In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar twee minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft een verzoek ingediend om haar omgang met de kinderen te herstellen en uit te breiden. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, is verweerster in het principaal hoger beroep en verzoekster in het incidenteel hoger beroep. De Raad voor de Kinderbescherming heeft als adviseur opgetreden in deze procedure.
De moeder heeft in eerdere procedures al een omgangsregeling toegewezen gekregen, maar deze is in de bestreden beschikking door de rechtbank Amsterdam afgewezen. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en de moeder gehoord, evenals de GI en de Raad. De moeder heeft verzocht om een uitbreiding van de omgangsregeling, terwijl de GI heeft verzocht om de verzoeken van de moeder af te wijzen en de huidige regeling te handhaven.
Het hof heeft de rapportage van de Raad in overweging genomen, waarin belemmeringen voor de omgang zijn geschetst. De Raad adviseert om de huidige omgangsregeling te continueren en te streven naar een uitbreiding naar een onbegeleide omgang met een overnachting bij de moeder. Het hof heeft besloten dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige 2] voortgezet wordt met een frequentie van eenmaal per twee weken, met de mogelijkheid tot uitbreiding. Voor [minderjarige 1] is besloten dat de gezinsvoogd, de moeder, de oma en [minderjarige 1] onderling bepalen wanneer de omgang plaatsvindt. Daarnaast is de GI verplicht om de moeder maandelijks te informeren over de ontwikkelingen van de kinderen.