Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
grief 1komt Bpf MITT op tegen de juistheid van de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Voor zover van belang zal het hof hierna rekening houden met deze grief. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die tussen partijen niet in geschil zijn, komen de feiten neer op het volgende.
.Onder Mode- en Interieurindustrie moet volgens artikel 4 verplichtstellingsbesluit worden verstaan: ‘
het vervaardigen en/of doen vervaardigen en/of het ver- en/of bewerken dan wel doen ver- en/of bewerken van kleding en/of kledingaccessoires en/of andere textielstukgoederen’. Van vervaardigen en/of doen vervaardigen is sprake als ‘
een onderneming één of meer van de fasen van de voortbrengingscyclus (van ontwerp tot en met verzendklaar maken) van kleding en/of kledingaccessoires en/of andere textielstukgoederen verricht en/of in zijn opdracht door derden laat verrichten.’
(1) het bedrijf van het kopen en aan particulieren verkopen van waren en (2) het vervullen van de functie van het in een winkel aan particulieren verkopen van waren’.De verplichtstelling geldt niet voor werkgevers ‘
in wiens onderneming de detailhandel in loonbedrag overtroffen wordt door het loonbedrag in verband met andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid.’ Verder geldt dat onder werkgever ook moet worden verstaan de rechtspersoon die een in Nederland gevestigde onderneming voert waarbij uitsluitend of in hoofdzaak de groothandelsfunctie wordt uitgeoefend.
(E-commerce & Digital, Retail en Wholesale), rood voor ‘MITT’ (Product, Product Design en Product Development), geel voor ‘Mix 50% MITT, 50% indirect detailhandel’ (Product Merchandising) en lichtgroen voor ‘indirect detailhandel’ (alles wat niet onder donkergroen, rood en geel valt). Het overzicht wordt hierna het ‘kleurenschema’ genoemd.
Het is mogelijk dat de werkingssferen van twee verschillende bedrijfstakpensioenfondsen elkaar overlappen. Zo’n overlap van werkingssferen komt meestal aan het licht via ingediende zienswijzen. Wanneer deelname in een van de betrokken bpf-en al verplichtgesteld is zal dit er toe leiden dat een later ingediende aanvraag om verplichtstelling daarvan afgebakend moet worden.
4.Eerste aanleg
ROM & PME/Vector) overwogen dat G-Star onder de verplichtstelling van Bpf Detailhandel valt omdat de kernactiviteit van G-Star ligt bij de verkoop van kleding aan particulieren, mede omdat de werkzaamheden die ondersteunend zijn aan de kernactiviteit daaraan kunnen worden toegerekend. Volgens de kantonrechter houdt G-Star zich voor een klein deel ook bezig met MITT-activiteiten, maar omdat een gelijktijdige verplichtstelling onwenselijk is en niet overeenkomstig de bedoeling van de wetgever, heeft de kantonrechter de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit Bpf MITT beperkt uitgelegd. De beperkte uitleg heeft de kantonrechter ertoe gebracht het hoofdzakelijkheidscriterium in de werkingssfeerbepaling in te lezen, op grond waarvan de kantonrechter tot de conclusie is gekomen dat G-Star niet onder de verplichtstelling van Bpf MITT valt, omdat G-Star niet hoofdzakelijk MITT-activiteiten verricht.
5.Beoordeling
grief IIbetoogt Bpf MITT samengevat dat de kantonrechter voor wat betreft haar oordeel over de verplichtstelling had moeten aansluiten bij de bewoordingen van de verplichtstellingen en niet bij de vaststelling van de kernactiviteiten van G-Star, terwijl de kantonrechter voorts ten onrechte heeft overwogen dat de kernactiviteit van G-Star ligt bij de verkoop aan particulieren.
Grief IIIricht zich samengevat tegen het oordeel van de kantonrechter dat G-Star beperkt MITT-activiteiten verricht, in de voorliggende situatie sprake is van een dubbele verplichtstelling, dat een beperkte uitleg van de verplichtstelling MITT aan de orde is en dat het hoofdzaakcriterium in de verplichtstelling van Bpf MITT moet worden ingelezen.
Grief IVis een veeggrief. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
G-Star groep (G-Star, Erno’s en E-Store) als geheel (vgl. Hoge Raad 23 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2171,
FNV/Van Oers). De voorliggende vraag is dan ook of G-Star een werkgever is die de detailhandel uitvoert, te weten: ‘
(i) het bedrijf van het kopen en aan particulieren verkopen van waren en (ii) het vervullen van de functie van het in een winkel aan particulieren verkopen van waren’(zie 3.3). Als deze vraag bevestigend wordt beantwoord ligt vervolgens de vraag voor of in de onderneming van G-Star ‘
de detailhandel in loonbedrag overtroffen wordt door het loonbedrag in verband met andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid.’(zie 3.3). In dat geval geldt de verplichtstelling immers niet.
de detailhandel in loonbedrag overtroffen wordt door het loonbedrag in verband met andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid’. Hoeveel fte’s (en welke loonsom) met E-Store detailhandelsactiviteiten is gemoeid, is uit het hiervoor onder 3.5 bedoelde kleurenschema niet op te maken. In dat schema staat slechts ‘E-commerce & Digital (45,2)’, terwijl bij de mondelinge behandeling is gebleken dat deze 45,2 fte zich ook bezighoudt met de verkoop van kleding via commissionair overeenkomsten en via platforms van derden (zoals Amazon of Zalando). Anders dan G-Star, is het hof van oordeel dat deze laatste vormen van verkoop van kleding (via commissionairs en via platforms van derden), niet gekwalificeerd kunnen worden als vallend binnen de werkingssfeerbepaling van de verplichtstelling Bpf Detailhandel, te weten ‘verkoop van kleding aan particulieren’ of ‘verkoop in een winkel aan particulieren’. De verkoop vindt immers niet plaats rechtstreeks van G-Star aan de consument maar loopt
viaeen derde (de commissionair of het platvorm van de derde). De verwijzing van G-Star naar diverse bepalingen uit de overeenkomsten met deze derden waaruit onder meer blijkt dat G-Star de prijs bepaalt, de consument de koopprijs aan G-Star betaalt en de kleding eigendom blijft van G-Star totdat de kleding aan de consument geleverd wordt, maakt dit niet anders.
andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid’, zoals omschreven in de werkingssfeerbepaling (zie 3.3)
.
directwerkzaamheden ten behoeve van de exploitatie van de E-Store?
ondersteunende(zie 5.22) activiteiten ten behoeve van de exploitatie van E-Store? (b) Wat is de jaarlijkse loonsom van deze werknemers?