovol gedrag. Naast het inzetten van hulpverlening voor de psychische problematiek, is volgens de reclassering ook ondersteuning nodig voor het op orde stellen van praktische zaken. Na de klinische behandeling moet worden ingezet op inbedding in de maatschappij. Een tbs-maatregel met voorwaarden wordt haalbaar en uitvoerbaar geacht. De reclassering heeft een aantal voorwaarden geadviseerd die bij de tbs met voorwaarden gesteld kunnen worden en adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
De reclassering adviseert voorts de oplegging van een GVM, gezien de problematiek van de verdachte en de omstandigheid dat een langdurig traject nodig is. De GVM kan ten uitvoer worden gelegd indien de tbs-maatregel onvoldoende blijkt te zijn om te werken aan gedragsverandering, risicomanagement en/of inbedding in de maatschappij.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht, evenals de advocaat-generaal en de verdediging, gelet op de hiervoor genoemde adviezen, de oplegging van tbs met voorwaarden noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Het hof zal deze maatregel dan ook opleggen, onder de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, waarmee de verdachte zich akkoord heeft verklaard en die in het dictum van dit arrest zijn opgenomen.
Het hof overweegt met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr dat de tbs-maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan hierdoor de duur van 4 jaar te boven gaan.
Het hof acht termen aanwezig toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, Sr, en zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, nu het recidiverisico door de psycholoog en de reclassering wordt ingeschat als hoog en het hof het wenselijk acht dat de verdachte meteen, zonder dat hij na zijn voorlopige hechtenis op vrije voeten komt, behandeld kan worden.
Ten aanzien van de GVM overweegt het hof dat aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan, nu het hof de terbeschikkingstelling van verdachte gelast en de oplegging van deze maatregel naar het oordeel van het hof in het belang is van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen, nu de duur van de te gelasten tbs met voorwaarden onbekend is en bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico. Het hof zal daarom eveneens tot de oplegging van deze maatregel overgaan.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.485,00 en bestaat uit € 385,00 aan materiële schade en € 8.100,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.885,00, waarvan € 385,00 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering ten aanzien van de immateriële schade te matigen in verband met de beperkte financiële middelen van de verdachte. Voorts is het hof verzocht om de gijzeling, ten uitvoer te leggen bij gebreke van betaling en verhaal, te matigen tot één dag.
Overwegingen van het hof
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 385,00 gevorderd, ter vergoeding van de eigen bijdragen voor medicatie en psychische behandelingen die zij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten moest krijgen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks deze materiële schade heeft geleden. Dat de benadeelde partij € 385,00 aan eigen risico ten behoeve van haar zorgverzekering heeft moeten betalen, is immers een rechtstreeks gevolg van deze bewezenverklaarde, door de verdachte gepleegde feiten. De vordering komt het hof op dit punt niet onrechtmatig of ongegrond voor voor en is door de verdediging niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft in totaal een bedrag van € 8.100,00 gevorderd tot vergoeding van immateriële schade, vanwege enerzijds pijn veroorzaakt door de mishandeling en anderzijds psychische schade veroorzaakt door de verkrachting. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Uit de onderbouwing die door de benadeelde partij is gegeven, blijkt immers dat de benadeelde partij als gevolg van het feit een posttraumatische stressstoornis heeft opgelopen. Ook heeft zij pijn geleden. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen. Op grond van artikel 6:106 BW heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding. Het hof acht een bedrag van € 7.500,00 billijk en zal de vordering dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Ten aanzien van de verweren van de verdediging overweegt het hof nog dat de draagkracht van de verdachte bij de bepaling van de hoogte van het toe te wijzen bedrag geen rol kan spelen. Het gebrek aan draagkracht kan enkel in uitzonderlijke gevallen reden zijn om ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, maar van dergelijke omstandigheden is het hof niet gebleken. Ook ziet het hof geen aanleiding om de aan de beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij gekoppelde gijzeling te beperken tot één dag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 55, 57, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2020 met parketnummer 13-219669-19 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen. Ook de raadsvrouw heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen, nu de verdachte al meer tijd in detentie heeft doorgebracht dan hem door de rechtbank als gevangenisstraf is opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, terwijl hij inmiddels ruim 2 jaar en
3 maanden in detentie heeft doorgebracht. De duur van de voorlopige hechtenis heeft aldus de op te leggen gevangenisstraf met ruim 9 maanden overschreden. Gelet hierop acht het hof het niet opportuun om volgend op deze detentie nog een gevangenisstraf van 70 dagen ten uitvoer te laten leggen, waarvan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht immers niet wordt afgetrokken. Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • de verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • de verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o de verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o de verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o de verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o de verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
o de verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o de verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o de verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
  • als de reclassering dat nodig vindt en de verdachte daarmee instemt, kan de verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • de verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • de verdachte laat zich opnemen in [zorginstelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • de verdachte verleent zijn medewerking aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening, ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken;
  • de verdachte laat zich, na afloop van de klinische behandeling en indien dit door de reclassering nodig wordt geacht, behandelen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener. De behandeling start na afloop van de klinische behandeling. De behandeling duurt zo lang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • de verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
  • de verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
  • de verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers in onderhavige strafzaak, te weten [benadeelde] en [slachtoffer], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • de verdachte bevindt zich niet in het Wallengebied in Amsterdam zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • de verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • de verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Beveelt dat voormelde terbeschikkingstelling, de voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.885,00 (zevenduizend achthonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.885,00 (zevenduizend achthonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 74 (vierenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
24 oktober 2022.
Wijst afde vordering van de officier van justitie van het parket te Amsterdam van 29 november 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2020, parketnummer 13-219669-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.S. Ludwig en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 januari 2025.