ECLI:NL:GHAMS:2025:104
Gerechtshof Amsterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot alcohol en cocaïne
Op 16 januari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 23-003301-23. De zaak betreft een hoger beroep van een verdachte die eerder door de politierechter was veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol en cocaïne. De verdachte, geboren in 1983, was op de hoogte van de aanklacht en had een advocaat, mr. R.J.A. Verhoeven, ter ondersteuning. Tijdens de zitting werd de verdachte ondervraagd over zijn consumptie van alcohol en het gebruik van lidocaïne, dat hij had gekregen tijdens een tandartsbezoek. Hij ontkende onder invloed van cocaïne te hebben gereden en voerde aan dat de politie geen rechtmatige controle had uitgevoerd, omdat er geen voorafgaande verdenking was. De advocaat-generaal, mr. M.C.A. Bakker, verdedigde de eerdere veroordeling en stelde dat de politie wel degelijk bevoegd was om de verdachte staande te houden en dat de resultaten van de bloedtest, die cocaïne en een te hoog alcoholgehalte aantoonde, geldig waren. Het hof oordeelde dat de politie geen voorafgaande verdenking nodig had voor de controle en dat de resultaten van de bloedtest voor het bewijs konden worden gebruikt. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de aanvullende bewijsoverwegingen die tijdens de zitting waren besproken. De verdachte werd geïnformeerd over zijn recht om binnen veertien dagen cassatie in te stellen tegen het arrest.