ECLI:NL:GHAMS:2025:1455

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
23-001592-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting na veroordeling in eerste aanleg, gebrek aan bewijs voor dwang

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2022. De verdachte was eerder veroordeeld voor verkrachting, maar in hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde dwang. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 oktober 2021, waarbij de aangeefster, een 19-jarige vrouw, verklaarde dat de verdachte, haar werkgever, haar in een toilet en later in haar woning seksueel heeft binnengedrongen. De verdachte ontkende echter dat er sprake was van dwang en stelde dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende steunbewijs was voor de stelling dat de verdachte de aangeefster had gedwongen. De deskundige die in de zaak was ingeschakeld, concludeerde dat het procesdossier meer ondersteuning bood voor het scenario van wederzijdse instemming dan voor dwang. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001592-22
datum uitspraak: 3 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-039896-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, de deskundige en de benadeelde partij en haar advocaat naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 1 oktober 2021 te Amsterdam een of meermalen (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten - het misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van verdachte op [benadeelde] (gezien het leeftijdsverschil en de relatie werkgever-werknemer) en/of
- het in een (hoek van een) wc-hokje duwen van die [benadeelde] en/of terwijl hij samen met die [benadeelde] in dat hokje stond, de deur van dat hokje dicht te trekken en/of vervolgens die deur op slot te doen en/of het bij de nek beet pakken van die [benadeelde] en/of het bij de schouders beetpakken van die [benadeelde] en/of haar bij de schouders naar beneden te duwen en/of
- het (meermaals) onverhoeds brengen van zijn hand in de broek en/of onderbroek van die [benadeelde] en/of
- het (meermaals) onverhoeds (en met kracht) brengen van een of meer van zijn vingers op en/of in de vagina van die [benadeelde] en/of
- het opwachten van die [benadeelde] en/of (vervolgens) het volgen van en/of meelopen met die [benadeelde] naar het trappenhuis van haar woning en/of
- het voorover op/tegen de trap duwen van die [benadeelde] (ten gevolge waarvan zij klem kwam te zitten tussen hem en de trap) en/of haar broek en onderbroek uit te trekken en/of haar nek beet te pakken en/of haar met zijn penis onverhoeds van achteren vaginaal (en met kracht) te penetreren,
(telkens) [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten
- het brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van een of meer van zijn vingers op en/of in de vagina van die voornoemde [benadeelde] en/of
- het brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina van die voornoemde [benadeelde] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het procesdossier voldoende bewijs bevat om het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Ook na het integraal afluisteren van de audio-opnames van de verklaringen van de getuigen en kennisname van het rapport van deskundige [persoon] acht de advocaat-generaal de verklaringen van de aangeefster consistent, voldoende gedetailleerd en geloofwaardig. Haar verklaringen vinden in voldoende mate steun in de verklaring van de verdachte zelf en in het geconstateerde letsel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe opgemerkt dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn en dienen te worden uitgesloten van het bewijs, gelet op de resultaten van het onderzoek van de deskundige [persoon] . Overigens is er onvoldoende steunbewijs om tot een veroordeling te komen vanwege het ontbreken van bewijs voor de ten laste gelegde dwang.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt.
Aangeefster [benadeelde] heeft na een informatief gesprek op 7 oktober 2021 aangifte gedaan van meerdere verkrachtingen, gepleegd door haar werkgever [verdachte] in de nacht van 30 september op 1 oktober 2021 te Amsterdam. Destijds was aangeefster 19 en verdachte 46 jaar oud. Aangeefster kent de verdachte al haar hele leven.
De aangeefster heeft, kort samengevat, verklaard dat de verdachte de bewuste avond dronken was, haar op een gegeven moment naar het personeelstoilet van café [café ] is gevolgd, het wc-hokje is binnengegaan en aldaar tegen haar wil met zijn hand in haar (onder)broek en met zijn vingers in haar vagina is geweest. Nadat de verdachte vervolgens door collega’s in een taxi naar huis was gezet, is hij (vrijwel direct daarna) uitgestapt en in de richting van het huis van de aangeefster gelopen. De verdachte heeft gewacht tot de aangeefster het café verliet. Toen hij haar zag is hij vervolgens met haar naar haar huis gelopen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte, nadat zij de voordeur van haar woning had geopend, haar van achter bij haar nek heeft gepakt, haar voorover heeft geduwd, zodat ze met haar handen op de trap terechtkwam, haar broek naar beneden heeft getrokken en vervolgens tegen haar wil zijn penis in haar vagina heeft gestopt. De verdachte heeft de verklaring van de aangeefster bevestigd voor zover deze betrekking heeft op de door hem verrichte seksuele handelingen, maar stelt dat de aangeefster geen verzet heeft geboden, geen “nee” heeft gezegd en het ook anderszins voor hem niet kenbaar was dat zij deze handelingen niet wilde.
Het hof stelt op grond de verklaringen van de aangeefster en de verdachte vast dat de verdachte zowel in het toilet van café [café ] , als in het trapportaal van de woning van aangeefster, het lichaam van de aangeefster seksueel is binnengedrongen. De te beantwoorden vraag is of de verdachte de aangeefster daartoe met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen.
In hoger beroep heeft deskundige [persoon] , rechtspsycholoog, op verzoek van de verdediging -aan de hand van het procesdossier en de audio-opnames van de verhoren- onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. In zijn rapport van 17 april 2025 heeft hij de vraag naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster vertaald naar de vraag hoe die verklaringen passen in het scenario dat de verdachte de aangeefster heeft verkracht, dan wel in het scenario dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden. [persoon] stelt onder meer dat het onderzoek van de politie niet grondig genoeg is geweest om te kunnen discrimineren tussen beide scenario’s en dat de verklaringen van de aangeefster summier, weinig gedetailleerd en oncontroleerbaar zijn. De deskundige heeft geconcludeerd dat het procesdossier vanuit rechtspsychologisch oogpunt meer ondersteuning biedt voor het scenario dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden, dan voor het scenario dat sprake is geweest van dwang.
Het hof stelt voorop dat zedenzaken als deze, zich doorgaans laten kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Indien steunbewijs ontbreekt of door de rechter ontoereikend wordt bevonden, blijven de beschuldigende verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte als onverenigbaar tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring en zal de verdachte worden vrijgesproken.
Evenals de deskundige en de verdediging is het hof van oordeel dat bij de wijze waarop het informatief gesprek zeden en het daaropvolgende verhoor van de aangeefster hebben plaatsgevonden en zijn vastgelegd in processen-verbaal, kritische kanttekeningen zijn te plaatsen. Anders dan de verdediging brengt dit het hof echter niet tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster geheel onbetrouwbaar zijn en daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen dienen deze verklaringen wel te worden aangevuld met voldoende steunbewijs. Dit brengt het hof bij de vraag of er voldoende steunbewijs is.
Objectief bewijsmateriaal in de vorm van camerabeelden ontbreekt, aangezien noch de beelden uit het café [café ] , noch die van de [locatie] tijdig en adequaat zijn veiliggesteld. Steun voor de verklaring van de aangeefster dat van dwang sprake is geweest, moet worden gezocht in de tussen de verdachte en de aangeefster gewisselde Whatsapp-berichten, de getuigenverklaringen en door het bij de aangeefster waargenomen letsel.
Uit de Whatsapp-berichten in de nacht en de ochtend na het gebeurde valt op te maken dat er tussen de verdachte en de aangeefster iets is gebeurd, waarvan de verdachte niet wil dat het uitkomt, uit angst voor de reacties van zijn vriendin en van de moeder van de aangeefster. De aangeefster stelde voor om het gebeurde te vergeten, omdat ze anders niet meer bij het café [café ] zou kunnen werken en wilde het er verder niet meer over hebben. Er zijn geen verwijzingen naar verkrachting en/of dwang.
Het hof stelt vast dat de inhoud van de berichten niet méér ondersteuning geeft voor de verklaring van de aangeefster, dan voor die van de verdachte.
De getuigen die de aangeefster hebben gezien direct nadat zij en de verdachte van het toilet kwamen – zijnde de andere werknemers in het café – hebben geen specifieke emoties bij de aangeefster waargenomen, waarin het hof ondersteuning kan vinden voor de gestelde dwang.
De moeder van de aangeefster beschrijft dat de aangeefster -toen zij ’s nachts thuiskwam- zenuwachtig was, anders deed dan normaal en zielloos overkwam. Dit zou echter zowel kunnen passen bij de door de aangeefster beschreven dwang, als bij ongemak of spijt achteraf over het feit dat er überhaupt tussen haar en de verdachte – die samen met diens partner en de rest van zijn gezin, sinds jaar en dag bevriend was met de familie van aangeefster – seksuele handelingen hadden plaatsgevonden.
Ten aanzien van letsel bij de aangeefster bevat het dossier het volgende:
  • bij het proces-verbaal van het op 5 oktober 2021 gevoerde informatief gesprek zeden zijn foto’s gevoegd die de moeder van de aangeefster in de ochtend van 1 oktober 2021 van het letsel bij aangeefsters zou hebben gemaakt. Op die foto’s is een streepvormige verkleuring in de nek van aangeefster te zien;
  • de verklaring van de oom van de aangeefster, dat hij op 2 oktober 2021 op aangeefsters bovenlichaam bij haar borsten en billen striemen heeft gezien;
  • een geneeskundige rapportage van een -in de middag van 5 oktober 2021- uitgevoerd letselonderzoek. Bij dat onderzoek zijn verkleuringen waargenomen en gefotografeerd in de nek, op de achterkant van de rechterschouder en op de heupen. Deze zouden volgens de rapporteur goed kunnen passen bij de door de aangeefster gemelde toedracht – onder de standaardvermelding dat alternatieve scenario’s betreffende de toedracht daarmee niet zijn uitgesloten.
Het hof stelt vast dat er discrepanties bestaan tussen deze drie waarnemingen van letsel. Wel zijn zowel op de door de moeder, als op de door de geneeskundige gemaakte foto’s verkleuringen in de nek te zien. Dit is als steunbewijs echter onvoldoende doorslaggevend voor een bewezenverklaring van de dwang. Daarbij speelt een rol dat ook de verdachte heeft verklaard dat hij de aangeefster gedurende de seksuele handelingen bij de nek heeft vastgehouden. De verkleuringen zouden zowel kunnen passen bij seksuele handelingen mét als zónder dwang.
Het hof heeft al met al niet de voor een bewezenverklaring benodigde overtuiging verkregen dat de verdachte de tenlastegelegde dwang jegens de aangeefster heeft uitgeoefend. Het voorgaande brengt het hof tot de slotsom dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal € 27.417,57, voor € 12.417,57 bestaande uit materiële schade en voor € 15.000,00 bestaande uit immateriële schade, met toekenning van wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw voor het gehele bedrag gevoegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met toekenning van wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding, voor zover deze betrekking heeft op de soa-test en de slaappillen, gerefereerd aan het oordeel van het hof en, voor zover deze betrekking heeft op de studiekosten, het hof verzocht deze af te wijzen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de raadsvrouw het hof verzocht deze af te wijzen dan wel te matigen.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. N. van der Wijngaart en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juni 2025.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]