ECLI:NL:GHAMS:2025:1546

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
23-000321-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging taakstraf voor mishandeling met contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, was aangeklaagd voor mishandeling van zijn toenmalige partner op 1 mei 2023 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het vastpakken van de arm van het slachtoffer, het tegen een muur gooien, mee trekken en van een trap af sleuren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met kracht bij haar arm heeft vastgepakt en van de trap heeft gesleurd, wat resulteerde in letsel bij het slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een taakstraf van 80 uur opgelegd, met een voorwaardelijke straf en een contactverbod van twee jaar met het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof een schadevergoeding van € 1.000,00 heeft vastgesteld voor immateriële schade. Het hof heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel bevolen, gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling van strafbare feiten door de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000321-24
datum uitspraak: 22 mei 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-253023-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1985,
adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 augustus 2024, 20 augustus 2024 en 8 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde]
- met kracht bij haar arm vast te pakken en/of
- tegen een muur te gooien en/of
- mee te trekken en/of
- van een trap af te sleuren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen en omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
De bewezenverklaring vindt steun in de aangifte, het proces-verbaal betreffende de komst van de politie bij de woning en het aldaar aantreffen van aangeefster, alsmede de verklaring van de verdachte en het letsel dat aansluit bij de aangifte.
Het hof leidt uit een en ander af dat het ‘van de trap af sleuren’ erin heeft bestaan dat de verdachte door aangeefster mee de trap af te trekken haar van en op de traptreden heeft doen vallen. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte aangeefster vervolgens liggend op de trap verder naar beneden heeft getrokken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 mei 2023 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] met kracht bij haar arm vast te pakken en mee te trekken en van een trap af te sleuren.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,00, te vervangen door 15 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren, en dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 2 jaren, met toepassing van vervangende hechtenis van een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De advocaat-generaal heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige partner, door haar met kracht bij de arm vast te pakken en de trap af te sleuren, kennelijk met als doel haar uit zijn woning te verwijderen. Hierbij is het slachtoffer ten val gekomen en heeft zij flinke bloeduitstortingen opgelopen. De politie trof de vrouw hevig geëmotioneerd en slechts in lingerie gekleed aan terwijl zij onderaan de trap in het gemeenschappelijke trappenhuis zat. Met zijn handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer aangetast.
Verder heeft het hof acht geslagen op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie waaruit volgt dat de verdachte thans in voorarrest zit op grond van een nieuwe verdenking ter zake van onder meer een bedreiging, in welk verband de advocaat-generaal heeft medegedeeld dat voorbereidingen worden getroffen voor een eventuele zorgmachtiging. Uit het retourrapport van de reclassering (GGZ/Inforsa) van 6 mei 2025 blijkt dat die dezelfde informatie van het openbaar ministerie heeft verkregen, en volgt voorts dat de verdachte voor zijn aanhouding geen bereidheid heeft getoond mee te werken aan een reclasseringsrapportage in onderhavige zaak.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren duur passend en geboden. Het hof zal niet daarnaast nog een geldboete opleggen.
Tot slot ziet het hof aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel, zoals bedoeld in artikel 38v Sv, op te leggen, in de vorm van een contactverbod met [benadeelde] voor de duur van 2 jaren. Het hof neemt daarbij de informatie van de advocaat-generaal in aanmerking over het verwarde gedrag van de verdachte, zijn gebrek aan zelfinzicht en probleembesef en dat ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte sinds het incident nog contact met haar heeft gezocht in de vorm van berichten waarbij de verdachte afwisselend boos en dreigend is en op andere momenten juist weer toenadering tot het slachtoffer zoekt. Dit alles veroorzaakt bij haar veel angst.
Dadelijk uitvoerbaar
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel bevelen, omdat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een feit dat gericht is tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte en gelet op het hiervoor vermelde, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, ter hoogte van € 2.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof acht, gelet op de bijzonder intimiderende omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, een bedrag ter hoogte van € 1.000,00 billijk. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1980 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ). Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 mei 2023.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. M.T.C. de Vries en mr. P.K. van Riemsdijk, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 mei 2025.
mr. P.K. van Riemsdijk is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]