In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van de voorbereiding van de uitvoer van cocaïne. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde straf, die wordt vernietigd. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 20 april 2023, waarin zij was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De advocaat-generaal had in hoger beroep een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist.
Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden, waaronder de rol van de verdachte in de voorbereiding van de uitvoer van meer dan 300 gram cocaïne. De verdachte fungeerde als een belangrijke schakel tussen de koerier, de verzender en de ontvanger van de cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de drugshandel, wat ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en vaak gepaard gaat met zware criminaliteit.
Desondanks heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die momenteel fulltime werkt in een zorginstelling. Het hof heeft besloten om een lagere straf op te leggen dan de politierechter, maar heeft wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd om de ernst van het feit te benadrukken. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en heeft de beslissing op 8 april 2024 openbaar uitgesproken.