ECLI:NL:GHAMS:2025:1457

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
23/456
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde van een woning in Amsterdam

Op 15 april 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WOZ-waarde van een woning in Amsterdam. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De zaak betrof de WOZ-waarde van de woning aan de [A-straat] 17 voor het belastingjaar 2015. De heffingsambtenaar van de gemeente [Z] had de waarde vastgesteld op € 1.170.500, wat door de belanghebbende werd betwist. Tijdens de zitting op 8 april 2025 heeft het Hof de argumenten van de belanghebbende en de heffingsambtenaar gehoord. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog had vastgesteld, mede op basis van vergelijkbare verkoopprijzen van andere woningen in de buurt. Het verzoek van de belanghebbende om de afdeling Grond en Ontwikkeling van de gemeente als derde belanghebbende op te roepen werd afgewezen, omdat het belang daarvan niet duidelijk was. Het Hof concludeerde dat er geen schending was van de beginselen van behoorlijk bestuur en dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De kostenveroordeling werd afgewezen, en de belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 23/456
15 april 2025
uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. A. Bakker)
tegen de uitspraak van 12 april 2023 in de zaak met kenmerk AMS 22/6243 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Het beroep van belanghebbende richtte zich tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar over de WOZ-waarde van de onroerende zaak [A-straat] 17 te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2015.
1.2.
Belanghebbende heeft met een beroepschrift hoger beroep ingesteld en de heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

Het Hof gaat uit van de volgende reeds door de rechtbank vastgestelde feiten, die partijen niet hebben bestreden.
2.1.
Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het gaat om een tussenwoning van 194 m² met een kavel van 219 m² en een kelder.
2.2.
In het kader van de regeling van de gemeente [Z] voor overstap naar eeuwigdurend erfpacht heeft belanghebbende om een WOZ-beschikking verzocht voor het belastingjaar 2015. Belanghebbende heeft tegen de daaropvolgende afwijzingsbeschikking van 29 juli 2021 bezwaar gemaakt op 23 april 2025 en het bezwaar aangevuld op 8 november 2025 met gronden inzake de waarde van de woning en de informatievoorziening door de heffingsambtenaar.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 16 juni 2022 de waarde van de woning vastgesteld op € 1.170.500. Op 20 september 2022 heeft een hoorgesprek met de gemachtigde van belanghebbende plaatsgevonden en op 8 november 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

3.Geschil in hoger beroep

In geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld. Daarnaast is in geschil of artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ is geschonden.

4.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

4.1.
Het Hof geeft geen gevolg aan het verzoek van belanghebbende om de afdeling Grond en Ontwikkeling van de gemeente als derde belanghebbende op te roepen, nu het niet duidelijk is welk belang daarmee zou zijn gediend.
4.2.
Het Hof acht het verder aannemelijk dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, in aanmerking genomen de onderbouwing die de heffingsambtenaar heeft gegeven op basis van gerealiseerde verkoopprijzen voor drie zeer vergelijkbare objecten, te weten naastgelegen panden in hetzelfde rijtje. Belanghebbende heeft daartegen in wezen slechts standaardgrieven aangevoerd die het Hof al vele malen heeft verworpen, en die het Hof ook thans verwerpt om de redenen die zijn vermeld in de uitspraak van 31 oktober 2023, ECLI:GHAMS:2023:2594.
4.3.
Het Hof is daarnaast van oordeel dat de gedingstukken geen blijk geven van een schending van de door hem genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur, algemene rechtsbeginselen en mensenrechten vastgelegd in internationale verdragen.
4.4.
Belanghebbende klaagt ten slotte tevergeefs dat zij niet alle informatie heeft ontvangen die ten grondslag heeft gelegen aan de vastgestelde waarde van de woning (artikel 40 van de Wet WOZ). Het Hof is niet gebleken dat belanghebbende in de bezwaarfase een verzoek heeft gedaan aan de heffingsambtenaar om gegevens, althans nadat de WOZ-beschikking te haren aanzien is genomen (2.2 en 2.3). Aan het pas in beroep gedane verzoek om de heffingsambtenaar ter beschikking staande gegevens over verkopen in de stad omstreeks de peildatum in het geding te brengen, hoeft daarnaast niet tegemoet te worden gekomen (vgl. de uitspraak van 31 oktober 2023, ECLI:GHAMS:2023:2594)
4.5.
Al hetgeen belanghebbende overigens in hoger beroep heeft aangevoerd, leidt evenmin tot gegrondverklaring van het hoger beroep.
Slotsom
4.6.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.

5.Kosten

Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. W.J. Blokland, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.M. Nijland als griffier. De beslissing is op 15 april 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: