ECLI:NL:GHAMS:2025:1467

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
23-000391-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schuldheling van een damesfiets te Hoofddorp

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van schuldheling van een damesfiets van het merk Sparta, die op 19 oktober 2022 in Hoofddorp was gestolen. De verdachte had de fiets voor €50 gekocht van een onbekende persoon en deze later voor €150 te koop aangeboden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 mei 2025 heeft de advocaat-generaal gevorderd tot bewezenverklaring van schuldheling, terwijl de raadsman pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet wist dat de fiets gestolen was. Het hof oordeelde dat de verdachte tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht, omdat hij had moeten vermoeden dat de fiets een door misdrijf verkregen goed was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan schuldheling, maar hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals zijn positieve ontwikkeling na een periode van dakloosheid. Uiteindelijk werd een taakstraf van 60 uren opgelegd, in plaats van een gevangenisstraf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000391-23
datum uitspraak: 3 juni 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 januari 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 15-268379-22 en 13-195397-18 (TUL), 13-207917-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
(verblijf)adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een damesfiets van het merk Sparta voorzien van framenummer [nummer] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van schuldheling.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde opzet- dan wel schuldheling. De raadsman heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de fiets door een misdrijf verkregen was. De verdachte heeft onderzoek gedaan en is dus niet tekort geschoten in zijn onderzoeksplicht, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde opzetheling, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat de fiets gestolen was. Het hof acht, met de advocaat-generaal, schuldheling echter wel bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de fiets van de dochter van de aangeefster op 18 oktober 2022 tussen 13:00 uur en 18:00 uur is weggenomen, nadat zij per ongeluk het fietssleuteltje in de fiets had laten zitten. Diezelfde avond om 21:00 uur werd de fiets via [website] aangeboden door verkoper ‘ [persoon] ’. De verdachte erkent dat hij de persoon is die de fiets voor €150 op [website] heeft aangeboden. Naar eigen zeggen heeft hij de fiets diezelfde dag op straat gekocht voor €50 van een voor hem onbekend persoon. Hij heeft geen gegevens van deze persoon en zou in contact met hem zijn gekomen via een gemeenschappelijke vriend. Om er zeker van te zijn dat het geen gestolen fiets betrof, heeft hij – zo stelt hij - het framenummer nagekeken op de website stopheling.nl. De fiets was hier niet bekend en daarom heeft hij de fiets gekocht.
Ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets rustte op de verdachte de plicht om onderzoek te verrichten naar de herkomst daarvan, temeer nu hij de fiets (die volgens de aangeefster als adviesprijs
€529 euro waard was) voor slechts €50 van een onbekende persoon heeft gekocht, “via, via”, op straat, zonder enige papieren, op de dag van de diefstal (waarna hij hem op naam van een ander ter verkoop heeft aangeboden). Het hof is van oordeel dat onder de genoemde omstandigheden het enkel nagaan of de fiets bekend was op de website stopheling.nl. onvoldoende is, waardoor de verdachte te kort is geschoten in zijn onderzoeksplicht. Om die reden is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets een door misdrijf verkregen goed betrof.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 oktober 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een damesfiets van het merk Sparta voorzien van framenummer [nummer] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het impliciet primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het impliciet subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De raadsman heeft verzocht om in het geval van strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een taakstraf op te leggen voor de duur van 60 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een fiets. Door zo te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het plegen van vermogensdelicten, zoals diefstallen, omdat heling bijdraagt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2025 blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht het hof in beginsel een straf, zoals in eerste aanleg is opgelegd, alleszins gerechtvaardigd.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze door hemzelf en de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep zijn toegelicht, aanleiding om hiervan af te wijken. De verdachte heeft een positieve wending gegeven aan zijn leven. Hij is na een lange tijd dakloos te zijn geweest woonachtig bij een woonvoorziening van [organisatie 1] , heeft een baan en heeft hulp van [organisatie 2] bij het stabiliseren van zijn financiën. Uit het reclasseringsadvies van 8 mei 2025 volgt dat hij meewerkt aan het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden die hem in het kader van een schorsing zijn opgelegd en dat er meer stabiliteit lijkt te zijn ontstaan in zijn leefsituatie.
Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze positieve ontwikkelingen zal kunnen doorkruisen, hetgeen het hof onwenselijk acht. Het is mede in het belang van de maatschappij dat de verdachte doorgaat op deze ingeslagen weg, omdat daarmee het gevaar op herhaling van het plegen van soortgelijke misdrijven wordt beperkt.
Het hof houdt rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en voorts met de omstandigheid dat het hof op dezelfde dag in twee andere strafzaken tegen de verdachte ook arrest wijst, waarbij het aan de verdachte straffen oplegt. Aan een van die (deels voorwaardelijke) straffen koppelt het hof de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, zodat het hof in onderhavige zaak zal volstaan met de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden.
Het hof stelt voorts vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep is overschreden met bijna 4 maanden. Gelet op de hoogte van de op te leggen straf en de omstandigheid dat de berechting in eerste aanleg én in hoger beroep binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijn is afgerond, volstaat het hof met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en verbindt het aan deze overschrijding geen gevolgen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-195397-18)

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2019 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-207917-17)

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2021 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 24 uren, te vervangen door 12 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2019, parketnummer 13-195397-18, te weten een:
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2021, parketnummer 13-207917-17, te weten een:
taakstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.T.C. de Vries, mr. W.S. Ludwig en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juni 2025.
=========================================================================
[…]