ECLI:NL:GHAMS:2025:1022

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
23-000310-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor computervredebreuk en witwassen door controlemedewerker bij de Belastingdienst

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, was werkzaam als controlemedewerker bij de Belastingdienst en is veroordeeld voor computervredebreuk en witwassen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst, waarbij hij privacygevoelige informatie opvroeg en deze deelde met derden. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het witwassen van een bedrag van € 920.000,00, dat werd aangetroffen in zijn woning, verstopt achter de plinten van het keukenblok. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten, waarbij de computervredebreuk meermalen is gepleegd. De verdachte heeft gedurende een periode van twee jaar onbevoegd toegang verkregen tot vertrouwelijke informatie en deze informatie gedeeld met derden, waaronder leden van criminele organisaties. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag is eveneens bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000310-23
datum uitspraak: 15 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 71-063953-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1969,
[adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 maart en 15 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2022, te Amsterdam, althans in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, enig(e) geldbedrag(en) (van in totaal 920.000 euro) voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 11 juli 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de [rechtspersoon] (waarop de systemen “BVR” en “Klantbeeld”, althans een of meer systemen van de [rechtspersoon] , zich bevonden), is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels en/of signalen en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of door zich met een gebruikersnaam en/of wachtwoord toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de [rechtspersoon] (waarop informatie was geplaatst) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan, en/of (vervolgens) gegevens die waren opgeslagen en verwerkt en overgedragen door middel van (delen van) die geautomatiseerde werk(en) waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of anderen heeft overgenomen, namelijk door (telkens) bevragingen te doen in voornoemde systemen van de [rechtspersoon] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van feit 1 en ten aanzien van de opgelegde straf tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Inleiding

In februari 2022 heeft de Rijksrecherche de beschikking gekregen over het proces-verbaal van bevindingen uit het politieonderzoek 26Pandora. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat op
28 augustus 2020 in een conversatie tussen twee accounts die gebruik maakten van de versleutelde berichtendienst Sky ECC een aantal afbeeldingen is gedeeld. In deze conversatie wordt gesproken over een ambtenaar die kentekens kan natrekken en die tegen betaling van ‘10k’ op basis van een Burgerservicenummer (BSN) wereldwijd iedereen kan natrekken. In deze conversatie worden ook afbeeldingen getoond die afkomstig zijn uit de systemen Beheer van Relaties (hierna: BVR) en Klantbeeld van de [rechtspersoon] . De afbeeldingen bevatten de naam van de tenaamgestelde van kenteken [kenteken 1] en persoonsgegevens van [naam 1] . Vanuit de loggingen van de [rechtspersoon] bleek dat de bevragingen waren gedaan door gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] op 28 augustus 2020, twee uur voor het delen ervan in voornoemde Sky ECC-conversatie. Deze gebruikersnaam behoort toe aan de verdachte. [1] Op 11 juli 2022 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte. In de keuken achter de plinten van de keukenkasten zijn vijf afgesloten geldkistjes aangetroffen met daarin in totaal € 920.000,00 aan contant geld. [2]

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2

De advocaat-generaal heeft gevorderd het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen te verklaren conform de bewezenverklaring in het vonnis waarvan beroep.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de door de verdachte gedane bevragingen in de systemen van de [rechtspersoon] ten behoeve van zijn eigen familieleden en omtrent de heer [naam 2] , met wie hij een geschil had. Ten aanzien van de bevragingen ten behoeve van anderen, veelal personen binnen de Marokkaanse gemeenschap, voor wie de verdachte goed benaderbaar was vanwege zijn Marokkaanse achtergrond, stelt de raadsvrouw dat de wederrechtelijkheid aan het feit ontbreekt, omdat de verdachte – kort gezegd – hun vragen in de hoedanigheid van medewerker van de [rechtspersoon] heeft beantwoord in een periode waarin de [telefoon] slecht bereikbaar was (in verband met corona). De verdachte, die destijds ziek en daardoor kwetsbaar was, is hierbij door zijn werkgever onvoldoende begeleid. Het hof vat dit verweer, door de raadsvrouw vervat in een beroep op overmacht, op als een bewijsverweer, omdat de wederrechtelijkheid als bestanddeel onderdeel uitmaakt van de tenlastelegging.
Het hof komt ten aanzien van feit 2 tot dezelfde bewezenverklaring als de rechtbank en neemt de door de rechtbank in het vonnis opgenomen redengevende feiten en omstandigheden en aanvullende overwegingen grotendeels over.
De verdachte was sinds april 2007 werkzaam als ambtenaar bij de [rechtspersoon] Amsterdam. Hij heeft op 10 april 2007 de ambtsbelofte afgelegd en de verklaring tot geheimhouding ondertekend. [3] De verdachte controleerde als veldtoetser [documenten] . [4] Bij het opstarten van de geautomatiseerde systemen door een medewerker van de [rechtspersoon] verschijnt automatisch de volgende waarschuwing in beeld:

Waarschuwing! Gebruik is alleen toegestaan voor geautoriseerde, expliciet door de organisatie vastgestelde doeleinden. Gebruik wordt gelogd, misbruik wordt gestraft. [5]
Op alle medewerkers van de [rechtspersoon] is daarnaast de Gedragscode Integriteit Rijk van toepassing. In deze gedragscode is een paragraaf opgenomen over het zorgvuldig omgaan met informatie. De uitgangspunten daarvoor zijn onder meer: deel informatie voor zover je die hoort te delen, bewaak de vertrouwelijkheid van informatie en gebruik doelgebonden informatie alleen voor het doel waarvoor die is verstrekt. [6] In de brochure ‘Een integere [rechtspersoon] – Basiswaarden, regels en procedures’ wordt een aanvulling op voornoemde gedragscode gegeven. In deze brochure staat met betrekking tot de geheimhoudingsplicht onder meer vermeld dat een [medewerker] alleen informatie mag raadplegen voor zover dat nodig is voor zijn of haar werk. Het lekken van vertrouwelijke informatie, anderen daartoe toegang geven, informatie gebruiken voor nevenwerkzaamheden, systemen raadplegen voor privézaken of uit nieuwsgierigheid, beschouwt de werkgever als een ernstige integriteitsschending. Verder vermeldt deze brochure dat het niet de bedoeling is dat [medewerker] posten behandelen en/of fiscale informatie inzien van personen uit hun directe omgeving zoals familie, vrienden, kennissen en buurtgenoten. [7]
Bij de [rechtspersoon] zijn de loggegevens van de applicatie Klantbeeld gevorderd voor het gebruikersaccount van de verdachte over de periode januari 2020 tot en met maart 2022 en over de periode april 2022 tot en met juli 2022. Deze gegevens geven inzicht in de door de verdachte bekeken personen en/of bedrijven. De loggingen van de verdachte in Klantbeeld van de periode januari 2020 tot en met juli 2020 bleken niet meer beschikbaar. [8] Verder zijn bij de [rechtspersoon] de volgende gegevens van de verdachte opgevraagd: rooster, urenverantwoording en in- en uitlogmomenten in de systemen van de [rechtspersoon] met zijn account, en werkopdrachten. [9]
Bevragingen broer, ex-schoonvader en [naam 2]
Uit de loggegevens blijkt dat de verdachte op 9 en 11 februari 2021 in Klantbeeld bevragingen heeft gedaan omtrent zijn ex-schoonvader en het pensioenfonds waaruit de laatste inkomsten ontving. De verdachte heeft op 12 februari 2021, in Klantbeeld, bevragingen gedaan omtrent zijn broer, [broer] . [10] Verder blijkt uit foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte dat hij op 27 juni 2022 in de applicatie BVR (beheer van relaties) gegevens heeft opgevraagd van [naam 2] . [11] De verdachte heeft op de zitting in eerste aanleg erkend dat hij voornoemde bevragingen heeft verricht, dat deze voor privédoeleinden waren en dat hij daarom niet bevoegd was om deze bevragingen te verrichten. [12]
Bevragingen [naam 1] [13]
Van de drie schermafbeeldingen die in de eerder genoemde Sky ECC-conversatie op 28 augustus 2020 zijn gedeeld, zijn er twee afkomstig uit Klantbeeld en één uit BVR. Uit de afbeelding uit BVR blijkt dat in dat systeem is gezocht naar de tenaamgestelde(n) van het kenteken [kenteken 1] . Op de twee afbeeldingen uit Klantbeeld zijn persoonsgegevens te zien van onder meer [naam 1] . Het is hoogst waarschijnlijk dat eerst in het systeem BVR is gezocht op de tenaamgestelde(n) van het kenteken [kenteken 1] , omdat in Klantbeeld niet op kenteken kan worden gezocht. Ten tijde van de bevraging stond voornoemd kenteken op naam van [naam 1] en waarschijnlijk is vervolgens in het systeem Klantbeeld gezocht naar [naam 1] . [14]
Uit loggingen van de [rechtspersoon] blijkt dat in de periode tussen 1 augustus 2020 en 29 augustus 2020 één bevraging is gedaan in relatie tot [naam 1] . Deze bevraging, met de account van de verdachte, vond plaats op 28 augustus 2020 om 12:30 uur. Om 12:27 uur op die datum was met verdachtes gebruikersnaam vanaf een extern IP-adres ingelogd op het systeem van de [rechtspersoon] . Om 12:30 uur zijn in Klantbeeld de gegevens van het BSN van [naam 1] geraadpleegd. [15] De bevragingen zijn gedaan via de zakelijke ( [rechtspersoon] -werkplek) laptop (met configuratienummer: [nummer] ) van de verdachte. [16]
Op 28 augustus 2020 om 14:30 uur zijn de drie hierboven genoemde schermafbeeldingen door Sky-account [gebruikersnaam 2] gestuurd naar Sky-account [gebruikersnaam 3] . Gebruiker van Sky-account [gebruikersnaam 2] is geïdentificeerd als [naam 3] (hierna: [naam 3] ). Gebruiker van Sky-account [gebruikersnaam 3] is geïdentificeerd als [naam 4] (hierna: [naam 4] ). [17]
Dezelfde drie afbeeldingen zijn op 28 augustus 2020 vanaf 13:12 uur door [naam 3] /Sky-account [gebruikersnaam 2] gestuurd naar Sky-account [gebruikersnaam 4] . [18] Gebruiker van dit account [gebruikersnaam 4] is geïdentificeerd als [naam 5] (hierna: [naam 5] ). [19] Uit een conversatie via Sky op 27 augustus 2020 tussen [naam 3] en [naam 5] ontstaat het vermoeden dat [naam 3] een afspraak had met ene [naam 1] , dat [naam 1] naar die afspraak is gekomen in een voertuig met kenteken [kenteken 1] en dat [naam 3] het kenteken heeft genoteerd en dat hij het kenteken zal laten natrekken. [20] Op 28 augustus 2020 geeft [naam 3] aan [naam 5] aan dat ze op basis van een ‘sofionummer’ mensen kunnen natrekken en beschrijft [naam 3] dat ze iemand ‘in Den Haag’ hebben zitten. [21]
Uit onderzoek naar [naam 3] , [naam 5] en [naam 4] is het vermoeden ontstaan dat deze bevraging kennelijk is gedaan op verzoek van (een lid van) een criminele organisatie die zich bezighoudt met internationale handel in verdovende middelen en witwassen. [22] De verdachte heeft verklaard dat hij de namen [naam 3] en [naam 4] niet kent. Ook de naam [naam 1] zegt hem niks. [23]
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte de bevragingen omtrent [naam 1] heeft verricht. De verdachte was hiertoe niet bevoegd omdat de geraadpleegde informatie niet werkgerelateerd was en, met behulp van de verdachte, is gebruikt voor criminele doeleinden van anderen.
Bevraging [bedrijf] [naam 10] (b)
Naast het feit dat de bevragingen zijn verricht vanaf de laptop en met de gebruikersnaam van de verdachte, is er een link tussen de verdachte en bevragingen via [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ). [getuige 1] is gebruiker van het Sky ECC-account [gebruikersnaam 5] . [24] Dit account kan worden aangemerkt als regelmatig contact van het account dat in gebruik is bij voornoemde [naam 3] . Zij zitten beiden in zestien verschillende groepchats. In september 2021 is [getuige 1] gecontroleerd toen hij in een voertuig reed dat op naam stond van de verdachte. [25] De verdachte heeft verklaard dat [getuige 1] sinds 2016 of 2017 een goede vriend van hem was en regelmatig bij hem thuis kwam.
Na het vonnis in eerste aanleg zijn aan het dossier nieuwe processen-verbaal van de Rijksrecherche toegevoegd, naar aanleiding van uit andere opsporingsonderzoeken beschikbaar gekomen ontsleutelde Sky-communicatie. Uit die nieuwe informatie volgt buiten redelijke twijfel dat de verdachte vaker betrokken is geweest bij de verstrekking van vertrouwelijke informatie uit de systemen van de [rechtspersoon] aan derden die, direct of indirect, in verband gebracht kunnen worden met criminele samenwerkingsverbanden. [26] Daarbij heeft voornoemde [getuige 1] steeds een rol gespeeld.
(a)
Op 25 mei 2020 hebben [getuige 1] (Sky-account [gebruikersnaam 5] ) en ene [naam 7] (Sky-account [gebruikersnaam 6] ) via Sky met elkaar gecommuniceerd. [getuige 1] beschrijft aan [naam 7] ‘live’ een ontmoeting tussen hem, ene ‘ [naam 8] ’ en ‘die lange’, met ‘die eigenaar schip’. De conversatie houdt onmiskenbaar verband met het verzoek aan ‘die eigenaar schip’ mee te werken aan de im- of export van verdovende middelen via de zee. [getuige 1] stuurt een foto van een man aan [naam 7] , vermoedelijk de ‘eigenaar schip’, en van een televisiescherm waarop een zeekaart te zien is. Daarbij schreef [getuige 1] aan [naam 7] :
-‘Zitten naar punt te kijken waar veiligst is over te gooien’
-‘Ja wilt wel’
-‘Wanneer gaat het gebeuren vraagt ir (het hof begrijpt: ie)’
-‘Pakketten van 25 of 30 vraagt ie?’ waarop [naam 7] antwoordt: ‘30k’ en: ‘Wat wil die hebben?’
-‘Zegt 125 per kg’ waarop [naam 7] schrijft: ‘zeg hem 100’
-‘Vraagt voorschot (…)’ en ‘Zo een 5dz (het hof begrijpt: 5 duizend). Voor de jongens (…) totaal 4 man gaat mee’
-‘hoeveel komt er de eerste x en daarna vraagt ie?’waarop [naam 7] : ‘2t max en 3t erna en daarna 5t’
-‘Alles wordt onder de garnalen gezet. Handel eronder en garnalen boven’
-‘Zegt we gaan door tot we gepakt worden. Hahah. Wilt werken (…) ‘
Op 2 juni 2020 schreef [naam 7] aan [getuige 1] : ‘
bro had je gevraagd vis bv checken’. [getuige 1] antwoordt: ‘
Jes. Uitdraai krijg ik morgen inchallah’. 2 minuten daarna stuurt [getuige 1] aan [naam 7] een met een telefoon gemaakte foto van een scherm van de applicatie Klantbeeld, waarop een aantal van de hierna beschreven(rechts)personen uit Urk en Zoutkamp te zien zijn. Daarop reageert [naam 7] aan [getuige 1] : ‘
Kan je het laten uitprinten aub’ en schrijft [getuige 1] terug: ‘
Jes(...)
beter uitprinten’.
Op 4 juni 2020 is vanaf het e-mailaccount van de verdachte bij de [rechtspersoon] een e-mail gestuurd naar het privé e-mailadres van de verdachte. Deze e-mail heeft 10 prints als bijlagen die alle zien op diverse (rechts)personen uit Urk of Zoutkamp (Groningen). De prints houden het resultaat in van bevragingen omtrent die (rechts)personen in de applicatie BVR. De verdachte had destijds toegang tot die applicatie.
Zowel [getuige 1] als [naam 7] zijn in opsporingsonderzoek 26Dunbar naar voren gekomen als deelnemers aan een crimineel samenwerkingsverband met het oogmerk op internationale handel in verdovende middelen en witwassen. [27]
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte de bevragingen omtrent de visbedrijven heeft verricht. De verdachte was hiertoe niet bevoegd omdat de geraadpleegde informatie niet werkgerelateerd was en, met behulp van de verdachte, is gebruikt voor criminele doeleinden van anderen.
(b)
Op 25 oktober 2020 om 13:40 uur vraagt de gebruiker van het Sky-account [gebruikersnaam 7] , geïdentificeerd als de Belg [naam 9] , aan ene [naam 3] (Sky-account [gebruikersnaam 8] ) of de laatste een kenteken kan natrekken, en wat dat kost. [naam 3] stuurt een screenprint van dat verzoek van [naam 9] per Sky door aan [getuige 1] , die kennelijk bevestigend antwoordt want om 13.42 uur die dag schrijft [naam 3] aan [getuige 1] : ‘
Top’en ‘
Stuur je zo door’. Om 19:28 uur stuurt [naam 3] aan [getuige 1] : ‘
[kenteken 2] kenteken’. In de dagen daarna dringt [naam 3] aan bij [getuige 1] over ‘
die kentekens’; er is ‘
haasy(het hof begrijpt: haast)’ bij, ‘
Loopt rat in de ronte’. [getuige 1] schrijft aan [naam 3] dat hij morgen naar ‘hem’ toegaat omdat ‘
hij geen sky heeft’. Op 28 oktober 2020 schrijft [naam 3] aan [getuige 1] : ‘
hebben we morgen die uitslag van die kenteken?’, en: ‘
Gooi je morgen pap dan af’; ‘
Voor die audi en deze’.
In een onder [getuige 1] inbeslaggenomen telefoon zijn schermafbeeldingen aangetroffen van de [systeem] Houderschapsbelasting (HSB) en van Klantbeeld. Beide afbeeldingen bevatten het hiervoor genoemde kenteken [kenteken 2] , de naam, het adres en de woonplaats van de houder van dat kenteken op 30 oktober, [naam 10] . Uit de gegevens van [getuige 1] ’s telefoon blijkt dat deze schermafbeeldingen op 30 oktober 2020 om 15:56 uur met het Sky-account van [getuige 1] zijn verstuurd aan het Sky-account van [naam 3] . Vier minuten daarvoor, op 30 oktober 2020 om 15:52 uur, heeft de verdachte voornoemde [naam 10] bevraagd in Klantbeeld. De verdachte heeft verklaard [naam 10] niet te kennen en zich ook niet te herinneren foto’s te hebben gemaakt of laten maken van deze raadplegingen. [naam 9] en [naam 3] zijn, net als [getuige 1] , als verdachten aangemerkt in criminele samenwerkingsverbanden die zich bezig zouden houden met de internationale handel in verdovende middelen en aanverwante misdrijven. [28]
Gelet op het voorgaande acht het hof eveneens bewezen dat de verdachte de bevragingen omtrent de [naam 10] heeft verricht. De verdachte was hiertoe niet bevoegd omdat de geraadpleegde informatie niet werkgerelateerd was en, met behulp van de verdachte, is gebruikt voor criminele doeleinden van anderen.
Overige bevragingen in de periode augustus 2020 tot en met juli 2022
Naast de hierboven besproken privébevragingen en de bevragingen omtrent [naam 1] resteren de overige bevragingen die zijn verricht in de periode augustus 2020 tot en met juli 2022 zoals opgesomd in het dossier. [29] De verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg verklaard dat hij bevoegd was om de systemen van de [rechtspersoon] te raadplegen als hij door mensen werd gebeld, zolang hij maar geen informatie aan derden verstrekte, maar alleen aan de personen die hem belden. Hij werd hiervoor zowel op zijn werknummer als op zijn privénummer gebeld. Veelal waren het mensen uit de Marokkaanse gemeenschap die hem om hulp vroegen. [30] Bij de politie heeft hij verklaard dat hij mensen helpt die het moeilijk vinden om rechtstreeks met de [telefoon] te bellen of die er bij de [telefoon] door drukte niet doorheen komen. Hij geeft alleen de informatie door die mensen ook krijgen wanneer zij met de [telefoon] bellen. De verdachte heeft verklaard dat het een ‘grijs gebied’ betreft en dat hij niet weet of het mag. [31] Een aantal bevragingen kon de verdachte zich nog herinneren en van een aantal bevragingen kende hij de naam van de bevraagde persoon of entiteit niet of kon hij zich die naam niet herinneren. [32]
Het hof stelt vast dat de verdachte alle bevragingen zoals opgesomd in de betreffende processen-verbaal van bevindingen heeft verricht en dat hij hiertoe niet bevoegd was. In de periode van 25 september 2020 tot en met 13 januari 2021 heeft de verdachte, naast de bevragingen omtrent zijn ex-schoonvader en zijn broer, negen bevragingen verricht. Deze bevragingen kunnen niet als werkgerelateerd worden aangemerkt omdat ze niet kunnen worden verklaard vanuit de werkzaamheden van de verdachte voor de [rechtspersoon] . [33] In de periode van 14 april 2022 tot en met 8 juli 2022 heeft de verdachte, naast de bevraging van [naam 2] , eveneens negen bevragingen verricht. Ook voor deze bevragingen geldt dat zij niet als werkgerelateerd kunnen worden aangemerkt omdat zij niet kunnen worden verklaard vanuit de werkzaamheden van de verdachte voor de [rechtspersoon] . [34] Verder is een aantal van deze bevragingen verricht op vreemde momenten. Zo zijn er onder meer bevragingen verricht in de nacht van 8 op 9 december 2020 en op nieuwjaarsdag 2021. [35]
Dat de verdachte niet bevoegd was om deze bevragingen te verrichten en vervolgens de geraadpleegde informatie door te geven aan anderen volgt uit zijn geheimhoudingsplicht en de hiervoor besproken Gedragscode Integriteit Rijk die van toepassing is op alle [medewerker] . Bovendien staat in de eveneens hiervoor besproken brochure dat een [medewerker] alleen informatie mag raadplegen voor zover dat nodig is voor zijn of haar werk. De verdachte heeft niet weersproken dat hij van de inhoud van deze documenten en vertrouwelijkheidsverplichtingen op de hoogte was.
Op 24 januari 2022 heeft de verdachte met zijn toenmalige leidinggevende een gesprek gevoerd, waarin ook het onderwerp integriteit aan bod is gekomen. De Gedragscode Integriteit Rijk met de digitale vindplaats is daarbij benoemd, alsmede de aanvulling die het ministerie van Financiën geeft op die gedragscode. [36] Dergelijke gesprekken, waarbij integriteit een terugkerend onderwerp is, worden jaarlijks gevoerd met medewerkers van de [rechtspersoon] . [37] Daarmee is bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het onbevoegd inloggen en bevragingen doen.
Binnendringen in geautomatiseerde werken met behulp van valse sleutels
De systemen en servers van de [rechtspersoon] kunnen als geautomatiseerde werken worden aangemerkt. Door daarin onbevoegd in te loggen en bevragingen te doen is de verdachte daarin binnengedrongen. Voor alle bevragingen geldt dat deze zijn verricht met behulp van valse sleutels aangezien de verdachte de bevragingen vanuit zijn functie als medewerker van de [rechtspersoon] heeft gedaan en zijn gebruikersnaam en wachtwoord heeft gebruikt bij het inzien van en delen van gegevens uit dossiers, waartoe hij niet bevoegd was.
Wederrechtelijkheid bevragingen
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de wederrechtelijkheid van alle voorgaande bevragingen en komt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk, meermalen gepleegd. De door de raadsvrouw aangevoerde feiten en omstandigheden nemen de wederrechtelijkheid van het handelen door de verdachte niet weg, ook niet ten aanzien van personen die hem hebben benaderd in verband met hun eigen belastingzaken. De verdachte kan geen geslaagd beroep op overmacht doen – naar het hof begrijpt in de zin van een noodtoestand gelet op de verwijzing door de raadsvrouw naar het Opticienarrest – , nu niet aannemelijk is geworden dat de verdachte vanuit een conflict van plichten weloverwogen heeft gekozen en heeft kunnen kiezen voor een zwaarwegender belang dan het belang dat door de delictsbepaling wordt beschermd.
Uit de hiervoor beschreven bevragingen ten behoeve van een of meer criminelen of criminele samenwerkingsverbanden volgt juist dat de verdachte niet in het belang van hulpbehoevenden zijn verplichtingen als ambtenaar met voeten heeft getreden, maar dat hij daarbij minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de criminele intenties van de personen op wiens verzoek hij die bevragingen deed.
Dat de [telefoon] in (delen van) de betreffende periode lastig te bereiken was, maakt nog niet dat er geen enkele andere mogelijkheid was voor de verdachte, dan het onbevoegd opzoeken en verstrekken van privacygevoelige informatie.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 tenlastegelegde witwassen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de verdachte ter zake van het witwassen vrij te spreken, nu niet aangenomen kan worden dat de verdachte wetenschap had van het geldbedrag onder zijn keukenblok. De verdachte was niet de enige persoon die toegang tot de woning had en een relatie tussen het aangetroffen geldbedrag of de metalen kistjes waarin dat was opgeslagen enerzijds, en de verdachte anderzijds, is niet aangetoond.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte op 11 juli 2022 zijn achter keukenplinten onder de keukenkasten vijf afgesloten metalen geldkistjes met in totaal een contant geldbedrag van € 920.000,00 aangetroffen. Het geld bestond uit coupures van 200, 100 en 50 euro en was met elastieken gebundeld. [38] Drie geldkistjes stonden op de grond achter de plint onder de oven en twee geldkistjes stonden op de grond achter de plint onder de gootsteen. [39] De plinten aan de rechterzijde over de diepte van het keukenblok en die over de lengte van het keukenblok onder de oven waren niet vastgeklikt of bevestigd en waren makkelijk te verwijderen. [40] De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de plint aan de rechterzijde over de diepte van het keukenblok regelmatig losliet en omviel.
Voorhanden hebben
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat de verdachte het geldbedrag voorhanden heeft gehad.
Als ervaringsregel geldt dat de bewoner van een woning geacht wordt weet te hebben van wat er zich in de woning bevindt, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hij niet op de hoogte was of kon zijn van een in de woning aangetroffen goed. De enkele omstandigheid dat de verdachte de bewoner is van de woning brengt niet met zich dat hij zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het contante geldbedrag van € 920.000,00 achter de keukenplinten. Desondanks kan naar het oordeel van het hof in onderhavige zaak op basis van de volgende omstandigheden worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van het geldbedrag in de woning. Het hof neemt allereerst in aanmerking dat het geld is aangetroffen in de woning van de verdachte, in een ruimte die dagelijks door de verdachte werd gebruikt, de keuken. Het geld was weliswaar niet direct zichtbaar, maar omdat de plinten van het keukenblok niet bevestigd waren en een van de plinten vaak losliet en geregeld omviel, was de bergplaats van het geld voor de verdachte eenvoudig toegankelijk en, bij het omvallen van de plint zichtbaar.
Daar komt bij dat het hof de verklaring van de verdachte dat het geld
buiten zijn medewetendoor een of meer anderen in zijn woning moet zijn verborgen, volstrekt ongeloofwaardig acht. Het hof stelt in dit verband voorop dat het, gelet op de uitzonderlijk grote omvang van het aangetroffen contante geldbedrag, hoogst onwaarschijnlijk is dat een derde zonder medeweten van de (hoofd)bewoner van de woning, de verdachte, een dergelijk geldbedrag in de woning heeft verborgen. Het hof stelt verder vast dat niet is gebleken dat personen, anders dan de dochters van de verdachte, (voor langere tijd) beschikten over de huissleutel van de woning van de verdachte. [getuige 2] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat hij nooit een sleutel van de woning heeft gehad en dus alleen naar binnen kon als de verdachte thuis was. [41] [getuige 3] heeft verklaard dat hij een keer de sleutel van de woning van de verdachte had gekregen, omdat hij daar had geslapen; hij moest de sleutel daarna aan de verdachte teruggeven. Verder is hij nooit in het bezit geweest van de sleutel van de woning. [42] [getuige 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard nooit in de woning van de verdachte aanwezig te zijn geweest buiten aanwezigheid van de verdachte. [43] De dochters van de verdachte en hun moeder hebben alle drie verklaard dat naar hun weten alleen de verdachte en zijn dochters over de sleutel van de woning beschikten. [44]
Bovendien heeft het hof hiervoor vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk. Hij heeft als medewerker van de [rechtspersoon] meerdere malen en gedurende langere tijd onbevoegd privacygevoelige informatie ingewonnen en vervolgens aan anderen verstrekt, onder meer aan criminele samenwerkingsverbanden. Dat de verdachte met onnavolgbare verklaringen is gekomen voor de redenen waarom hij deze informatie heeft opgevraagd en het niet bestaande verband tussen zijn taakstelling bij de [rechtspersoon] en de door hem opgevraagd informatie, dragen voor het hof bij aan de overtuiging dat de verdachte wetenschap had van het geld in zijn woning. Dat geldt ook voor verdachtes verklaring dat hij wist dat [getuige 1] – zijn vriend en de persoon via wie de bevragingen ten behoeve van criminele samenwerkingsverbanden naar derden werden doorgesluisd – enige tijd voor de arrestatie van de verdachte zelf aangehouden was en in afwachting was van zijn proces [45] , en dat [getuige 1] beschikte over een telefoon met encryptie. [46]
Gelet op al het voorgaande schuift het hof de verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had van het geld in zijn woning terzijde. Het hof acht bewezen dat de verdachte het geldbedrag van € 920.000,00 voorhanden heeft gehad.
Afkomstig uit enig misdrijf
Naar bestendige jurisprudentie is voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
De feiten en omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen – € 920.000,00 in verschillende coupures, in bundels verdeeld over vijf simpel open te breken geldkistjes, verborgen onder keukenkastjes in een huurwoning – rechtvaardigen zonder meer het ernstige vermoeden dat het uit of van enig misdrijf afkomstig is. De verdediging heeft ook beaamd dat het niet anders kan zijn dan dat de gelden van misdrijf afkomstig zijn, maar gesteld dat van de verdachte in dit geval geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring kan worden verlangd voor een alternatieve/legale herkomst van het geld, omdat hij niet wist dat het daar lag. Die stelling heeft het hof zojuist ter zijde geschoven.
Het hof komt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 920.000,00 uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Het hof merkt nog op dat de term ‘voorhanden hebben’ in de tenlastelegging geen eigendom of een andere bezitsrelatie impliceert. Het gaat erom dat de verdachte zich van de aanwezigheid van het geld in meer of mindere mate bewust was. Dat stelt het hof vast, zoals hiervoor overwogen. Ook het onder feit 1 tenlastegelegde witwassen is derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 juli 2022 te Amsterdam zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij een geldbedrag van in totaal 920.000 euro voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 11 juli 2022 in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer delen van geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer delen van servers van de [rechtspersoon] waarop de systemen ‘BVR’ en ‘Klantbeeld’ zich bevonden, is binnengedrongen met behulp van valse sleutels, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot servers van de [rechtspersoon] (waarop informatie was geplaatst) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan, en (vervolgens) gegevens die waren opgeslagen en overgedragen door middel van delen van die geautomatiseerde werken waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of anderen heeft overgenomen, namelijk door telkens bevragingen te doen in voornoemde systemen van de [rechtspersoon] .
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen en worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om, gelet op het blanco strafblad van de verdachte en de omstandigheden dat hij zijn baan door deze strafzaak definitief kwijt is geraakt en dat hij ten tijde van het tenlastegelegde ziek was, een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende enkele jaren schuldig gemaakt aan computervredebreuk. In zijn functie als controlemedewerker bij de [rechtspersoon] heeft hij in de systemen van de [rechtspersoon] privacygevoelige informatie opgevraagd en gedeeld met anderen, zonder dat daartoe vanuit de uitoefening van zijn functie enige aanleiding bestond. De systemen van de [rechtspersoon] geven toegang tot een enorme hoeveelheid gegevens van Nederlanders. Van medewerkers van de [rechtspersoon] mag worden verlangd dat zij uiterst zorgvuldig omgaan met de hen ter beschikking staande gegevens. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte het vertrouwen van de samenleving in de [rechtspersoon] ernstig geschaad en dat rekent het hof de verdachte zwaar aan. Het hof weegt in strafverzwarende zin mee dat een deel van de informatie die de verdachte heeft opgevraagd blijkens onderschepte
Sky ECC-communicatie terecht is gekomen in het criminele milieu. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een contant geldbedrag van € 920.000,00, dat verstopt was achter de plinten van zijn keukenblok. Het witwassen van geld vormt een bedreiging voor de integriteit van het financieel en economisch verkeer en draagt bij aan de instandhouding van crimineel gedrag.
Gelet op de intensiviteit en laakbaarheid van de computervredebreuk en de omvang van het witgewassen geldbedrag, kan naar het oordeel van het hof op het bewezenverklaarde niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van aanzienlijke duur. In beginsel acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden passend en geboden.
Het hof stelt evenwel vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep is overschreden. Het openbaar ministerie heeft op 30 januari 2023 hoger beroep ingesteld en het hof spreekt dit arrest uit op 15 april 2025. Het gaat daarmee om een overschrijding van tweeënhalve maand. Vanwege de overschrijding ziet het hof aanleiding de straf te matigen, in die zin dat aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verbeurdverklaring
Op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 22 september 2022 staan tien inbeslaggenomen geldbedragen, van in totaal € 920.000,00. Het hof is van oordeel dat, nu het onder 1 tenlastegelegde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan, deze voorwerpen verbeurd moeten worden verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 138ab en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 142800 EUR
2. 63400 EUR
3. 525900 EUR
4. 98450 EUR
5. 78800 EUR
6. 4100 EUR (chemisch behandeld geld door FO, omgewisseld bij DNB)
7. 2200 EUR (chemisch behandeld geld door FO, omgewisseld bij DNB)
8. 1550 EUR (chemisch behandeld geld door FO, omgewisseld bij DNB)
9. 1200 EUR (chemisch behandeld geld door FO, omgewisseld bij DNB)
10. 1600 EUR (chemisch behandeld geld door FO, omgewisseld bij DNB).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. H.A. Stalenhoef,
in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2025.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verdenking van 7 maart 2022, p. 10393 – 10415 (inclusief bijlagen).
2.Het proces-verbaal van verdenking witwassen van 13 juli 2022, p. 11463 – 11481 (inclusief bijlagen).
3.Een geschrift, te weten een Verslag van Beëdiging van 10 april 2017, p. 10008 en een geschrift, te weten een Verklaring Geheimhoudingsverplichting van 10 april 2017, p. 10009.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 13 juli 2022, p. 10497 – 10501.
5.Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de fiscale geheimhoudingsplicht van 4 mei 2022, p. 10041 – 10097 (inclusief bijlagen).
6.Idem.
7.Idem.
8.Het proces-verbaal van bevindingen bevragingen [verdachte] in Klantbeeld januari 2020 t/m maart 2022 van 18 juli 2022, p. 10892 – 10907 (inclusief bijlagen) en het proces-verbaal van bevindingen [verdachte] in o.a. Klantbeeld van april 2022 t/m juli 2022 van 31 augustus 2022, p. 10919 – 11111 (inclusief bijlagen).
9.Idem.
10.Idem.
11.Het proces-verbaal van bevindingen Beheer van Relaties [verdachte] op 27 juni 2022 van 28 juli 2022, p. 11253 – 11260.
12.Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 januari 2023.
13.Het proces-verbaal van bevindingen bevraging [naam 1] d.d. 28 augustus 2020 van 4 februari 2022, p. 10658 – 10848.
14.Idem.
15.Het proces-verbaal van bevindingen bevraging [naam 1] d.d. 28 augustus 2020 van 4 februari 2022, p. 10669 en 10670.
16.Idem, p. 10671.
17.Idem, p. 10668.
18.Idem, p. 10663.
19.Idem, p. 10811.
20.Idem, p. 10663.
21.Idem, p. 10664.
22.Idem, p. 10665.
23.Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 januari 2023.
24.Het proces-verbaal van bevindingen bevraging [naam 1] d.d. 28 augustus 2020 van 4 februari 2022, p. 10737.
25.Het proces-verbaal van bevindingen bevraging [naam 1] d.d. 28 augustus 2020 van 4 februari 2022, p. 10670.
26.Het proces-verbaal van bevindingen Rijksrecherche 2302070948.AMB van 24 mei 2023 en het proces-verbaal van bevindingen Rijksrecherche 2302151307.AMB van 3 mei 2023.
27.Het proces-verbaal van bevindingen Rijksrecherche 2302151307.AMB van 3 mei 2023.
28.Het proces-verbaal van bevindingen Rijksrecherche 2302070948.AMB van 24 mei 2023 en het proces-verbaal van bevindingen bevragingen [verdachte] in Klantbeeld januari 2020 t/m maart 2022 van 18 juli 2022, p. 10892 – 10907 (inclusief bijlagen)
29.Het proces-verbaal van bevindingen bevragingen [verdachte] in Klantbeeld januari 2020 t/m maart 2022 van 18 juli 2022, p. 10892 – 10907 (inclusief bijlagen); het proces-verbaal van bevindingen [verdachte] in o.a. Klantbeeld van april 2022 t/m juli 2022 van 31 augustus 2022, p. 10919 – 11111 (inclusief bijlagen); het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het bevragen van BvR gegevens door M. [verdachte] van 22 juni 2022, p. 11191 – 11218 (inclusief bijlagen).
30.Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 januari 2023.
31.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 augustus 2022, p. 11397 – 11407.
32.Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 januari 2023.
33.Het proces-verbaal van bevindingen bevragingen [verdachte] in Klantbeeld januari 2020 t/m maart 2022 van 18 juli 2022, p. 10892 – 10907 (inclusief bijlagen) en het proces-verbaal van bevindingen [verdachte] in o.a. Klantbeeld van april 2022 t/m juli 2022 van 31 augustus 2022, p. 10919 – 11111 (inclusief bijlagen).
34.Idem.
35.Idem.
36.Een geschrift, te weten een Verslag personeelsgesprek van 24 januari 2022, p. 10130 – 10135.
37.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 13 juli 2022, p. 10497 – 10501.
38.Het proces-verbaal van verdenking witwassen van 13 juli 2022, p. 11463 – 11481 (inclusief bijlagen).
39.Het proces-verbaal van bevindingen aantreffen geldkistjes van 12 juli 2022, p. 11503 – 11508.
40.Het proces-verbaal van bevindingen aanvullende bevindingen aantreffen geldkistjes van 20 juli 2022, p. 11509 – 11510.
41.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 1 december 2022 bij de rechter-commissaris (ongenummerd).
42.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 20 juli 2022, p. 12356 – 12358.
43.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 1 december 2022 bij de rechter-commissaris (ongenummerd).
44.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] en [getuige 6] van 12 juli 2022, p. 12351 – 12352.
45.Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 11 juli 2022, p. 003151.
46.Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 2 augustus 2022, p. 003164 en 003165.