ECLI:NL:GHAMS:2025:1471

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
23-001757-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake vernieling en mishandeling met positieve ontwikkelingen in persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor vernieling en mishandeling. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk vernielen van een deur die toebehoorde aan een organisatie en het mishandelen van een vriendin. Tijdens de zitting op 20 mei 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, maar dat er positieve ontwikkelingen waren in zijn persoonlijke leven, zoals het stoppen met drugsgebruik en het hebben van een eigen woning. Hierdoor besloot het hof een andere straf op te leggen dan de politierechter, bestaande uit een taakstraf van 30 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen, tot een bedrag van € 399,85, terwijl het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd en de opgelegde straffen en maatregelen gegrond verklaard op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001757-24
datum uitspraak: 3 juni 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2024 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-089464-24 en 15-126057-24, alsmede 15-003165-22 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A (met parketnummer 15-089464-24):
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [organisatie] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak B (met parketnummer 15-126057-24):
hij op of omstreeks 12 april 2024 te Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- tegen het hoofd te slaan en/of
- meermalen althans eenmaal tegen het lichaam te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging zaak A

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de vernieling van de deur.
Het hof overweegt dat de verdachte heeft getrapt tegen de buitendeur van het [organisatie] . Als gevolg hiervan is de ruit in de buitendeur vernield. Het hof is, anders dan de verdachte en zijn raadsvrouw, van oordeel dat door met kracht te trappen tegen de buitendeur, het niet anders kan dan dat de verdachte tenminste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de deur (en daarmee ook de ruit in de deur) door zijn toedoen zou worden vernield. Het hof verwerpt het verweer.

Bewijsoverweging zaak B

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de verkleuring in het gezicht bij aangeefster (in het bijzonder een rode plek onder haar rechteroog) niet het gevolg is van de tenlastegelegde mishandeling, omdat op een oudere foto is te zien dat zij eerder al een dergelijke plek onder haar oog had. Het hof is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, te weten de aangifte inclusief letselfoto’s (met niet alleen letsel op het gezicht, maar ook op de linkerarm) en het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die direct na de melding ter plaatse zijn geweest in de woning, dat steun biedt aan de aangifte. De verbalisanten hebben immers waargenomen dat de aangeefster een zwelling op haar linker onderarm had en een blauwe plek tussen haar rechteroog en haar slaap. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de aangifte. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 11 augustus 2023 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een deur die aan [organisatie] toebehoorde heeft vernield.
Zaak B:
hij op 12 april 2024 te Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan.
Hetgeen in zaak A en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, te vervangen door 15 dagen hechtenis, en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met een proeftijd van twee jaar.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, geen gevangenisstraf op te leggen gelet op de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. De verdachte is gestopt met drugsgebruik, heeft sinds lange tijd een eigen woning en zet zich in bij de hulpverlening (verslavingszorg en schuldhulpverlening). Ter onderbouwing heeft de raadsvrouw een brief overgelegd van de psychiatrisch verpleegkundige die de verdachte nu begeleidt. Deze onderschrijft de geschetste situatie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een deur bij het [organisatie] , hetgeen tot schade en overlast heeft geleid. Daarnaast heeft hij een vriendin bij wie hij destijds verbleef mishandeld. Hiermee heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Bovendien heeft de verdachte haar dit aangedaan in haar eigen woning, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen.
Naar het oordeel van het hof is oplegging van de straf die de politierechter heeft opgelegd in beginsel passend. Echter, gelet op de positieve ontwikkelingen die de verdachte nu doormaakt, acht het hof het opleggen van een gevangenisstraf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt niet in het belang van de verdachte, noch in het belang van de samenleving. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [organisatie]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 632,55. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 399,85. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof op de vordering van de benadeelde partij beslist zoals door de politierechter is beslist.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de materiaal- en arbeidskosten twee keer zijn doorberekend in de vordering. De raadsvrouw heeft verzocht aan te sluiten bij de factuur van [bedrijf] (bijlage 2 bij de vordering) en het gevorderde bedrag te matigen tot € 399,85, conform het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw stelt het hof vast dat bij de vordering een factuur is gevoegd ter hoogte van € 399,85, waarbij materiaal- en arbeidskosten zijn berekend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De extra gevorderde materiaal- en arbeidskosten zijn onvoldoende onderbouwd, zodat voor dat deel van de gestelde schade onvoldoende is gebleken dat die door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor dat deel niet in de vordering worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 mei 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf dient te gelasten, met dien verstande dat de gevangenisstraf dient te worden omgezet naar een taakstraf van 60 uren.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen over de veroordeelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten, zodat de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte niet door detentie wordt doorkruist.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-089464-24 en het in de zaak met parketnummer 15-126057-24 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-089464-24 en het in de zaak met parketnummer 15-126057-24 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [organisatie]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [organisatie] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-089464-24 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 399,85 (driehonderdnegenennegentig euro en vijfentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [organisatie] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-089464-24 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 399,85 (driehonderdnegenennegentig euro en vijfentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 7 (zeven) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 augustus 2023.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 mei 2022 met parketnummer 15-003165-22, te weten een gevangenisstraf 2 weken, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
2 (twee) weken hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. W.S. Ludwig en mr. M.T.C. de Vries, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juni 2025.
mr. P.E. de Wildt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]