ECLI:NL:GHAMS:2025:164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
23-000103-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie na overlijden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 december 2020. De zaak betreft een strafvervolging tegen een verdachte die op 10 november 2024 is overleden. Het hof heeft vastgesteld dat, volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvordering vervalt door de dood van de verdachte. Hierdoor is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.

De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar gezien de omstandigheden van het overlijden, heeft het hof besloten het vonnis te vernietigen. De benadeelde partij, die een vordering tot schadevergoeding had ingediend, is eveneens niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering. Het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij haar eigen kosten dient te dragen.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de raadsman aanwezig was. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De zaak benadrukt de juridische consequenties van het overlijden van een verdachte in het strafrecht en de impact daarvan op de vervolging door het openbaar ministerie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000103-21
datum uitspraak: 9 januari 2025
TEGENSPRAAK (raadsman verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-669019-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
[adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Blijkens een akte van overlijden van 12 november 2024 is de verdachte op 10 november 2024 in [plaats] overleden. Ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvordering door de dood van de verdachte. Hieruit volgt dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.S. Ludwig en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 januari 2025.