ECLI:NL:GHAMS:2025:1222

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
23-002770-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en poging tot oplichting door een vijftienjarige medeleerling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een vijftienjarige jongen, was beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen een medeleerling en van poging tot oplichting van een echtpaar op leeftijd. De feiten vonden plaats op respectievelijk 13 november 2023 en 25 mei 2024. De verdachte zou in vereniging geweld hebben gepleegd tegen het slachtoffer, waarbij hij deze meermalen zou hebben geslagen en geschopt. Daarnaast zou hij zich samen met anderen hebben voorgedaan als rechercheur om het echtpaar te misleiden en hen te bewegen tot het afgeven van geld en goederen. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en de camerabeelden beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De kinderrechter had eerder een werkstraf van 60 uren opgelegd, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar een deels voorwaardelijke werkstraf van 100 uren, met 50 dagen jeugddetentie als de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige delicten die gevoelens van onveiligheid teweegbrengen in de samenleving. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de eerder opgelegde straf vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002770-24
datum uitspraak: 17 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 29 november 2024 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-006794-24 (hierna: zaak A) en 13-251952-24 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:
hij op of omstreeks 13 november 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, openlijk, te weten, op de Eef Kamerbeekstraat en/of de Kees Broekmanstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1]
-(meermalen) te slaan en/of stompen tegen het lichaam en/of het hoofd en/of
-(nadat die [slachtoffer 1] op de grond terecht gekomen was) (meermalen) te schoppen tegen het lichaam en/of het hoofd;
-op te tillen en/of tegen een muur aan te gooien of te duwen;
Zaak B:
hij op of omstreeks 25 mei 2024 te Uithoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten goederen van zijn gading en/of juwelen en/of een geldbedrag,
- telefonisch contact opgenomen met [slachtoffer 2] ;
- zich tijdens dit gesprek in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als rechercheur;
- gevraagd of aangever(s) geld en kostbaarheden in huis heeft;
- gezegd dat in de buurt waar aangever(s) woonachtig is inbraken hebben plaatsgevonden en dat de politie daarom zijn/hun kostbaarheden komt fotograferen;
- een afspraak gemaakt met [slachtoffer 2] op zijn huisadres;
- zich begeven naar de woning en daar aangebeld;
- zich middels een valse naam voorgesteld;
- een (bonafide) legitimatienummer genoemd bij het voorstellen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Bewijsoverweging zaak A

De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat om verschillende redenen moet worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door de aangever en getuige [getuige] (hierna: de getuige), zijnde de teamleider van het [school] .
Het hof overweegt als volgt.
De aangever heeft de voornaam van de verdachte genoemd als een van de personen die tegen hem geweld heeft gebruikt. Volgens de aangever zit [verdachte] bij hem op school. De getuige heeft naar aanleiding van het bekijken van de bewegende camerabeelden de verdachte herkend als een leerling van de school waarop hij teamleider is. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de ondubbelzinnige herkenning door de getuige. De beelden waarop die herkenning is gebaseerd, zijn bovendien van voldoende kwaliteit om een herkenning op te kunnen baseren.
Dat de bovenbenen zoals te zien op de
stillop pagina 27 van het dossier niet zouden overeenkomen met het postuur van verdachte, zoals de raadsman heeft bepleit, leidt het hof niet tot een ander oordeel. De
stilldateert van anderhalf jaar geleden en er bevindt zich in het dossier geen geschikt beeldmateriaal van de verdachte waarmee dat kan worden vergeleken. Op basis van de
stillkan bovendien niet worden uitgesloten dat het niet om de verdachte zou gaan. Er bevinden zich daarnaast ook andere
stillsin het dossier waarop de benen van die persoon er weer anders uitzien (minder stevig) dan op de door de raadsman bedoelde
still, zodat geen eenduidige conclusies kunnen worden getrokken over het postuur van deze persoon.
Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 13 november 2023 te Amsterdam, openlijk, te weten, op de Eef Kamerbeekstraat en/of de Kees Broekmanstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1]
- meermalen te slaan tegen het lichaam en het hoofd en
- nadat die [slachtoffer 1] op de grond terecht gekomen was meermalen te schoppen tegen het lichaam en het hoofd en
- op te tillen en tegen een muur aan te gooien;
Zaak B:hij op 25 mei 2024 te Uithoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten goederen van zijn gading en/of juwelen en/of een geldbedrag,
- telefonisch contact opgenomen met [slachtoffer 2] ;
- zich tijdens dit gesprek in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als rechercheur;
- gevraagd of aangever geld en kostbaarheden in huis heeft;
- gezegd dat in de buurt waar aangever woonachtig is inbraken hebben plaatsgevonden en dat de politie daarom hun kostbaarheden komt fotograferen;
- een afspraak gemaakt met [slachtoffer 2] op zijn huisadres;
- zich begeven naar de woning en daar aangebeld;
- zich middels een valse naam voorgesteld;
- een (bonafide) legitimatienummer genoemd bij het voorstellen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen in zaak A en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om aan de verdachte een lagere straf op te leggen, gelet op de bepleite vrijspraak van het in zaak A tenlastegelegde en gelet op de meer beperkte rol van verdachte met betrekking tot het in zaak B tenlastegelegde.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer, een vijftienjarige medeleerling. Daarbij is door de groep flink geweld toegepast terwijl het slachtoffer op de grond lag. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het geweld heeft bovendien plaatsgevonden op klaarlichte dag op de openbare weg, waar het voor voorbijgangers en omwonenden waarneembaar was. Dergelijk groepsgeweld brengt gevoelens van angst en onveiligheid teweeg bij slachtoffers in het bijzonder, maar ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting van een echtpaar op leeftijd, door middel van een babbeltruc waarbij de daders zich voordeden als de recherche. Dat uiteindelijk niets van het bezit van de slachtoffers is weggenomen, is te danken aan hun oplettendheid en assertiviteit. Uit het handelen van de verdachte volgt dat hij geen moeite heeft met het beschamen van het vertrouwen van in dit geval kwetsbare mensen en het niet zo nauw te nemen met het eigendom van anderen. Ook het vertrouwen dat wordt gesteld in de recherche dreigt hiermee af te nemen en ook dat is kwalijk. De verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Deze feiten worden de verdachte zwaar aangerekend.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die bij openlijke geweldpleging tegen personen en bij (poging) oplichting plegen te worden opgelegd in jeugdzaken, welke straffen zijn weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten Jeugd zoals opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf van 40 uren en voor oplichting een taakstraf vanaf 25 uren genoemd. Strafverzwarend bij de poging oplichting is het medeplegen van dat feit en de kwetsbare slachtoffers.
Het hof heeft verder acht geslagen op de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 31 oktober 2024 en 6 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte telkens geen openheid van zaken heeft willen gegeven en niet heeft meegewerkt aan het onderzoek. De Raad heeft ondanks alle inspanningen geen zicht gekregen op de verdachte en heeft zich om die reden moeten onthouden van het geven van een strafadvies.
Dat verdachte zich zowel aan een ernstig geweldsdelict als aan een ernstig vermogensdelict heeft schuldig gemaakt, baart het hof ernstige zorgen. Los van de ernst gaat het namelijk ook om verschillende soorten delicten. Het hof heeft oog voor het gegeven dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, inmiddels op de goede weg is met betrekking tot een baan en zijn studie, maar acht gelet op het vorenstaande, waaronder zijn zelfbepalende opstelling richting de Raad, een prikkel om herhaling te voorkomen nog wel noodzakelijk.
Alles afwegende acht het hof een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Die straf is zwaarder dan in eerste aanleg opgelegd en in hoger beroep geëist, maar wordt vooral gerechtvaardigd door de ernst van de bewezenverklaarde feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
40 (veertig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. C.J. van der Wilt en mr. M.C. van der Mei, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.