In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 mei 2025 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoeker, bijgestaan door mr. J.C. Duin, advocaat te Alkmaar. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de raadsheer-commissaris, mr. H.S.G. Verhoeff, in strijd met de wet en de eisen van een eerlijk proces de verdediging had belet om bepaalde vragen aan een getuige te stellen en om de getuige passages uit een door hemzelf opgesteld proces-verbaal van bevindingen voor te houden. De verzoeker was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij hij was veroordeeld voor diefstal en het voorhanden hebben van wapens en munitie. Het hof had op 22 oktober 2024 toestemming gegeven om een getuige te horen, maar tijdens het verhoor op 22 april 2025 verzocht de advocaat van de verzoeker om wraking van de raadsheer-commissaris. De raadsheer-commissaris heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek en het openbaar ministerie heeft ook gereageerd. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 7 mei 2025, waarbij de raadsheer-commissaris niet aanwezig was. De wrakingskamer oordeelde dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, en dat er geen objectieve aanwijzingen voor vooringenomenheid waren. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen.