ECLI:NL:GHAMS:2025:153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
23-001113-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een scooter met recidive en contra-indicaties voor taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor opzetheling van een bromfiets. De tenlastelegging betrof het verwerven en voorhanden hebben van een bromfiets, waarvan de verdachte wist dat deze door misdrijf was verkregen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 april 2023 te Weesp een bromfiets heeft verworven, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten.

De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft geen taakstraf opgelegd, omdat de verdachte geen vast verblijfadres heeft en niet wenst mee te werken met de reclassering. De opgelegde straf is een gevangenisstraf van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001113-24
datum uitspraak: 7 januari 2025
TEGENSPRAAK (artikel 279 Sv)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-103891-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 18 april 2023 te Weesp, gemeente Amsterdam, althans in Nederland, een bromfiets (met het kenteken [kenteken]), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 april 2023 te Weesp, gemeente Amsterdam, opzettelijk een bromfiets (met het kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 april 2023 te Weesp, gemeente Amsterdam, een bromfiets (met het kenteken [kenteken]), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, verzocht om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een scooter. De diefstal die aan deze heling voorafging, heeft inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar en diegene is overlast bezorgd. Door heling wordt in een afzetmarkt voor deze goederen voorzien, waarbij ook indirect van het misdrijf van een ander wordt geprofiteerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 december 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in het nadeel weegt van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat in het onderhavige geval geen taakstraf kan worden opgelegd. Gebleken is dat de verdachte geen vast verblijfadres heeft en lastig te bereiken is. Daarbij blijkt uit de retourzending opdracht reclasseringsadvies van 8 mei 2023 en het reclasseringsadvies van 15 mei 2023 dat de verdachte niet wenst mee te werken met de reclassering. Dit betekent dat een reëel vooruitzicht dat een taakstraf daadwerkelijk ten uitvoer kan worden gelegd, ontbreekt. Het opleggen van een geldboete zou te zeer voorbijgaan aan de ernst van het bewezenverklaarde, mede in het licht van het strafblad van de verdachte. Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.P.M. van Rijn en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 januari 2025.