ECLI:NL:GHAMS:2025:1138

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
200.347.797/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de opheffing van bewind over goederen van verzoekster

In deze zaak gaat het om de vraag of het bewind over de goederen van de verzoekster, betrokkene, moet worden opgeheven. De kantonrechter in Amsterdam had eerder besloten om het bewind te wijzigen op verzoek van Bijstand & Bewind, wat betrokkene niet accepteert. Zij is van mening dat zij in staat is om haar financiële belangen zelf te behartigen met hulp van haar netwerk. Betrokkene is op 4 november 2024 in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de kantonrechter. Tijdens de zitting op 21 februari 2025 zijn verschillende partijen aanwezig, waaronder betrokkene, haar advocaat, de bewindvoerder en een maatschappelijk werker. Betrokkene heeft een minderjarige zoon en dochter en heeft in het verleden te maken gehad met problematische schulden. Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene in 2021 onder bewind is gesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat betrokkene in januari 2023 in de minnelijke schuldsanering is toegelaten en dat haar schulden zijn afgelost. Betrokkene heeft recent een woning toegewezen gekregen en is bezig met het leren van de Nederlandse taal. Het hof concludeert dat, ondanks de positieve ontwikkelingen, het bewind nog noodzakelijk is vanwege de kwetsbare situatie van betrokkene. De beschikking van de kantonrechter wordt bekrachtigd, en het hof wijst het verzoek van betrokkene af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.347.797/01
zaaknummer rechtbank: NL:TZ:0000207489:B001
dossiernummer rechtbank: BM31568
beschikking van de meervoudige kamer van 29 april 2025 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam,
en
Bijstand & Bewind,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- HVO Querido, gevestigd te [vestigingsplaats] .

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of het bewind over de goederen van verzoekster moet worden opgeheven.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft in een beschikking van 9 augustus 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van Bijstand & Bewind om de grond van het bewind te wijzigen in ‘lichamelijke of geestelijke toestand’ toegewezen. Betrokkene is het daar niet mee eens en wil dat het bewind wordt opgeheven. Zij meent dat zij in staat is om met behulp van haar netwerk zelf haar financiële belangen te behartigen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 4 november 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van betrokkene van 17 februari 2025 met bijlage, en
- een bericht van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2025.
2.3
De zitting heeft op 21 februari 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat en M. Majdoubi, een tolk in de Arabische taal,
- Bijstand & Bewind, vertegenwoordigd door [naam 1] , hierna: de bewindvoerder, en
- HVO Querido, vertegenwoordigd door [naam 2] , hierna: de maatschappelijk werker.
Het hof heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 3] , de persoonlijk begeleider van betrokkene (hierna: de persoonlijk begeleider).

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1982 te [plaats B] , Marokko. Zij heeft een minderjarige zoon genaamd [minderjarige 1] en een minderjarige dochter genaamd [minderjarige 2] .
3.2
De kantonrechter heeft op 16 november 2021 de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld voor de duur van vijf jaar wegens verkwisting/het hebben van problematische schulden en [naam 1] , maat van Bijstand & Bewind, benoemd tot bewindvoerder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, het verzoek van de bewindvoerder om de grond van het bewind te wijzigen in ‘lichamelijke of geestelijke toestand’ toegewezen.
4.2
Het hof begrijpt het verzoek van betrokkene aldus dat zij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het bewind op te heffen, dan wel een zodanige beslissing te nemen als het hof juist vindt.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Artikel 1:431, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de rechter een bewind kan instellen over de goederen die een meerderjarige (zullen) toebehoren indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Uit artikel 1:449, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter het bewind kan opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is de onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
De standpunten
5.2
Betrokkene voert aan dat zij ten onrechte niet is gehoord door de kantonrechter. De kantonrechter heeft bovendien ten onrechte het verzoek van de maatschappelijk werker van betrokkene aangemerkt als verzoek van de bewindvoerder. Ook is niet gebleken van een geestelijke of lichamelijke toestand bij betrokkene die maakt dat zij haar financiële belangen niet kan behartigen. Het dossier bevat geen medische verklaring dan wel onderbouwing van het verzoek en de kantonrechter kon dan ook niet op basis van het enkele door de maatschappelijk werker ingediende verzoek oordelen over een eventuele stoornis of gebrek van betrokkene. Verder stelt betrokkene dat de schuld die heeft geleid tot de instelling van het bewind (in 2021) door toedoen van een vriendin van haar is ontstaan en inmiddels is afgelost. Met behulp van haar netwerk (waaronder haar persoonlijk begeleider en een vriendin) is betrokkene in staat om zelf haar financiële belangen te behartigen. De persoonlijk begeleider van betrokkene helpt betrokkene met (het lezen dan wel opstellen van) brieven, het maken van afspraken en het ondernemen van activiteiten. Betrokkene koopt zelf kleding voor haar minderjarige kinderen, doet boodschappen en kan goed functioneren in de maatschappij. Zij heeft recent een woning toegewezen gekregen en zal op 24 februari 2025 verhuizen. Ook is zij eind januari 2025 begonnen met Nederlandse en Arabische taal/schrijfles.
5.3
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat betrokkene in januari 2023 in de minnelijke schuldsanering is toegelaten en dat haar schulden op verzoek van de rechtbank versneld zijn afgelost. De rechtbank heeft de bewindvoerder vervolgens gevraagd of zij het bewind zou afbouwen, de grondslag voor het bewind wilde laten wijzigen of het bewind wilde laten opheffen. De bewindvoerder kon destijds moeilijk inschatten of betrokkene zelf haar financiën kon regelen, of dat een zelfredzaamheidstraject voor haar ingezet kon worden, want zij is de Nederlandse taal niet machtig. Betrokkene wilde graag van het bewind af. Zij heeft een zorgverzekering en een leefplan. Veel zaken zullen veranderen voor haar, nu zij een eigen woning heeft. De bewindvoerder heeft de huurovereenkomst ontvangen en huurtoeslag voor betrokkene aangevraagd. De begeleider van betrokkene van HVO Querido heeft een energiecontract aangevraagd en daarbij het rekeningnummer van de leefgeldrekening doorgegeven. Verder communiceert de bewindvoerder met betrokkene via spraakopnames. De ene keer spreekt betrokkene de opnames in het Arabisch in en de andere keer worden de opnames in het Nederlands ingesproken door een kennis van betrokkene. De bewindvoerder heeft ook contact met HVO Querido.
5.4
De maatschappelijk werker heeft aangevoerd dat betrokkene, sinds zij bij HVO Querido verblijft, veel contact heeft gehad met een psycholoog en een zorgcoördinator. Betrokkene heeft anderhalf jaar geleden een woning toegewezen gekregen, maar zij heeft die woning nooit betrokken, omdat zij de omgeving niet goed vond. Inmiddels heeft betrokkene een andere woning toegewezen gekregen, die het eerste jaar nog op naam van HVO Querido staat. Als alles goed gaat, kan de woning op de naam van betrokkene gezet worden. Als het niet goed gaat, zal onderzocht worden of er meer hulp geleverd moet worden.
Als er geen bewind meer zou zijn, zou er een duidelijk plan moeten zijn voor betrokkene waaruit blijkt hoe zij zelf haar financiën kan beheren met behulp van haar netwerk, want zij heeft eerder schulden gehad. Betrokkene heeft de afgelopen periode (kleine) stappen gezet. De maatschappelijk werker is van mening dat het bewind er nog een tijdje, bijvoorbeeld een half jaar, op zou moeten blijven, omdat er veel op betrokkene afkomt als ze zelfstandig gaat wonen.
5.5
De persoonlijk begeleider heeft laten weten dat zij sociaal maatschappelijk werk studeert en betrokkene twee jaar geleden heeft leren kennen in het buurthuis. Zij probeert met betrokkene naar oplossingen te zoeken en probeert betrokkene te motiveren door haar moed in te spreken. Betrokkene zet stappen vooruit en probeert veel zelf te doen, zoals het beantwoorden van e-mails. Zij krijgt waar nodig hulp van de persoonlijk begeleider.
De beoordeling
5.6
Betrokkene heeft zich erover beklaagd dat zij niet is gehoord door de kantonrechter, terwijl dit wel had gemoeten. Omdat het hoger beroep mede dient om fouten en omissies uit de procedure bij de kantonrechter te herstellen en partijen ter zitting in hoger beroep de gelegenheid hebben gekregen om hun standpunten toe te lichten, behoeft de eerste grief geen verdere bespreking meer.
5.7
Met haar tweede grief stelt betrokkene dat de kantonrechter ten onrechte heeft beslist op een verzoek van de maatschappelijk werker. Het hof heeft het verzoek, zoals dat op 19 juli 2024 door de rechtbank is ontvangen en waar in de bestreden beschikking naar verwezen wordt, op 20 februari 2025 opgevraagd bij de rechtbank. Het hof heeft het stuk diezelfde dag nog ontvangen en naar partijen verzonden. Uit het verzoek blijkt dat het is ingediend door de bewindvoerder. Grief 2 slaagt daarom niet.
5.8
Ten aanzien van de derde grief van betrokkene waarmee zij erop wijst dat haar schuld inmiddels is afgelost en dat het bewind daarom moet worden opgeheven, overweegt het hof het volgende. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene in 2018 met haar twee minderjarige kinderen vanuit Marokko naar haar echtgenoot in Nederland is gekomen. In 2019 is zij van hem gescheiden en daarna heeft zij op verschillende tijdelijke plekken gewoond (onder andere in een hotel, in een kerk en op een kamer). Sinds augustus 2021 verblijft zij bij HVO Querido. Recent heeft betrokkene een woning toegewezen gekregen, die zij op 24 februari 2025 betrekt. Ter zitting in hoger beroep heeft de maatschappelijk werker laten weten dat het huurcontract van deze woning het eerste jaar op naam van HVO Querido staat, zodat bijvoorbeeld gekeken kan worden of betrokkene geen overlast veroorzaakt en of zij de vaste lasten betaalt. Na een jaar wordt gekeken of het contract verlengd wordt op naam van HVO Querido (als er meer hulp nodig is/georganiseerd moet worden) of dat het contract op naam van betrokkene komt te staan (als het na een jaar goed blijkt te gaan). Verder heeft betrokkene ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij door een ongeluk in haar kinderjaren niet in staat was om naar school te gaan. Ook staat vast dat zij door de spanningen rond de echtscheiding en de daaropvolgende dakloosheid overspannen is geraakt. Zij heeft nog wekelijks gesprekken met een psycholoog. De psycholoog heeft aan de maatschappelijk werker bericht dat maatschappelijke stabiliteit voor betrokkene van belang is en dat pas vanuit een stabiele situatie gericht behandeld kan worden. Betrokkene heeft geen familie in Nederland en zij wil haar familie niet bij haar problemen betrekken. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, is de situatie van betrokkene nog kwetsbaar en verdient zij ondersteuning en bescherming. Zij volgt nog maar kort Nederlandse en Arabische taal/schrijfles en heeft nog veel begeleiding nodig om zich maatschappelijk staande te kunnen houden. Dat zij nu een eigen woning kan betrekken en dat het goed gaat met haar kinderen is bemoedigend. Het hof is echter van oordeel dat het bewind in deze fase, waarin betrokkene overstapt naar een zelfstandige woning en waarbij het komende jaar onderzocht zal worden welke mate van zelfstandigheid zij aankan, nog noodzakelijk is vanwege de geestelijke toestand van betrokkene. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen. Daarbij merkt het hof op dat de maatschappelijk werker en bewindvoerder van plan zijn om in het komend jaar met betrokkene te onderzoeken hoe zij ook op financieel vlak zelfstandig kan worden, zodat bewindvoering niet langer nodig is..
5.9
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. C.E. Buitendijk en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 29 april 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.