In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor diefstal en verduistering. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een iPhone 11, die toebehoorde aan de aangeefster, in de periode van 11 tot 12 februari 2022. De verdachte had de telefoon gevonden tijdens zijn werk als krantenbezorger en deze niet teruggegeven aan de eigenaar nadat zij weigerde een vindersloon te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de telefoon wederrechtelijk hebben toegeëigend, wat leidde tot een veroordeling voor medeplegen van verduistering. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij opzet had op de wederrechtelijke toe-eigening. De politierechter had eerder een geldboete van € 300,00 opgelegd, welke het hof in hoger beroep heeft bevestigd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, en heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is.