ECLI:NL:GHAMS:2025:1506

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
23-001566-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de vervolging van een verdachte met een psychische stoornis in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij werd vervolgd voor diefstal van levensmiddelen ter waarde van 300,94 euro. Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis, waardoor hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Dit is vastgesteld op basis van een Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum, waarin deskundigen concluderen dat de verdachte zich in een gedesorganiseerd, katatoon en psychotisch toestandsbeeld bevindt. Gezien deze bevindingen heeft het hof besloten de vervolging van de verdachte te schorsen op grond van artikel 16, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de vervolging van de verdachte schorst. De beslissing is genomen in het licht van de relevante jurisprudentie, waaronder een arrest van de Hoge Raad van 12 maart 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001566-23
datum uitspraak: 3 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-203182-22 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1994,
verblijf: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, levensmiddelen (ter waarde van 300,94 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het hof komt ook tot een andere beslissing dan de politierechter.

Schorsing van de vervolging

Voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof van de advocaat-generaal
de volgende stukken ontvangen:
- een Pro Justitia rapportage van 27 november 2024 betreffende de verdachte, opgesteld door deskundigen verbonden aan het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC-rapport);
- een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2024 in zes gevoegde strafzaken tegen de verdachte, waarin de rechtbank de vervolging van de verdachte heeft geschorst.
Voorts heeft het hof voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep van de raadsvrouw het volgende stuk ontvangen:
- een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 februari 2025 in een strafzaak tegen de verdachte, waarin dat hof de vervolging van de verdachte heeft geschorst.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaart dan wel toepassing geeft aan artikel 16, eerste lid, Sv. De raadsvrouw van de verdachte heeft zich achter de vordering van de advocaat-generaal geschaard.
Door deskundigen verbonden aan het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) is onderzoek verricht naar de geestesvermogens van de verdachte. Uit het PBC-rapport, opgesteld door deskundigen [persoon 1] , arts in opleiding tot psychiater (AIOS), onder supervisie van [persoon 2] , psychiater, en [persoon 3] , GZ-psycholoog, allen verbonden aan het PBC, blijkt onder meer het volgende.
De verdachte komt in het onderzoek naar voren als een in aanleg dove man met een lichte
verstandelijke beperking, bij wie ten tijde van het onderzoek sprake is van een katatoon gedesorganiseerd psychotisch toestandsbeeld. Voorafgaand aan de huidige detentie was tevens sprake van problematisch gebruik van alcohol en waarschijnlijk cannabis. De hypothese van de onderzoekers is dat dit beeld met katatonie en gedesorganiseerde psychose is ontstaan door chronische overvraging van een toch al kwetsbaar brein (door de lichte verstandelijke beperking) na het wegvallen van structuur en begeleiding sinds zijn 18e levensjaar, mogelijk in combinatie met het gebruik van alcohol en cannabis. Echter sinds april 2024 is het katatone, gedesorganiseerde beeld – ondanks de structuur binnen de PI en het PBC, de inmiddels langdurige abstinentie van middelen en de nog prille (en door medicatieontrouw suboptimale) farmacotherapeutische behandeling – dermate verergerd dat de verdachte disfunctioneert op de meest basale algemene dagelijkse levensverrichtingen. Het functioneren van de verdachte wordt nu klinisch geschat op het niveau van een driejarige. Voor simulatie van de beschreven psychotische symptomen is volgens de onderzoekers geen enkele aanwijzing.
Tijdens de observatie van de verdachte in het PBC is het, ook met twee gebarentolken die expertise hebben op het gebied van verstandelijk beperkten, niet mogelijk gebleken een coherent gesprek met de verdachte te voeren over de rechtsgang. De verdachte begrijpt basale termen uit de rechtsgang, zoals ‘rechter’ en ‘rechtbank’ niet en begrijpt niet waarom hij in detentie verblijft. Concluderend is de verdachte door het voorliggende gedesorganiseerde, katatone toestandsbeeld op dit moment niet in staat de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
Het hof ziet zich, gelet op voornoemde conclusies van de deskundigen, voor de vraag gesteld of sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 16, eerste lid, Sv, als gevolg waarvan de strafvervolging van de verdachte dient te worden geschorst.
Artikel 16, eerste lid, Sv bepaalt dat indien de verdachte aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, de rechter de vervolging schorst, in welke stand zij zich ook bevindt.
Het hof stelt op grond van de inhoud van het PBC-rapport vast dat het functioneren van de verdachte nu klinisch wordt geschat op het niveau van een driejarige en dat bij de verdachte sprake is van een zodanige psychische stoornis, namelijk van een gedesorganiseerd, katatoon en psychotisch toestandsbeeld – geclassificeerd als een schizofreniespectrum- en/of psychotische stoornis – dat hij op dit moment niet in staat is om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de vervolging van de verdachte op grond van artikel 16, eerste lid, Sv moet worden geschorst, nu de verdachte aan een zodanige psychische stoornis/verstandelijke handicap lijdt, dat hij niet in staat wordt geacht de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Het hof ziet – gelet op HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:378,
NJ2024/117 – geen aanleiding om, zoals ter terechtzitting in hoger beroep eveneens ter sprake is gekomen, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Schorst de vervolging van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. E.J Hofstee en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juni 2025.
Mr. Kelder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.