ECLI:NL:GHAMS:2024:973

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23-001294-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en aanvulling van de gronden van de veroordeling voor medeplegen voorbereiding uitvoer cocaïne met uitzondering van de straf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van de voorbereiding van de uitvoer van cocaïne. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde straf, die wordt vernietigd. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 20 april 2023, waarin zij was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De advocaat-generaal had in hoger beroep een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden, waaronder de rol van de verdachte in de voorbereiding van de uitvoer van meer dan 300 gram cocaïne. De verdachte fungeerde als een belangrijke schakel tussen de koerier, de verzender en de ontvanger van de cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de drugshandel, wat ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en vaak gepaard gaat met zware criminaliteit.

Desondanks heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die momenteel fulltime werkt in een zorginstelling. Het hof heeft besloten om een lagere straf op te leggen dan de politierechter, maar heeft wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd om de ernst van het feit te benadrukken. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en heeft de beslissing op 8 april 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001294-23
datum uitspraak: 8 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 april 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-267695-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
[adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en haar raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de gronden aanvult en de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen zal aanvullen en uitwerken indien cassatie wordt ingesteld.

Aanvulling van de gronden

De verdediging heeft zich, net als in eerste aanleg, op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk en in nauwe en bewuste samenwerking met haar mededaders voorbereidingshandelingen ten aanzien van de uitvoer van cocaïne heeft verricht.
Naar het oordeel van het hof vindt dit verweer zijn weerlegging in de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen en de bewijsmotivering. De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, kort samengevat inhoudende dat zij wetenschap noch betrokkenheid heeft gehad ten aanzien van de voorbereiding van de uitvoer van cocaïne door [medeverdachte] en de medeverdachten op 10 augustus 2022, heeft het hof niet tot andere inzichten gebracht dan de politierechter ten aanzien van de bewijsvraag.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de voorbereiding van de uitvoer van ruim 300 gram cocaïne. Zij vormde op cruciale momenten een communicatieschakel tussen de koerier, de verzender en de ontvanger van de cocaïne. Gezien de hoeveelheid cocaïne kan het niet anders dan dat deze cocaïne was bedoeld voor verdere verkoop en verspreiding daarvan. Harddrugs als cocaïne leveren een ernstig gevaar op voor de volksgezondheid en de handel ervan gaat dikwijls gepaard met verschillende vormen van (soms zware) criminaliteit. Het hof rekent de verdachte aan dat zij hier een bijdrage aan heeft willen leveren en acht de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf dan ook in beginsel passend.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gekomen, reden een lagere straf op te leggen dan de politierechter. De verdachte werkt momenteel fulltime in een zorginstelling. Het hof wil dit nu niet doorkruisen, ook omdat het hebben van een baan kan voorkomen dat men zich inlaat met drugshandel. Bij recidive voor drugsdelicten in de toekomst kan de balans echter naar de andere kant doorslaan, vanwege de ernst van dit soort delicten en de straffen die daar doorgaans voor worden opgelegd. Wel zal het hof tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om de ernst van het feit te benadrukken en om een extra drempel voor de verdachte op te werpen tegen het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van
2 maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het voorgaande.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. P.F.E. Geerlings en mr. G.J.M. Kruizinga, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman en B. Akinrolabu, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 april 2024.