ECLI:NL:GHAMS:2025:125

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
200.328.072/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst na herhaaldelijke veroordelingen

In deze zaak gaat het om een huurster die een aanzienlijke huurachterstand heeft en geen medewerking verleent aan aangeboden schuldhulpverlening. De huurster is eerder al drie keer veroordeeld tot betaling van huurachterstanden. De verhuurder, Stichting Ymere, vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen, waarna de huurster in hoger beroep is gegaan. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter, omdat de huurster opnieuw de aangeboden hulp heeft afgewezen. De huurachterstand bedraagt € 4.528,08, wat overeenkomt met ongeveer zeven maanden huur. Het hof oordeelt dat de huurster ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, wat de ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. De huurster heeft onvoldoende onderbouwd dat haar handicap een belemmering vormt voor haar woonsituatie. Het hof verlengt de ontruimingstermijn met vier weken, maar bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter en veroordeelt de huurster in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.328.072/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10173771 CV EXPL 22-14157
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 januari 2025
inzake
[appellant],
wonend te [plaats] ,
appellante,
advocaat: mr. T.W. Jaburg te Amsterdam,
tegen
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.M.G. Brunklaus te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en Ymere genoemd.

1.1. De zaak in het kort

Huurster heeft een huurachterstand en verleent geen medewerking aan de haar aangeboden schuldhulpverlening. Zij is drie keer eerder veroordeeld tot betaling van een huurachterstand. Verhuurder vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter wijst deze vorderingen toe en het hof bekrachtigt deze beslissing, nadat huurster opnieuw in de gelegenheid is gesteld hulp te aanvaarden voor haar financiële problemen en deze heeft afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 1 juni 2023 in hoger beroep gekomen van een mondelinge uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 18 april 2023, gewezen onder bovenvermeld zaaknummer tussen Ymere als eiseres en [appellant] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
De grieven zijn opgenomen in de dagvaarding. Daarnaast bevat de dagvaarding een incidentele vordering op grond van artikel 223 Rv. Bij de dagvaarding zijn producties gevoegd. Eigen Haard heeft van antwoord gediend in het incident. Nadat Ymere ermee had ingestemd om de ontruiming op te schorten, heeft [appellant] het incidenteel verzoek ingetrokken.
Vervolgens heeft Ymere een memorie van antwoord genomen, met producties. Hierna hebben beide partijen nog akten genomen, met producties.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2024 hebben de hiervoor genoemde advocaten aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen het woord gevoerd. Beide partijen hebben nog producties overgelegd. Partijen en hun advocaten hebben hun standpunt toegelicht en vragen van het hof beantwoord.
Tijdens deze mondelinge behandeling hebben partijen afspraken met elkaar gemaakt. Deze afspraken zijn opgenomen in een proces-verbaal. Onderdeel van deze afspraken was dat [appellant] alle medewerking zou verlenen om alsnog een schuldhulpverleningstraject in te gaan teneinde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te voorkomen. Bepaald werd dat de mondelinge behandeling zou worden voortgezet op 27 november 2024.
Bij bericht van 11 oktober 2024 heeft mr. Jaburg het volgende namens [appellant] laten weten:

Appellante, mevrouw [appellant] , heeft mij bericht dat zij om voor haar moverende redenen bij nader inzien heeft besloten geen beroep op de schuldhulpverlening te willen doen. Voorts dat zij wenst af te zien van een voortzetting van de geplande mondelinge behandeling op 27 november 2024. Namens appellante verzoek ik u de zaak te verwijzen voor het wijzen van arrest.”Hierop heeft Ymere laten weten ook af te zien van een voortzetting van de mondelinge behandeling en arrest te vragen.
Het hof heeft partijen vervolgens laten weten dat een van de raadsheren voor wie de mondelinge behandeling had plaatsgevonden, buiten staat is om het arrest mee te wijzen en het arrest dus zal worden gewezen door een (gedeeltelijk) andere combinatie. Aan partijen is een uitgewerkt proces-verbaal van de zitting verstrekt en een nieuwe mondelinge behandeling aangeboden. Partijen hebben laten weten hiervan geen gebruik te willen maken en geen bezwaar te hebben tegen de rechterswissel.
[appellant] heeft in hoger beroep geconcludeerd dat het hof, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van Ymere zal afwijzen met veroordeling van Ymere in de kosten van het geding in beide instanties.
Ymere heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
[appellant] heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.

3.Feiten

In dit geding gaat het hof van de volgende feiten als vaststaand uit, omdat die door een van partijen zijn gesteld en door de andere partij niet of niet voldoende gemotiveerd zijn betwist.
3.1
Sinds april 1992 huurt [appellant] een woning in [plaats] (hierna: het gehuurde).
3.2
Bij vonnis van 20 september 2012 is [appellant] bij verstek veroordeeld tot, onder meer, betaling van een bedrag van € 184,98 aan Ymere.
3.3
Bij vonnis van 17 februari 2014 is [appellant] veroordeeld tot, onder meer, betaling van een bedrag van € 1.429,34 aan huurachterstand tot en met januari 2014.
3.4
Bij vonnis van 29 december 2021 is [appellant] veroordeeld tot, onder meer, betaling van een bedrag van € 1.875,99 aan huurachterstand tot en met december 2021.
3.5
Op grond van de vonnissen van 20 september 2012 en 17 februari 2014 is beslag gelegd op de bijstandsuitkering van [appellant] .
3.6
Vanaf januari 2022 tot en met april 2023 heeft [appellant] opnieuw een huurachterstand laten ontstaan, die is opgelopen tot € 4.528,08. Nadien is de huur weer door [appellant] voldaan.

4.Beoordeling

Eerste aanleg
4.1.
In de procedure bij de kantonrechter heeft Ymere, kort gezegd, ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand gevorderd, met nevenvorderingen. Na verweer heeft de kantonrechter overwogen dat de vordering tot betaling van € 4.528,08 aan huurachterstand toewijsbaar is. Daarnaast heeft de kantonrechter ook de vordering tot ontbinding en ontruiming toegewezen. Dit vanwege de omvang van de huurachterstand (zeven maanden) en het betaalgedrag (het repeterend niet betalen van de huur) van [appellant] in het verleden, zoals ook blijkt uit de vonnissen van 2012, 2014 en 2021. De door [appellant] hiervoor aangevoerde reden dat ze al te veel heeft betaald vanwege de langdurige beslaglegging op haar uitkering achtte de kantonrechter onvoldoende onderbouwd, gezien de gemotiveerde betwisting door Ymere. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn bepaald op vier weken na betekening van het bestreden vonnis. Ook is een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toegewezen, alsmede de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Hoger beroep
4.2
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] op met negen grieven. De grieven worden hierna besproken. De grieven 1 en 2 betreffen de door [appellant] opgeworpen formele bezwaren. De overige grieven betreffen de inhoud van de zaak. De grieven lenen zich in zoverre voor gezamenlijke behandeling.
Formele bezwaren
4.3
Het hof gaat allereerst in op twee formele bezwaren van de zijde van [appellant] .
De inleidende dagvaarding zou, volgens [appellant] , geen concrete eis en/of gronden bevatten op grond waarvan de kantonrechter heeft kunnen oordelen.
In de inleidende dagvaarding van 28 oktober 2022 zijn echter zowel een helder petitum als de argumenten die hieraan ten grondslag liggen opgenomen. Hiermee voldoet deze dagvaarding aan de eisen van artikel 111 Rv.
4.4
Daarnaast stelt [appellant] dat de kantonrechter in het bestreden vonnis heeft nagelaten de gronden van de beslissing, waaronder begrepen de feiten, te benoemen die van belang zijn voor de beoordeling. Het hof is van oordeel dat de gronden van de beslissing genoegzaam uit het bestreden vonnis blijken. Ook blijkt dat zowel [appellant] als haar gemachtigde is verschenen op de mondelinge behandeling en door de kantonrechter zijn gehoord. Dat [appellant] het niet eens is met de wijze waarop de kantonrechter haar verweer heeft gewogen en de daaropvolgende beslissingen neemt niet weg dat het bestreden vonnis voldoet aan de eisen van artikel 230 Rv.
Huurachterstand
4.5
Onderwerp van deze procedure is uitsluitend de huurachterstand die [appellant] heeft opgebouwd in de periode vanaf januari 2022 tot en met april 2023. Deze huurachterstand bedraagt in totaal € 4.528,08, dat is ongeveer zeven maanden huur. [appellant] heeft in haar memorie van grieven, in haar akte, aan de hand van verschillende producties en tijdens de mondelinge behandeling erop gewezen dat zij ten gevolge van het beslag op haar uitkering, in de jaren vóór 2022, al zoveel heeft betaald dat Ymere meer heeft ontvangen dan waarop zij recht had op grond van de huurovereenkomst. Ymere heeft dit uitvoerig en gemotiveerd betwist. Het hof acht de stellingen van [appellant] , tegenover deze gemotiveerde betwisting door Ymere, niet voldoende onderbouwd. Zoals het hof [appellant] tijdens de mondelinge behandeling al heeft voorgehouden, wijzen de diverse overgelegde producties bovendien juist in een geheel andere richting. Er ligt slechts beslag op een klein deel van de bijstandsuitkering van [appellant] en hiervan moeten diverse schuldeisers, waaronder Ymere, worden betaald. Alleen al daarom is het onmogelijk dat de eerdere huurschulden van [appellant] aan Ymere volledig zijn afgelost onder het beslag, laat staan dat [appellant] inmiddels al veel meer heeft betaald en om die reden gerechtigd was om huur in te gaan houden tot het beloop van de huidige huurachterstand. De verdelend deurwaarder heeft bevestigd dat aan Ymere uit het beslag slechts een klein bedrag is betaald. Daarbij komt dat [appellant] de omvang van de huurachterstand die onderwerp is van deze procedure niet langer heeft betwist. Dit is ook opgenomen in de afspraken die partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben gemaakt. Ook op grond daarvan staat de genoemde huurachterstand vast.
Ontbinding en ontruiming
4.6
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of [appellant] , met het laten ontstaan van deze huurachterstand, zodanig ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat de ontbinding daarvan, met als gevolg de ontruiming, gerechtvaardigd is. Het hof stelt hierbij voorop dat het gaat om een forse huurachterstand. Het feit dat [appellant] inmiddels wel huur betaalt maakt deze tekortkoming niet ongedaan. Daarbij geldt op de achtergrond dat het betaalgedrag van [appellant] ook in voorgaande jaren regelmatig tekort schoot, zoals ook blijkt uit de vonnissen uit 2012, 2014 en 2021. Hoewel de huurachterstanden uit deze procedures hier niet aan de orde zijn kan niet uit het oog worden verloren dat [appellant] al geruime tijd herhaaldelijk geen betrouwbaar betaalgedrag heeft vertoond. [appellant] heeft aangevoerd dat Ymere dit betaalgedrag heeft veroorzaakt. Dat argument snijdt geen hout. [appellant] heeft meerdere schuldeisers en Ymere is slechts één van de schuldeisers die uit het beslag moeten worden betaald. Verder kan het Ymere niet verweten worden dat zij meerdere malen en noodgedwongen, een deurwaarder heeft ingeschakeld en procedures heeft gevoerd om [appellant] tot betaling te bewegen. Sterker nog, Ymere heeft juist getracht om [appellant] te bewegen om gemeentelijke schuldhulpverlening te accepteren om haar financiële problemen op te lossen. [appellant] heeft hieraan echter niet willen meewerken. Ook op het laatste aanbod van Ymere, gedaan tijdens de mondelinge behandeling ten overstaan van dit hof, is [appellant] uiteindelijk niet ingegaan. Dat had echter wel van [appellant] mogen worden verwacht.
4.7
In dit licht heeft [appellant] onvoldoende naar voren gebracht voor het oordeel dat deze tekortkoming niet kan leiden tot de ontbinding van de huurovereenkomst. Zij heeft gesteld dat zij gehandicapt is en niet kan worden ondergebracht in de noodopvang. Ter illustratie van haar handicap heeft zij slechts een kopie van de haar afgegeven invalidenparkeervergunning overgelegd. Andere feiten of omstandigheden ter toelichting van haar beperkingen en wat die met zich brengen in haar woonsituatie, zijn niet door [appellant] naar voren gebracht, laat staan toegelicht. Dat zij als gevolg van haar beperkingen niet elders kan wonen of kan worden ondergebracht in de noodopvang is ook niet door haar onderbouwd. Dit had wel op haar weg gelegen. Ten slotte stelt [appellant] zich te realiseren hulp nodig te hebben bij haar administratie. Juist deze hulp wijst zij echter keer op keer af, zelfs nadat zij opnieuw in de gelegenheid werd gesteld hiermee een aanvang te maken tijdens de mondelinge behandeling bij dit hof. Het hof kan dan ook niet anders oordelen dan dat [appellant] , ondanks de inspanningen van Ymere, niet bereid is haar verantwoordelijkheid te nemen in deze kwestie. Op grond van het voorgaande luidt de conclusie dat de kantonrechter de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en, in het verlengde daarvan, de ontruiming van het gehuurde terecht heeft toegewezen. Dit geldt ook voor de toegewezen buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
4.8
Het bewijsaanbod van [appellant] zal worden gepasseerd omdat daarin geen voldoende concrete feiten te bewijzen zijn aangeboden die tot een ander oordeel kunnen leiden.
Slotsom
4.9
De slotsom is dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en ook uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, omdat onder de geschetste omstandigheden het belang van Ymere om de veroordeling ten uitvoer te kunnen leggen ondanks eventueel cassatieberoep, zwaarder moet wegen dan het belang van [appellant] bij instandhouding van de huidige situatie. Het hof ziet wel aanleiding om de door de kantonrechter bepaalde ontruimingstermijn met vier weken te verlengen. Aan [appellant] wordt in overweging gegeven om deze termijn van acht weken in totaal na betekening van het arrest te benutten om alsnog de eerder met Ymere gemaakte afspraken na te komen en zo te trachten Ymere ertoe te bewegen toch van ontruiming af te zien. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt bepaald op acht weken na betekening van dit arrest, en vernietigt het bestreden vonnis in zoverre;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Ymere begroot op € 783,00 aan verschotten en € 2.428,00 voor salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Wabeke, J.C.W. Rang en G.J.W. Pulles en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.