ECLI:NL:GHAMS:2025:1608

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
23-000758-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het handelen in cocaïne en vuurwapens met gevangenisstraf van 8 jaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het handelen in cocaïne, het voorbereiden van een cocaïnetransport, het voorhanden hebben van vuurwapens en het onderhandelen over de verkoop van een vuurwapen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat leidde tot de ontdekking van een grootschalige cocaïnehandel en het bezit van meerdere vuurwapens. De verdachte had in de periode van 2020 tot 2023 actief deelgenomen aan de handel in cocaïne en had wapens voorhanden, waaronder een AK-47 en een Glock. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en vuurwapens, en heeft de eerdere vrijspraak van enkele feiten vernietigd. De advocaat-generaal had een hogere straf geëist, maar het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten, wat als strafverzwarend is meegewogen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde vrijspraken en heeft de onderliggende feiten en omstandigheden grondig gewogen in de uitspraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000758-24
Datum uitspraak: 21 mei 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 maart 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-127671-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1985,
thans gedetineerd in [detentieadres] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Ontvankelijkheid van de verdachte en het openbaar ministerie in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland veroordeeld voor het onder 1, 3 (tweede, en vijfde tot en met tiende gedachtestreepje) , 4, 5, 6 en 7 en is vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 en 3 (eerste, derde en vierde gedachtestreepje) is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van feit 2 en feit 3 (eerste, derde en vierde gedachtestreepje).
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het als feit 2 en feit 3 (eerste, derde en vierde gedachtestreepje) tenlastegelegde.
Het openbaar ministerie heeft onbeperkt appel ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Het appel is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van feit 2 en feit 3 (eerste, derde en vierde gedachtestreepje). Uit zowel de appelschriftuur als uit de mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting volgt dat het hoger beroep van het openbaar ministerie niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 3 (eerste, derde en vierde gedachtestreepje). In zoverre heeft het openbaar ministerie geen belang (meer) bij het hoger beroep. Nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met onderzoek ter zake van dit feit in hoger beroep, zal het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen het onder feit 3 (eerste, derde en vierde gedachtestreepje) tenlastegelegde.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
[PV chats [persoon 1] en [persoon 2] onder A: voorhanden hebben van een AK-47 , een Glock 17 en een Walther PPQ]
hij op of omstreeks 7 april 2020 te Heemskerk, in ieder geval in Nederland, (zonder verlof)
één of meer wapens van categorie III onderdeel 1° (vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen voor zover zij niet vallen onder categorie II sub 2°, 3° of 6°) (te weten:
een pistool (merk: Glock, model 17) en/of
een pistool (merk: Walther, model PPQ)) en/of
een wapen van categorie II onderdeel 2° (vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren) (te weten:
een aanvalsgeweer (AK-47)) voorhanden heeft gehad;
2. pimair
[PV chats [persoon 1] en [persoon 2] , onder B en C: meermalen met 3 auto’s vervoeren van hoeveelheden “colo”, in totaal ca. 72 kilogram, en (dus) het op voorraad hebben van die hoeveelheden] hij op of omstreeks 8 april 2020 te Amsterdam en/of te Heemskerk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne (tot een totaal van ongeveer 72 kilogram), zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. subsidiair
hij in de periode van 7 tot en met 8 april 2020 te Amsterdam en/of te Heemskerk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het verkopen, afleveren, verstrekken en /of vervoeren van ongeveer 72 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 en/of een hoeveelheid van een middel zoals genoemd in lijst 1 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich met één of meer anderen, althans alleen, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat die bestemd was/waren voor het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of (een van) zijn mededaders:
-met de verkopers contact gehad over de af te nemen hoeveelheid cocaïne en het tijdstip waarop de cocaïne kan worden opgehaald;
-onderling, al dan niet middels encrypted communicatie, contact gehad over:
o het moment van het ophalen van de cocaïne;
o de wijze van vervoer van de cocaïne;
o de financiering van (een deel van) de cocaïne;
o de (door)verkoop van (een deel van) de cocaïne;
-(met (geprepareerde) auto’s) bijeen zijn gekomen om de cocaïne op te halen;
3.
[PV chats [persoon 1] en [persoon 2] , onder C, D, E, F en PV chats [nummer 1] onder A,B,C,D, en E: meermalen verkopen van blokken cocaïne in de periode van 8 april 2020 tot en met 2 maart 2021]
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2020 tot en met 21 april 2021 te Heemskerk en/of te Cuijck en/of te Akersloot en/of te Alkmaar, in elk geval (telkens) in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt en/of afgeleverd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne (te weten:
-[PV chats [persoon 1] en [persoon 2] onder D] op of omstreeks 11 april 2020 aan de gebruiker van het account [account 2] “6 stuks”, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- [ PV chats [persoon 1] en [persoon 2] onder F] op of omstreeks 21 april 2020 aan de gebruiker van het account [account 3] “9st somex” althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- [ PV chats [nummer 1] onder A] op of omstreeks 3 februari 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 2] 1 blok (stempel “LULA”), althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of - [PV chats [nummer 1] onder B] op of omstreeks 17 februari 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 2] 1 blok (stempel “111”), althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- [ PV chats [nummer 1] onder C] op of omstreeks 2 maart 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 2] 1 blok (“in kaasvorm”), althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- [ PV chats [nummer 1] onder D] op of omstreeks 12 februari 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 3] 1 blok (stempel van een kroon), althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- [ PV chats [nummer 1] onder E] op of omstreeks 4 februari 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 4] 1 blok, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne),
zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
[PV chats [persoon 1] en [persoon 2] , onder H: het op voorraad hebben van 34 blokken cocaïne]
hij op of omstreeks 27 april 2020 te Heemskerk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
34 blokken, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
[PV chats [persoon 1] en [persoon 2] , onder L: handel en/of makelaardij in een niet-automatische vuurwapen]
hij op of omstreeks 04 mei 2020 te Heemskerk, in ieder geval in Nederland, zonder erkenning
één of meer wapens of munitie in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking heeft gesteld en/of heeft verhandeld, en/of
heeft onderhandeld over en/of (een) transactie(s) heeft geregeld voor de aankoop en/of verkoop en/of levering van één of meer wapens of munitie,
en het/de feit(en) heeft begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III onderdeel 1° (vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen voor zover zij niet vallen onder categorie II sub 2°, 3° of 6°) (te weten:
- [ PV chats [persoon 1] en [persoon 2] , onder H] een revolver (merk: Zastava, type: Magnum 357));
6.
[Aanwezig hebben 2 blokken cocaïne in de woning op de dag van de aanhouding]
hij op of omstreeks 18 juli 2023 te Heemskerk, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2 blokken, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
[Voorhanden hebben pistool in de woning op de dag van de aanhouding]
hij op of omstreeks 18 juli 2023 te Heemskerk één wapen van categorie III onderdeel 1° (vuurwapen in de vorm van geweren, revolvers en pistolen voor zover zij niet vallen onder categorie II sub 2°, 3° of 6°) (te weten:
een pistool)
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde

Hoewel uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de inhoud van het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte zich concreet bezig heeft gehouden met het voorbereiden van een grootschalig cocaïnetransport en het hof in het dossier aanwijzingen ziet dat dit transport daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, kan het hof niet met een voor de bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte, als (mede)pleger, 72 kilo cocaïne heeft vervoerd, dan wel aanwezig heeft gehad.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat hij, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging hiervan moet worden vrijgesproken.

Standpunten van partijen ten aanzien van de overige feiten

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht, kort en zakelijk weergegeven, de verdachte vrij te spreken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde wegens gebrek aan bewijs dat de verdachte 72 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd. Inzake het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman nog gesteld dat geen sprake is van een voltooid delict. De verdachte heeft wel afspraken gemaakt met anderen over het vervoer van cocaïne, maar uit het dossier blijkt niet dat dit vervoer daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Er is sprake van een vrijwillige terugtred.
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 5 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd, dat slechts sprake is van één relevante chat over één vuurwapen. Alleen al daarom is geen sprake van makelaardij in (meerdere) wapens. Evenmin kan het tenlastegelegde zinsdeel ‘in de uitoefening van een bedrijf’ worden bewezenverklaard, nu uit de enkele chat op 4 mei 2020 niet kan worden afgeleid dat de verdachte ‘het vaste voornemen had hetzelfde feit nogmaals te begaan met het oog op financieel gewin’.
De overige chats, foto’s en prijzen die zich in het dossier bevinden over wapens en munitie, waren volgens de raadsman enkel pochen en stoer doen van de verdachte.
Ten slotte heeft de raadsman het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 6 tenlastegelegde, aangezien niet kan worden vastgesteld dat hij de beschikkingsmacht heeft gehad over de 2 blokken cocaïne die in zijn woning zijn aangetroffen. De blokken zijn weliswaar met zijn toestemming door een ander in zijn woning neergelegd, maar de verdachte was op dat moment op vakantie en de afspraak was dat de cocaïne weg zou zijn voordat hij weer thuis zou zijn.
Ten aanzien van hetgeen overigens is tenlastegelegd refereert de raadsman zich aan het oordeel van het hof, nu de verdachte heeft erkend dat hij de gebruiker was van het SKY account [nummer 1] en de EncroChat accounts [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] en heeft bekend dat hij het onder 1, 3 (met uitzondering van de gedachtestreepjes één, drie en vier), 4 en 7 tenlastegelegde heeft gepleegd.

Bewijsoverwegingen

Het onder2 subsidiair tenlastegelegde
Uit de inhoud van het dossier blijkt het volgende. Op 7 en 8 april 2020 heeft de verdachte samen met een ander, met de naam [persoon 3] , versleutelde chat berichten uitgewisseld over een grote partij cocaïne die zou worden opgehaald in de Bijlmer, met drie auto’s. De verdachte zou daarvoor zijn VW Golf gebruiken en een derde, ‘ [persoon 4] ’, zou ook een auto besturen. De verdachte heeft in hoger beroep deze gang van zaken bevestigd en heeft verklaard dat de beide auto’s over een verborgen ruimte beschikten en dat in iedere auto ongeveer 14 tot 15 kilo cocaïne zou worden vervoerd. Met twee maal rijden zou een partij van ongeveer 100 kilo kunnen worden opgehaald. Later was volgens de verdachte sprake van een partij van 60 of 70 kilo.
In de chats wordt gesproken over de kwaliteit en de prijs per kilo en mogelijke afnemers en de verdeling van de cocaïne over de auto’s. De verdachte geeft aan dat hij een afnemer heeft voor 40 stuks en dat hij ‘echt spullen moet hebben, vandaag’. De verdachte bericht ook dat hij geld kan regelen, uit Wenen, en dat dit ook al onderweg is. [persoon 3] heeft een tijd afgesproken met de leverancier. De verdachte is naar [persoon 3] gereden en stond volgens afspraak bij hem voor de deur.
Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat [persoon 3] uiteindelijk een andere deal heeft gesloten met de leverancier: de gehele partij zou in één keer door de leverancier aan [persoon 3] zijn geleverd. Daar heeft de verdachte geen enkele betrokkenheid bij gehad en hij weet ook niet of de partij daadwerkelijk is geleverd.
Het hof stelt voorop dat het tenlastegelegde is toegesneden op artikel 10a van de Opiumwet. In dit artikel is het handelen ter voorbereiding en/of bevordering van misdrijven zoals bedoeld in artikel 10, leden 4 en 5, van de Opiumwet zelfstandig strafbaar gesteld. De gedraging die dient ter voorbereiding van een dergelijk misdrijf hoeft niet (een begin van) de uitvoering van het feit op te leveren.
Op grond van de inhoud van de chats en de eigen verklaring van de verdachte in hoger beroep, is het hof van oordeel dat zijn gedragingen kunnen worden aangemerkt als het medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van een feit als bedoeld in artikel 10, lid 4, van de Opiumwet. De omstandigheid dat de deal zoals de verdachte voor ogen had mogelijk niet is doorgegaan, maakt dat, gelet op het voorgaande, niet anders. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Het onder 5 tenlastegelegde
Op 4 en 5 mei 2020 heeft de verdachte gechat met de gebruiker van het EncroChat account [account 1], die hem vraagt of hij nog ‘ijzer’ heeft. De verdachte heeft [account 1] een revolver aangeboden van het merk Zastava en type Magnum 357 voor de prijs van € 2.250,00.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte deze gang van zaken bevestigd. Hij heeft daarbij opgemerkt dat hij in dit geval enkel als tussenpersoon is opgetreden, bij wijze van gunst. Hij heeft geen geld verdiend aan deze transactie.
Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte desgevraagd ook verklaard dat hij op 7 april 2020 drie wapens voorhanden had (zoals onder 1 tenlastegelegd). Eén daarvan, een pistool van het merk Glock, heeft hij voor € 3.500,00 verkocht aan [persoon 3] . Die transactie blijkt ook uit een chatgesprek op 7 april 2020. In datzelfde gesprek heeft de verdachte bericht welke andere wapens hij heeft, laat hij weten wapens uit Tsjechië te verwachten en zegt hij dat hij heeft gevraagd om veel Glock 19 en dat er Glocks 17 en P365’s komen. Volgens de verdachte (in de chats) gaan de Glocks makkelijk en hij zegt de ‘CZ en Walthers gingen ook wel hoor, 40 st alsnog van gedaan’. In een chat met de gebruiker van het EncroChat account bigfixer vraagt de verdachte later die dag om twee magazijnen ‘bij die AK’. De verdachte vertelt bigfixer dat hij een AK-47 gaat verkopen voor € 2.500,00, met vier clips en 130 kogels.
Tussen 23 en 25 januari 2021 heeft de verdachte chatberichten over prijzen van wapens en foto’s van wapens en van een prijslijst van wapens uitgewisseld met de gebruiker van het SKY account [nummer 5] .
Het tenlastegelegde is toegesneden op artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (WWM). Het begrip ‘in de uitoefening van een bedrijf’ in de zin van dit artikel betreft mede het handelen door particulieren. Daarbij moet het gaan om commerciële of professionele activiteiten in ruime zin. [1]
Het hof stelt vast dat de verdachte op of omstreeks 4 mei 2020 heeft onderhandeld over de verkoop van een vuurwapen, waarbij een prijs is genoemd. In het licht van de overige chatberichten zoals beschreven, is het hof van oordeel dat deze onderhandeling niet op zichzelf staat, maar plaats vindt in een periode waarin de verdachte structureel vuurwapens en munitie heeft verhandeld. De stelling van de verdachte dat in de chats voornamelijk sprake was van grootspraak is niet onderbouwd en blijkt overigens op geen enkele manier uit het dossier. Integendeel, uit het dossier komt naar voren dat de verdachte anderen benaderde voor de in- en verkoop van wapens en munitie en dat hij door anderen werd benaderd voor de verkoop van wapens en munitie en dat de verdachte daar geld aan verdiende.
Al met al is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als commerciële activiteiten en dat hij daarom, in de uitoefening van een bedrijf, heeft onderhandeld over verkoop van een vuurwapen zoals tenlastegelegd.
De stelling van de raadsman dat voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is vereist dat in de tenlastelegging meerdere handelingen en/of wapens worden genoemd, vindt geen steun in het recht.
Het onder 6 tenlastegelegde
Op 18 juli 2023 zijn in de woning van de verdachte twee blokken cocaïne aangetroffen. De verdachte heeft, naar eigen zeggen, tijdens zijn vakantie in het buitenland iemand toestemming gegeven diens cocaïne in de woning van de verdachte te leggen. Hij heeft deze persoon toegang tot zijn (beveiligde) woning verleend door hem te voorzien van een speciale sleutel.
Wat er ook zij van deze verklaring van de verdachte, vast staat dat de twee blokken cocaïne in de aan de verdachte toebehorende woning lagen - de woning waar de verdachte zijn feitelijke woonplaats had en waarvan de verdachte gedurende de hele periode over een sleutel beschikte – en dat de verdachte daarvan op de hoogte was. Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben in de zin van de Opiumwet is niet noodzakelijk dat de cocaïne de verdachte toebehoorde, noch dat hij daarover enige beschikkings- en of beheersbevoegdheid had. Voldoende is dat de cocaïne zich in zijn machtssfeer bevond; hij wist ervan en hij had er feitelijke macht over. Dat hij zou hebben afgesproken dat de cocaïne bij zijn terugkeer niet meer in de woning zou liggen, maakt dat niet anders. Het hof is daarom van oordeel dat de verdachte de twee blokken cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad zoals tenlastegelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 april 2020 in Nederland wapens van categorie III onderdeel 1° te weten:
een pistool (merk: Glock) en
een pistool (merk: Walther, model PPQ) en
een wapen van categorie II onderdeel 2° te weten:
een aanvalsgeweer (AK-47), voorhanden heeft gehad;
2. subsidiair
hij in de periode van 7 tot en met 8 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich met één of meer anderen, middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die bestemd waren voor het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of zijn mededaders:
- met de verkopers contact gehad over de af te nemen hoeveelheid cocaïne en het tijdstip waarop de cocaïne kan worden opgehaald;
- onderling, al dan niet middels encrypted communicatie, contact gehad over:
o het moment van het ophalen van de cocaïne;
o de wijze van vervoer van de cocaïne;
o de financiering van (een deel van) de cocaïne;
o de (door)verkoop van (een deel van) de cocaïne;
- met geprepareerde auto’s bijeen zijn gekomen om de cocaïne op te halen;
3.
hij in de periode van 11 april 2020 tot en met 2 maart 2021 in Nederland, meermalen, opzettelijk heeft verkocht, verstrekt en afgeleverd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, te weten:
- op 11 april 2020 aan de gebruiker van het account [account 2] “6 stuks” van een materiaal bevattende cocaïne en
- op 21 april 2020 aan de gebruiker van het account [account 3] “9st somex” van een materiaal bevattende cocaïne en
- omstreeks 3 februari 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 2] 1 blok (stempel “LULA”) van een materiaal bevattende cocaïne en
- op 17 februari 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 2] 1 blok (stempel “111”) van een materiaal bevattende cocaïne en
- op 2 maart 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 2] 1 blok (“in kaasvorm”) van een materiaal bevattende cocaïne en
- op 12 februari 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 3] 1 blok (stempel van een kroon) van een materiaal bevattende cocaïne en
- op 4 februari 2021 aan de gebruiker van het account [nummer 4] 1 blok van een materiaal bevattende cocaïne;
4.
hij op 27 april 2020 in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad 34 blokken van een materiaal bevattende cocaïne;
5.
hij op of omstreeks 4 mei 2020 in Nederland, zonder erkenning, in de uitoefening van een bedrijf,
heeft onderhandeld over de verkoop van een wapen,
en het feit heeft begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III onderdeel 1°, te weten een revolver (merk: Zastava, type: Magnum 357);
6.
hij op 18 juli 2023 te Heemskerk, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2 blokken van een materiaal bevattende cocaïne;
7.
hij op 18 juli 2023 te Heemskerk een wapen van categorie III onderdeel 1° te weten
een pistool, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
door vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, onderdeel a van de Wet wapens en munitie.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft het hof verzocht de straf te matigen tot een gevangenisstraf van 6 jaren. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de feiten oud zijn en dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven. De verdachte krijgt steun van zijn familie en gezin en na detentie zou hij weer aan de slag kunnen bij zijn voormalig werkgever. Voorts heeft de raadsman gewezen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de omstandigheid dat in dit geval geen procesafspraken tot stand zijn gekomen met het openbaar ministerie (hetgeen volgens de raadsman doorgaans resulteert in een lagere straf). De raadsman heeft ten slotte, in het kader van de strafmaat, het volgende opgemerkt. De 34 blokken cocaïne die de verdachte aanwezig had zoals tenlastegelegd onder 4 waren niet van hem en het pistool dat op
18 juli 2023 in zijn woning is aangetroffen (tenlastegelegd onder 7), is waarschijnlijk hetzelfde wapen (merk Walther, model PPQ) dat hij op 7 april 2020 voorhanden heeft gehad (tenlastegelegd onder 1).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een periode van drie jaren op grote schaal cocaïne aanwezig gehad en verkocht.
Bovendien acht het hof, anders dan de rechtbank, bewezen dat hij samen met anderen voorbereidingen heeft getroffen voor een cocaïnetransport van aanzienlijke omvang.
Verder heeft de verdachte (automatische) vuurwapens voorhanden gehad en heeft hij zich schuldig gemaakt aan het illegaal onderhandelen over de verkoop van een revolver.
Het aantal kilo’s cocaïne dat de verdachte voorhanden heeft gehad, dan wel heeft getracht te verkrijgen, duidt er zonder meer op dat het daarbij steeds om een voor grootschalige handel bestemde hoeveelheid ging. Met de verboden handel in harddrugs - die veel slachtoffers maakt - worden grote winsten gemaakt. Bovendien gaat de verspreiding van en handel in cocaïne gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder levensdelicten. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij hier - enkel uit winstbejag - aan heeft bijgedragen. Verder brengt de ongeoorloofde handel in en het bezit van vuurwapens onaanvaardbare risico’s met zich voor de veiligheid van de samenleving als geheel en personen in het bijzonder. De verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot het verkopen van harddrugs en het voorhanden hebben en overdragen van (automatische) vuurwapens. Ook heeft het hof acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het hof acht de zeven bewezen verklaarde feiten bijzonder ernstig en is van oordeel dat in dit geval in beginsel een vrijheidsbeneming van 8 jaren gerechtvaardigd is.
Het hof kan niet vaststellen dat het Walther PPQ pistool dat op 18 juli 2023 in de woning van de verdachte is aangetroffen hetzelfde wapen is als de PPQ waar de verdachte - ruim drie jaren eerder - op
7 april 2020 over spreekt in een chatgesprek met [persoon 3] . In het dossier bevinden zich immers ook chatgesprekken waarin de verdachte spreekt over meerdere Walther PPQ 's. Het hof zal hiermee derhalve niet in strafmatigende zin rekening houden.
Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de 34 blokken cocaïne die verdachte aanwezig had zoals bewezenverklaard onder 4 mogelijk niet van hem zelf waren.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 april 2024 is hij eerder, in Nederland en in Zweden, ter zake van aan de Opiumwet gerelateerde delicten onherroepelijk veroordeeld. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat dit een strafverzwarende omstandigheid is, ook al gaat het niet om recente veroordelingen. Daarbij heeft het hof ook gelet op het feit dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte in het kader van de Zweedse veroordeling is geëindigd slechts ongeveer één jaar vóór de aanvang van de onder 3 bewezenverklaarde verkoop van cocaïne.
Ook overigens ziet het hof geen aanleiding in hetgeen de raadsman in het kader van de strafoplegging heeft aangevoerd, de verdachte een lagere straf op te leggen dan eerder vermeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten de Samsung telefoon, de Macbook pro en de IPhone telefoon, kunnen worden geretourneerd aan de verdachte.
Het hof zal beslissen overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 3 (eerste, derde en vierde gedachtestreepje) tenlastegelegde.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 (eerste, derde en vierde gedachtestreepje) tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
8. SING58.03.01.002: Samsung telefoon, aangetroffen op de eettafel
9. SING58.03.01.003: Macbook pro ([nummer 6]), aangetroffen op de eettafel
11. SING58.04.02.001: IPhone telefoon, goudkleurig/wit, aangetroffen in de trapkast.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 mei 2025.
Mr. A.M. Koolen – Zwijnenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1693.