ECLI:NL:GHAMS:2025:1627

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
200.314.744/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele procedure tussen Welna6 B.V. en geïntimeerden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een hoger beroep van Welna6 B.V. tegen twee geïntimeerden. De zaak betreft de benoeming van een deskundige in een civiele procedure. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 1 april 2025, waarin partijen werd gevraagd om in te stemmen met de benoeming van een deskundige. Welna6 heeft ingestemd met de benoeming, terwijl de geïntimeerden bezwaren hebben geuit tegen de voorgestelde deskundige, de heer [naam 1]. Het hof heeft in het arrest van 24 juni 2025 besloten om de heer drs. ing. T.G. Krol R.A. als deskundige te benoemen, en heeft de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 48.400,-, te verdelen over beide partijen. Het hof heeft ook de vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden met betrekking tot de projectadministratie van Welna6 en de bezwaren van de geïntimeerden. De partijen zijn verplicht om de deskundige alle benodigde informatie te verstrekken en de deskundige moet zijn bevindingen voor 28 oktober 2025 indienen. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot het deskundigenbericht is ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.314.744/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/690824 / HA ZA 20-1006
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 juni 2025
inzake
WELNA6 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. R.M. Berendsen te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonende te [plaats] ,
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. L.M. Ravenstijn te Amsterdam.
Appellante zal hierna Welna6 worden genoemd. Geïntimeerde sub 1 zal hierna [geïntimeerde 1] , geïntimeerde sub 2 [geïntimeerde 2] en geïntimeerden gezamenlijk zullen [geïntimeerden] worden genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het door het hof gewezen tussenarrest van 1 april 2025;
- een e-mail/akte van 29 april 2025 van [geïntimeerden] ;
- een akte na arrest van 29 april 2025 van Welna6.
1.2
Vervolgens heeft het hof wederom arrest bepaald.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

Persoon van de deskundige
2.1
In het tussenarrest van 1 april 2025 heeft het hof partijen verzocht om – indien zij niet kunnen instemmen met de persoon van de door het hof voorgestelde deskundige en/of de hoogte van het voorschot – zich daarover bij akte uit te laten. Het hof heeft partijen daarbij nadrukkelijk in overweging gegeven om – indien zij bezwaren hebben tegen de persoon van de deskundige en/of de hoogte van het voorschot – alsnog gezamenlijk een andere deskundige van het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (hierna: LRGD) voor te stellen.
2.2
Bij akte van 29 april 2025 heeft Welna6 laten weten dat zij akkoord gaat met de door het hof te benoemen deskundige en het te bepalen voorschot.
2.3
[geïntimeerden] hebben daarentegen in hun akte van 29 april 2025 aangegeven het met de voorgestane keuze van het hof niet zonder meer eens te zijn. Zij stellen wederom voor om de heer [naam 1] als deskundige te benoemen, aangezien deze RA aanzienlijk minder kost dan de voorgestelde € 48.400,-. Als alternatief willen [geïntimeerden] in samenspraak met Welna6 gezamenlijk een RA aanwijzen uit het LRGD.
2.4
Het hof constateert dat [geïntimeerden] in hun akte na arrest van 1 oktober 2024 reeds hebben voorgesteld om de heer [naam 1] als deskundige te benoemen. Welna6 heeft in haar akte na arrest van 1 oktober 2024 bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de heer [naam 1] als deskundige, omdat zij van mening is dat deze door [geïntimeerden] al eerder ingeschakelde partijdeskundige niet onafhankelijk is en hij ook niet in het LRGD is ingeschreven. In haar akte van 29 april 2025 heeft Welna6 verwezen naar haar eerdere akte en daarmee – naar het hof begrijpt – haar bezwaren tegen de benoeming van de heer [naam 1] gehandhaafd. Het hof ziet geen aanleiding om alsnog de heer [naam 1] als deskundige te benoemen. Het hof heeft in het tussenarrest van 1 april 2025 partijen nadrukkelijk in overweging gegeven om – indien zij bezwaren hebben tegen de persoon van de deskundige en/of de hoogte van het voorschot – alsnog gezamenlijk een andere deskundige van het Landelijk Register van Gerechtelijke deskundigen voor te stellen. De heer [naam 1] is geen deskundige waar partijen het over eens zijn en Welna6 heeft haar bezwaren tegen de benoeming van de heer [naam 1] gehandhaafd, zodat hij niet is aan te merken als een gezamenlijk en bij het LRGD ingeschreven voorgestelde deskundige.
2.5
Het hof ziet evenmin aanleiding om partijen wederom in de gelegenheid te stellen om in samenspraak een registeraccountant aan te wijzen uit het LRGD. Het hof heeft partijen hiertoe reeds in de gelegenheid gesteld in het tussenarrest van 1 april 2025 en het had op de weg van partijen gelegen om dit bij hun aktes van 29 april 2025 te doen, hetgeen niet is gebeurd. Bovendien heeft Welna6 in haar akte van 29 april 2025 aangegeven dat het vóór het nemen van de akte van Welna6 van 1 oktober 2024 niet mogelijk is gebleken om met [geïntimeerden] of hun advocaat te overleggen over de persoon van de te benoemen deskundige en dat dit na het arrest van 1 april 2025 ook niet mogelijk is gebleken. Tegen deze achtergrond acht het hof het niet aannemelijk dat het partijen - na het verlenen van een nadere termijn – wel zal lukken om alsnog gezamenlijk een andere deskundige van het LRGD voor te stellen.
2.6
Het hof blijft dan ook bij de (voorgenomen) benoeming van [naam 2] als deskundige en zal overgaan tot definitieve benoeming. Het hof handhaaft eveneens de in het tussenvonnis van 1 april 2025 verwoorde vraagstelling.
De aan de deskundige te stellen vragen
2.7
Het hof bepaalt dat de deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de volgende vragen:
- Wat kunt u zeggen over de juistheid van de projectadministratie van Welna6?
- Wat kunt u in het bijzonder zeggen over de juistheid van de volgende posten en de door [geïntimeerden] hiertegen aangevoerde bezwaren:
Post
Bedrag
Bezwaar [geïntimeerden]
1.
B.V. Raadgevend Ingenieurs
€ 121.716,93
Welna6 had op grond van de afspraken deze werkzaamheden zelf moeten uitvoeren.
2.
Welna6
€ 121.000,--
€ 121.000,--
Welna6 zou optreden als aannemer/ontwikkelaar en daarmee een deel van de winst krijgen. Dit is ten onrechte ontvangen doordat zij de werkzaamheden niet zelf heeft uitgevoerd.
3.
Website Amstelspiegel Welnastraat
€ 11.743,--
Deze kosten zijn buiten proportioneel hoog
4.
Constructie
€ 25.034,90
Dit bedrag kan niet juist zijn, het is te hoog.
5.
Factuur Hazet, factuurnummer
958-2017038-9651
€ 11.011,--
Deze post is tweemaal opgenomen met hetzelfde factuurnummer en hetzelfde bedrag.
8.
Door het opvoeren van de stichtingskosten is teveel rente betaald.
[geïntimeerden] wensen zich hierover nader bij akte uit te laten, dan wel verzoeken verwijzing naar de schadestaatprocedure
9.
Creditering vooropdrachten t/m V22002989
€ 1.512.784,11
[geïntimeerden] stellen vraagtekens bij deze creditering. Hoe verhoudt zich dit tot de rente opbouw en afrekening?
10.
Kosten directievoering
Deze kosten zijn veel te hoog opgevoerd. Nadere stukken zijn nodig om de (on)juistheid van de opgevoerde kosten te verifiëren. Bovendien zijn de kosten ten onrechte per factuur doorbelast.
- Zijn er nog andere posten onjuist opgevoerd, dubbel geteld of kostenposten ten onrechte als stichtingskosten opgevoerd?
- Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
Raadsheer-commissaris
2.8
Het hof zal tot raadsheer-commissaris benoemen mr. O.G.H. Milar. Het hof zal bepalen dat de deskundige het onderzoek in beginsel zelfstandig zal verrichten, maar als de raadsheer-commissaris daarvoor aanleiding ziet, onder zijn leiding.
Communicatie
2.9
Indien de deskundige vragen heeft over de uitvoering van het onderzoek, kan hij zich wenden tot de raadsheer-commissaris via de griffie van het hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, Team handelsrecht), onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer. De griffie of de raadsheer-commissaris zal de deskundige berichten.
Voorschot
2.1
Zoals in (rechtsoverweging 4.29 van) het tussenarrest van 6 augustus 2024 is bepaald, dient het voorschot voor de kosten van de deskundige te worden gedragen door beide partijen, ieder voor de helft.
Zoals in rechtsoverweging 2.3 van het tussenarrest van 1 april 2025 is bepaald, bedraagt de kostenbegroting € 48.400,00 inclusief 21% BTW.
2.11
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op deze kostenbegroting en hebben niets aangevoerd waaruit blijkt dat deze begroting (veel) te ruim zal zijn. [geïntimeerden] hebben slechts aangevoerd dat de heer [naam 1] aanzienlijk minder kost dan de voorgestelde € 48.400,--, maar zij lichten dit verder niet (met stukken onderbouwd) toe. Het hof ziet daarom geen aanleiding om van het door de deskundige geraamde voorschot af te wijken.
2.12
Het hof zal bepalen dat voorafgaand aan het deskundigenonderzoek door ieder der partijen een voorschot ter hoogte van het bedrag van € 24.200,-- (inclusief BTW) voor de kosten van de deskundige voldaan moet worden.
Vervolg van de procedure
2.13
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 2.7 van dit arrest geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundige:
de heer drs. ing. T.G. Krol R.A.,
verbonden aan HKA Global Nederlands B.V.
Mr. Treublaan 7
1097 DP [plaats]
e-mail: TjeerdKrol@hka.com
Telefoon: 06-31670501
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat beide partijen vóór 22 juli 2025 kopieën van de gedingstukken aan de deskundige zullen doen toekomen, alsmede, na een verzoek daartoe van de deskundige, de andere door deze noodzakelijk geachte stukken, voor zover mogelijk;
beveelt partijen om aan de deskundige alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
wijst de deskundige op het bepaalde in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name op de verplichting om bij het onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en om in het schriftelijk bericht te doen blijken dat aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de inhoud van de opmerkingen en/of verzoeken;
bepaalt dat de deskundige zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen zal wenden tot mr. O..G.H. Milar, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
bepaalt dat de deskundige een voorschot toekomt van € 48.400,- (inclusief BTW);
bepaalt dat iedere partij als voorschot op de kosten van de deskundige voornoemd bedrag € 24.200,- dient te voldoen. Partijen zullen daarvoor van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota ontvangen met betaalinstructies. Het bedrag moet worden voldaan binnen twee weken na ontvangst van die nota;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het desbetreffende voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen;
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk, ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van het hof vóór 28 oktober 2025;
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit bericht zijn declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van zaaknummer 200.314.744/01;
verwijst de zaak naar de rol van 28 oktober 2025 voor deskundigenbericht;
bepaalt dat partijen vier weken daarna bij memorie gelijktijdig op het deskundigenbericht zullen kunnen reageren en dat zij vervolgens vier weken daarna op elkaars memories kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, E. Loesberg en C.B.M. Scholten van Aschat en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.