In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2025, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot het gezag over de kinderen en de partneralimentatie na een echtscheiding. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, is het niet eens met de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2024, waarin de zorgregeling werd gewijzigd en de alimentatieverplichting van de vader per 1 juli 2023 werd beëindigd. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft een incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om te verklaren dat zijn alimentatieverplichting per 1 juli 2021 is geëindigd.
Het hof oordeelt dat het gezamenlijk gezag over de kinderen in stand blijft, maar dat de zorgregeling wordt hersteld naar de oorspronkelijke co-ouderschapsregeling. De vader is niet verplicht om een dwangsom te betalen voor de nakoming van de zorgregeling. De moeder heeft verzocht om een eenhoofdig gezag, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling van de vader dat de moeder samenwoont met een ander, en de alimentatieplicht van de vader blijft bestaan tot 1 januari 2026, waarna deze wordt gewijzigd. De moeder wordt belast met de paspoorten van de kinderen, terwijl de vader het paspoort van de oudste in beheer heeft. Het hof wijst het verzoek van de moeder om het gebruik van foto’s en social media materiaal te verbieden af, en de proceskosten worden gecompenseerd.