ECLI:NL:GHAMS:2024:970

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23-002793-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden zonder rijbewijs met een bromfiets

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 september 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 2004, was veroordeeld voor het rijden op een bromfiets zonder rijbewijs op 11 november 2022 te Hoofddorp. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit, wat in zijn nadeel is meegewogen. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke werkstraf gevorderd, en het hof heeft besloten om een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn inzicht in de ernst van zijn handelen. De op te leggen straf is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 16 uren, met een proeftijd van twee jaren, en heeft bepaald dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002793-23
datum uitspraak: 22 februari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 14 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 96-022764-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 februari 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 november 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Kaj Munkweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 november 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Kaj Munkweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 16 uren, subsidiair 8 dagen jeugddetentie, waarvan 8 uren, subsidiair 4 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde werkstraf als door de kantonrechter in eerste aanleg opgelegd, maar dan geheel voorwaardelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een tweewielige bromfiets zonder dat hij daarvoor een rijbewijs had. Dit is een overtreding waardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht of kan worden gebracht. Bovendien is de verdachte, als hij deelneemt aan het gemotoriseerd verkeer zonder dat hij een rijbewijs heeft, niet verzekerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 februari 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden zich wederom aan dit delict schuldig te maken, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte weegt. Een deels voorwaardelijke werkstraf zoals door de kantonrechter opgelegd, is dan ook in beginsel passend. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de verdachte toegelicht ter zitting, en het gegeven dat hij het inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen, aanleiding om de werkstraf in voorwaardelijk vorm op te leggen, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de verdachte sinds het onderhavige feit geen nieuwe justitiële contacten meer heeft en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
16 (zestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
8 (acht) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. C.J. van der Wilt en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 februari 2024.