ECLI:NL:GHAMS:2025:1507

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
23-001900-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na tegenstrijdige verklaringen in mishandelingzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenote, waarbij zij een gebroken pols had opgelopen. De verklaringen van de aangeefster en de verdachte stonden lijnrecht tegenover elkaar. Aangeefster stelde dat de breuken waren veroorzaakt door een trap van de verdachte, terwijl de verdachte beweerde dat de breuken het gevolg waren van een val van de aangeefster zelf. Het hof heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen, maar kon niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Het hof oordeelde dat er geen overtuigend steunbewijs uit andere bronnen was om een van de scenario's te bevestigen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De vordering van de benadeelde partij werd ingetrokken, waardoor het hof daar niet meer over hoefde te beslissen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001900-22
datum uitspraak: 3 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-320905-21 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar tegen de handen en/of armen, althans het lichaam, te trappen terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols en/of een blijvend ontsierend litteken op de pols ten gevolge heeft gehad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Vast staat dat de pols van aangeefster op 26 februari 2021 is gebroken tijdens een ruzie tussen aangeefster en de verdachte. De verklaringen van aangeefster en de verdachte staan tegenover elkaar. Aangeefster heeft verklaard dat de breuken zijn veroorzaakt door een trap van de verdachte tegen haar hand. De verdachte heeft verklaard dat de polsbreuken van aangeefster het gevolg zijn van een val van aangeefster – op haar hand/pols – terwijl zij hem probeerde te schoppen.
Door het NFI is op 24 oktober 2023 een rapport opgemaakt naar aanleiding van de vraag wat de meer waarschijnlijke oorzaak van het letsel van aangeefster is geweest. De NFI-deskundige concludeerde:
“Dit type fractuur ontstaat door krachtige achterwaartse buiging van de hand in het polsgewricht. Of deze krachtige achterwaartse buiging het gevolg is van een val op de handen dan wel het gevolg is van een krachtige trap tegen de hand of pols, dan wel een andere oorzaak, is hierbij niet aan te geven (beide mechanismes zijn mogelijk).”
Op 14 september 2021 heeft aangeefster geluidsfragmenten naar de politie gestuurd van een door haar op 27 maart 2021 opgenomen gesprek dat zij met de verdachte voerde. Uit deze fragmenten zou volgens aangeefster blijken dat de verdachte heeft toegegeven dat hij het letsel aan haar pols heeft veroorzaakt. De verdachte heeft dit echter ontkend. Hij heeft verklaard dat, voor zover hij in deze fragmenten al lijkt te bevestigen dat hij schuldig is aan het ontstane letsel, dit door hem op een sarcastische toon is gezegd. Hij acht zich slechts verantwoordelijk voor zover het letsel het gevolg is van de ruzie tussen hem en aangeefster, maar heeft haar niet getrapt. Het hof heeft de geluidsfragmenten tijdens de behandeling in hoger beroep afgespeeld. Het hof heeft aan de hand daarvan niet kunnen vaststellen welke van deze stellingen niet aannemelijk dan wel het meest waarschijnlijk is.
Ook andere onderdelen van het dossier geven geen uitsluitsel over de exacte toedracht van het incident.
Nu de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de mogelijkheid van zowel het door de verdachte als het door de aangeefster aangevoerde scenario openlaten, terwijl voor elk van beide scenario’s geldt dat overtuigend steunbewijs uit een andere bron ontbreekt, kan niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Naar het oordeel van het hof is om deze reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering benadeelde partij

Mr. L. van der Wijngaart, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] , heeft het hof op 2 juni 2025 bericht dat de benadeelde partij geen aanspraak meer maakt op schadevergoeding. Het hof beschouwt de vordering van de benadeelde partij daarom als ingetrokken, zodat over die vordering niet meer hoeft te worden beslist.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. E.J Hofstee en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juni 2025.
Mr. Kelder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.