Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
3.De feiten
4.De beoordeling
grief 1betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte is uitgegaan van onjuiste en onvolledige vaststelling van feiten. Zo heeft de kantonrechter ten onrechte in de vaststelling van de feiten niet meegenomen dat [appellant] ten tijde van het afleggen van de verklaring bij de politie in een hevige gemoedstoestand verkeerde. [appellant] heeft zijn vader met hoofdletsel en in een zeer kritische toestand gezien. Zijn lichaam zat onder het bloed. De politie die ter plaatse was, heeft [appellant] gevraagd naar de toedracht van het incident. Hierop heeft [appellant] het volgende geantwoord:
“Ik ben de zoon van het slachtoffer. Ik had een conflict over geld. De mensen met wie ik het conflict had, kwamen bij mij thuis om erover te praten. Dat is helemaal uit de hand gelopen.”Het verhoor op het politiebureau vond ruim een uur later plaats, nadat de vader van [appellant] in gewonde toestand per ambulance naar het ziekenhuis was gebracht, aldus [appellant] .
Vast is komen te staan dat een probleem over geld zodanig uit de hand is gelopen dat diverse betrokkenen …. verwondingen hebben opgelopen”. Daarmee heeft het hof niets overwogen met betrekking tot een geldleningsovereenkomst maar slechts vastgesteld dat er een probleem was met geld. Deze vaststelling is in lijn met hetgeen [appellant] heeft verklaard aan de verbalisant die ter plaatse van het delict was. Partijen hebben samen geld uitgegeven, maar bij het uitgeven van geldbedragen is nooit erover gesproken dat [appellant] op enig moment geld zou moeten terugbetalen, net zo min dat [geïntimeerde] door [appellant] uitgegeven geld zou moeten terugbetalen aan laatstgenoemde. Van een geldleningsovereenkomst is volgens [appellant] dan ook geen sprake geweest.
grief 3betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte de aangeboden getuigen niet heeft gehoord. De kantonrechter heeft weinig tot geen aandacht besteed aan de door [appellant] ingebrachte schriftelijke verklaring van [naam ] , terwijl uit die verklaring volgt dat [geïntimeerde] vrijwillig het geld samen met [appellant] en zijn andere vrienden heeft uitgegeven. De reden dat [appellant] ten overstaan van de politie niet heeft willen verklaren waaraan het geld is besteed, is dat hij samen met [geïntimeerde] het geld heeft uitgegeven aan activiteiten als gokken en het bezoeken van clubs en prostituees. [appellant] was bang dat, als dit naar buiten zou komen, hij nog meer problemen zou krijgen met zijn familie.