Op 16 januari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 1 juli 2024 was gewezen. De zaak betreft de invoer van heroïne door de verdachte, die op dat moment gedetineerd was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met de aanvulling dat de strafmaatoverweging wordt uitgebreid met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep zijn aangevoerd. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarbij de advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen. Tijdens de zittingen op 18 december 2024 en 16 januari 2025 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De raadsvrouw pleitte voor een minder lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf, verwijzend naar verzachtende omstandigheden. Het hof heeft echter geen aanleiding gezien om af te wijken van de opgelegde gevangenisstraf door de rechtbank. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, en het arrest is openbaar uitgesproken op 16 januari 2025.