ECLI:NL:GHAMS:2025:1194

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
4 mei 2025
Zaaknummer
23-000201-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake kinder- en dierenporno met aanpassing van de straf

Op 29 april 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2024. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor het bezit van een grote hoeveelheid kinder- en dierenpornografisch materiaal. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar past de opgelegde gevangenisstraf aan. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof legt dezelfde straf op, maar met uitzondering van een bijzondere voorwaarde die door de rechtbank was opgelegd. De verdachte had een enorme hoeveelheid kinderpornografisch materiaal in zijn bezit, waaronder 19.697 afbeeldingen en 2.349 video’s van kinderpornografische aard, en 634 afbeeldingen en 140 video’s van dierenpornografische aard. Het hof overweegt dat het bezit van dit materiaal niet alleen schadelijk is voor de slachtoffers, maar ook bijdraagt aan het in stand houden van het misbruik. De verdachte heeft verklaard dat het bezit van kinderporno hem een gevoel van macht gaf in zijn sociale leven, wat het hof als zeer zorgelijk beschouwt. De reclassering heeft geadviseerd om de verdachte te laten behandelen voor zijn problematiek, en het hof heeft besloten om de bijzondere voorwaarden aan de gevangenisstraf te koppelen, met uitzondering van de ambulante behandeling bij De Waag. Het hof benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legt een gevangenisstraf op die passend wordt geacht in het licht van de omstandigheden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000201-24
Datum uitspraak: 29 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-122915-22 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling bij De Waag, ambulante behandeling bij de Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa, het meewerken aan middelencontrole en het vermijden van kinder- en dierenporno.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd – met uitzondering van de bijzondere voorwaarde de ambulante behandeling bij De Waag – gelet op de ernst van de feiten, de aard van het materiaal, de frequentie en het in stand houden van het uitwisselen van het materiaal.
De raadsvrouw heeft verzocht een taakstraf op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke straf met een lange proeftijd met voorwaarden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de door de rechtbank opgelegde straf niet in verhouding staat met de opgelegde straffen in de zaken van de medeverdachten, het (vervolgings)beleid van het openbaar ministerie en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de verdachte sinds het moment dat hij is aangehouden actief meegewerkt aan behandeling bij De Waag en heeft hij deze behandeling succesvol afgerond. De behandeling heeft geleid tot vermindering van risico’s voor nieuw strafbaar gedrag. Na het plegen van de feiten is hij bewijsbaar niet meer in de fout gegaan. Het ondergaan van een gevangenisstraf wordt door de reclassering als contra-indicatie gezien, omdat het verdere hulpverleningstraject dan zal worden onderbroken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof overweegt evenals de rechtbank als volgt. Op gegevensdragers van de verdachte is een enorme hoeveelheid kinder- en dierenpornografisch materiaal aangetroffen. Het gaat in totaal om 19.697 afbeeldingen en 2.349 video’s van kinderpornografische aard en 634 afbeeldingen en 140 video’s van dierenpornografische aard. Uit de beschrijvingen van het kinderpornografische materiaal blijkt dat het voornamelijk gaat om materiaal van (zeer) jonge kinderen tussen de nul en twaalf jaar oud. Op een groot deel van het materiaal is te zien dat de kinderen oraal, vaginaal of anaal gepenetreerd worden door de penis van een volwassen man. Tussen het materiaal zit ook materiaal dat zeer gewelddadig en sadistisch van aard is. Het gaat daarbij onder meer om kinderen die tijdens de seksuele handelingen zijn vastgebonden of nauwelijks adem krijgen. Op sommige afbeeldingen is ook te zien dat jonge kinderen seksuele handelingen verrichten bij of ondergaan van honden. Voor het dierenpornografische materiaal geldt dat daarop verschillende seksuele handelingen te zien zijn met een variëteit aan dieren. Een deel van het dierenpornografische materiaal is zeer gewelddadig van aard. Zo is op een van de video’s te zien dat een hond wordt opengesneden, waarna de darmen van het dier eruit gehaald worden, terwijl de seksuele handelingen met het dier voortduren. Het behoeft geen nadere toelichting dat het aangetroffen materiaal weerzinwekkend is.
De verdachte heeft verklaard dat het bezit van kinderporno hem een vorm van macht opleverde in de datingscène waarin hij zich bevond. Het bezit van kinderporno betekende namelijk dat sekspartners van de verdachte soms bereid waren dingen voor hem te doen. Het uitdagen van zijn sekspartners met steeds extremer beeldmateriaal was voor de verdachte opwindend. De verdachte heeft verklaard dat zijn middelengebruik en het materiaal waar hij naar keek over de tijd steeds extremer werden in het kader van het verleggen van zijn grenzen. Hij heeft tevens verklaard dat hij het materiaal onder invloed van drugs interessant en opwindend vond, maar dat hij zelf geen seksuele gevoelens heeft voor kinderen. Hetzelfde geldt naar zijn eigen zeggen voor dierenporno. Dit laat zich echter lastig rijmen met de aard van het materiaal waarover de verdachte beschikte en dat hij verspreidde en de, mede in relatie tot dat materiaal, sadistische aard van de chatgesprekken die de verdachte voerde met anderen. Verder wordt in aanmerking genomen dat op de telefoon van de verdachte chats zijn aangetroffen met een persoon waarvan later is gebleken dat die zijn eigen dochter seksueel misbruikte. Voor dit misbruik is die persoon ook veroordeeld. De verdachte heeft dit misbruik, blijkens zijn chats met die persoon, concreet aangemoedigd
(“Geilbak, ook nog effe lekker met je do gerommeld?”en
“Man, dat kutje had allang van jou moeten zijn”) en heeft ook beeldmateriaal van dit misbruik in ontvangst genomen. De verdachte heeft ten aanzien van deze uitingen verklaard dat hij zich niet realiseerde dat zijn chatpartner daadwerkelijk een dochter had die hij misbruikte. Dat acht het hof evenals de rechtbank niet geloofwaardig, omdat deze persoon ook foto’s van het misbruik naar de verdachte stuurde. Dat de verdachte hier geen volledige openheid van zaken heeft gegeven, is zeer zorgelijk.
Achter elk van de afbeeldingen en/of video’s die de verdachte in zijn bezit had, gaat het daadwerkelijke misbruik van een kind of dier schuil. Voor wat betreft het kinderpornografische materiaal behoeft het eveneens geen nadere toelichting dat dit misbruik enorm veel schade kan toebrengen aan de kinderen die daarvan het slachtoffer zijn. De psychische schade die bij het misbruik komt kijken, heeft de potentie om slachtoffers voor het leven te tekenen. De verdachte heeft, zo heeft hij zelf verklaard, bij dit alles niet stilgestaan. Hij heeft, door het in stand houden van de vraag naar en het aanbod van kinder- en dierenpornografisch materiaal, ook een bijdrage geleverd aan het in stand houden van dit misbruik. Dit alles rekent het hof hem zeer zwaar aan.
In het reclasseringsrapport van 22 augustus 2023 staat vermeld dat de verdachte na zijn aanhouding hulp heeft gezocht bij De Waag in Amsterdam. Volgens de reclassering is het van belang dat de verdachte de ambulante behandeling bij De Waag afmaakt, zodat hij meer inzicht krijgt aangaande risicovol en strafbaar gedrag, en zich realiseert waar de grenzen liggen ten aanzien van wat seksueel toelaatbaar is in de maatschappij. Het hof heeft kennisgenomen van de door de raadsvrouw toegestuurde afsluitbrief van de behandeling die de verdachte heeft gevolgd bij De Waag. Daaruit blijkt dat de behandeling is afgerond omdat voldoende is gewerkt aan de risicofactoren en het recidivegevaar is verminderd. Volgens de gezondheidszorgpsycholoog zijn de doelen behaald.
In de oriëntatiepunten zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt voor de bewezen geachte feiten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar. Strafverzwarend acht het hof de elementen zoals hiervoor omschreven. Ook weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee dat hij een lange periode – ruim vier jaar – bezig is geweest met het bezitten en verspreiden van kinderpornografisch materiaal, waarop veelal zeer jonge kinderen en ook zeer gewelddadige handelingen en foltering te zien zijn. Deze strafverzwarende elementen, in samenhang bezien, maken dat het hof – ondanks dat het hof het belang van de verdachte ziet bij continuering van zijn behandeling – het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend acht.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal het hof de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de ambulante behandeling bij De Waag. Het hof zal de bijzondere voorwaarde van het vermijden van kinder- en dierenporno en het toezicht daarop door de reclassering daaraan toevoegen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 240b en 254a van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

1.Meldplicht bij reclassering

De veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 2] . De veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.

2.Ambulante behandeling bij de FAZ

De veroordeelde laat zich, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, behandelen door de FAZ, Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Dit betreft een behandeling gericht op het middelengebruik, alcohol en drugs. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

3.Meewerken aan middelencontrole

De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.

4.Vermijden kinder- en dierenporno

De veroordeelde vermijdt dat hij in aanraking komt met kinder- en/of dierenpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinder- en/of dierenpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
  • het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
  • het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinder- en/of dierenpornografisch materiaal kan worden verkregen;
  • het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen en dieren wordt gecommuniceerd.
De veroordeelde bespreekt tijdens gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen.
De veroordeelde werkt mee aan controle van digitale-gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De veroordeelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De veroordeelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of de veroordeelde kinder- en/of dierenpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de veroordeelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinder- en/of dierenpornografisch materiaal aanwezig is.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 april 2025.
Mr. N.J.M. de Munnik is verhinderd dit arrest te ondertekenen.