Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
‘de blauwdruk’ noemen. Het hof oordeelt dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat [geïntimeerden] daarmee hebben ingestemd en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat [appellant] de ROZ-modellen heeft ondertekend, zijn deze uitgangspunt voor de beoordeling. Het in hoger beroep door [appellant] gedane beroep op vernietiging wegens dwaling en bedrog faalt eveneens omdat zij daarvoor te weinig heeft gesteld.
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
teken even voor mij”.
en omtrent de huurprijzen van circa 3000 (en daarnaast nog 70-30% regeling) die jij in gedachten hebt.
bijlagen 1 t/m 8en een ‘Overzicht huurprijzen per datum indeplaatsstelling’ als
bijlage 9.
“Alhoewel heer en mevrouw [appellant] eigenlijk een separaat briefje of mail zouden willen waarin die punten expliciet benoemd worden door of namens verhuurders begrijp ik dat jij dat aldus namens hen doet. Ik mis daarin wel de afgesproken huurprijzen. Ik ken die prijzen niet, daarom kon ik ze niet noemen in mijn mail van gisteren.”
4 maart 2016 aan [geïntimeerden] is gaan betalen.
(‘daar de dames sommige kamers niet willen huren’) en dat de exploitatie gemiddeld
€ 7.000,- à € 8.000,- per maand achter loopt. [bedrijf 1] schrijft dat een structurele oplossing kan worden gevonden in een huurverlaging op basis van een lagere bezettingsgraad. Zij noemt vervolgens een aantal bedrijfsruimten (waarvan drie van [geïntimeerden] ) met daarachter een percentage ‘omlaag’ en een bedrijfsruimte (niet van [geïntimeerden] ) ‘omhoog’. In de notitie staat verder:
“Dus we praten over compensatie verleden, alsmede structurele huurverlaging toekomst.
De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten inclusief nakosten.
In reconventie heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten inclusief nakosten.
5.Beoordeling
e-mails en stukken overgelegd, waaruit de door haar gestelde afspraken volgens haar blijken. [geïntimeerden] hebben het verweer van [appellant] in de inleidende dagvaarding genoemd en weersproken. Van hen kon redelijkerwijs niet verwacht worden dat zij alle stukken waarop [appellant] zich beroept bij de inleidende dagvaarding zouden overleggen dan wel dat zij alle stappen in het onderhandelproces tot in detail uiteen zouden zetten.
door hen gestelde inhoud van de huurovereenkomst. [geïntimeerden] beroepen zich immers op het rechtsgevolg, te weten nakoming van de uit de ROZ-modellen (en later de allonges) voortvloeiende betalingsverplichting van [appellant] .
dit bedrag maandelijks blijven betalen tot medio 2019, het moment waarop een achterstand is ontstaan en [geïntimeerden] [appellant] daarvoor zijn gaan aanschrijven. Vervolgens heeft [appellant] in oktober 2019 ingestemd met een betalingsregeling, die inhield dat zij naast de lopende huur € 5.000,- per maand op de achterstand (op dat moment € 71.550,-) zou afbetalen. [appellant] is die regeling ook gedeeltelijk nagekomen. Zij heeft zes maandelijkse termijnen van € 5.000,- voldaan en daarmee € 30.000,- afgelost op de achterstand.
de stukken blijkt wel dat partijen hebben gesproken over de door [appellant] gewenste
80-20% regeling, maar niet dat zij daarover overeenstemming hebben bereikt. Er zijn twee versies van de blauwdruk naar partijen gezonden. Hoewel [geïntimeerde 2] heeft laten weten met de tweede versie te kunnen instemmen, heeft [naam 1] hier - zoals [appellant] onder 16 van de memorie van grieven zelf stelt - afwijzend op gereageerd. Er werd op dat moment tussen partijen al gesproken over ‘blanco’ huurovereenkomsten, waarmee kennelijk op de ROZ-modellen werd gedoeld. Ook [naam 1] lijkt die in zijn e-mail van
22 februari 2016 te noemen, waar hij zegt ‘de huurovereenkomst lag er al in concept’.
23 februari 2016 van [appellant] . [appellant] bericht [naam 1] daarin zelf dat akkoord per mail nog niet aan de orde is. Vervolgens heeft [naam 1] [appellant] op 25 februari 2016 namens alle verhuurders een e-mail gestuurd met een concept allonge waarin uitdrukkelijk verwezen wordt naar huurovereenkomsten en algemene bepalingen, die vetgedrukt als bijlagen worden genoemd. In de e-mail staat dat de huurovereenkomsten, de algemene bepalingen en de bijlage met de nieuwe huren aan de allonge moeten worden gehecht. Dit ondersteunt het standpunt van [geïntimeerden] dat partijen het niet eens zijn geworden over de blauwdruk en in plaats daarvan zijn gaan praten over de ROZ-modellen. [naam 5] heeft tijdens de zitting verklaard dat hij boos was over die e-mail van [naam 1] en erkent dat daarmee in feite ook.
1 januari 2017) is gegeven, naar [geïntimeerde 1] ter zitting verklaarde omdat [geïntimeerden] tevreden waren met [appellant] en de relatie goed wilden houden. Maar als [appellant]
(‘de afspraken’); nooit heeft zij concreet op de blauwdruk gewezen. En hoewel opmerkelijk is dat per 1 januari 2017 voor een van de vijf bedrijfsruimten een huurverhoging in plaats van een huurverlaging is overeengekomen, valt zonder
nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat bij de berekening van de huurverlaging de 80-20% regel is toegepast. Dit volgt ook niet uit de onder 3.20 en 3.21 genoemde notitie en brief, waarvan [geïntimeerden] overigens hebben betwist dat die met hen zijn gedeeld. Uit de notitie blijkt juist dat er huurverlaging werd verzocht vanwege de slechte staat van onderhoud (‘daar de dames sommige kamers niet willen huren’). Ook wordt als reden genoemd dat de verhuur van de vorige exploitant verkeerd is afgelopen. Dit duidt erop dat [bedrijf 1] en [appellant] op dat moment pas bedachten dat een huurverlaging op zijn plaats was. Als de blauwdruk daadwerkelijk zou zijn overeengekomen, had het veel meer voor de hand gelegen dat op grond van de 80-20% regeling zou worden voorgerekend waar [appellant] aanspraak op had en vervolgens om nakoming daarvan was verzocht.