Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.UNIBAIL-RODAMCO NEDERLAND WINKELS B.V.,
URW NEDERLAND WINKELS 2 B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Afbouwen zien op diverse afbouwstartmomenten, een moment dat is aangeduid als “100% wind en waterdicht = Casco BN gereed”, oplevering (afbouw Fresh bouwkundig) en momenten van oplevering van installaties. De in het ATS gebruikte terminologie komt niet overeen met de terminologie in de AO en de in het ATS opgenomen milestones komen niet overeen met de mijlpaaldata genoemd in artikel 8.1 van de AO. In het ATS staat niets wat erop duidt dat de oplevering (afbouw Fresh bouwkundig), gepland op 30 maart 2018, moet worden gezien als het moment van “exploitatie Opdrachtgever /Opening” bedoeld in artikel 8.1 AO of als “ingebruikname Opdrachtgever/Opening” bedoeld in artikel 10.1 AO. Het gegeven dat in het ATS niet met zoveel woorden is voorzien in een mijlpaaldatum of milestone voor het ter beschikking stellen aan derden/afbouw retailers, roept de vraag op hoe de door URW bepleite gelijkstelling van de deeloplevering (afbouw Fresh bouwkundig) aan de “exploitatie Opdrachtgever/Opening” zich verhoudt met het in de vorige alinea genoemde uitgangspunt in de AO dat de werkzaamheden van derden/retailers vóór de “exploitatie Opdrachtgever/Opening” zouden plaatsvinden.
“De volgende onderdelen van het Werk dienen zodanig door Aannemer te worden gerealiseerd dat zij conform het bepaalde in artikel 17 van de Algemene Voorwaarden gereed zijn voor aanvaarding door Opdrachtgever uiterlijk op de hieronder vermelde mijlpaaldata (…)”) heeft mr. [naam 1] de verwijzing naar artikel 17 AV doorgehaald en heeft hij opgemerkt dat dit ten aanzien van de onderdelen die middels deeloplevering worden opgeleverd wel zo is, maar dat dit niet geldt voor de daaronder opgenomen mijlpaaldata en voorts dat daar niet hoeft te worden verwezen naar artikel 17 AV, omdat dit in artikel 8.4 gebeurt. Ook daarin kan het hof niet lezen dat partijen hebben bedoeld dat deeloplevering hetzelfde is als ingebruikname Opdrachtgever/Opening. Hetzelfde geldt voor de opmerking van mr. [naam 1] dat er geen korting aan de orde kan zijn in het geval dat er niet met een deeloplevering kan worden gewerkt voor Central Plaza, omdat het anders wel heel gek wordt.
“Uiteraard willen wij aan de vervroegde ingebruikname meewerken, echter onder voorwaarde dat er geen sprake meer kan zijn van een boetebeding voor de periode na 28 augustus 2018”en de e-mail van 31 augustus 2018 van BNB aan URW waarin onder meer staat:
“Kunnen we niet gewoon afspreken dat er geen schade en boete wordt doorgerekend na 28-08-2018, met de verplichting dat de gevelwerkzaamheden eind oktober klaar moeten zijn?”Uit deze e-mails kan het hof onvoldoende afleiden dat partijen bij het sluiten van de AO hebben bedoeld dat deeloplevering hetzelfde is als ingebruikname Opdrachtgever/Opening. Met BNB is het hof van oordeel dat die e-mails moeten worden gezien in de context van dat moment, waarop URW tot een vervroegde ingebruikname overging, partijen discussieerden over de gevolgen daarvan en BNB er alles aan probeerde te doen om de door URW aangekondigde kortingen zo laag mogelijk te houden.
“Aan de laatste mijlpaal (exploitatie Opdrachtgever / Opening), wat dient te geschieden door middel van een deeloplevering van bouwdeel Fresh, is aan de hand van artikel 10.1 van de Aannemingsovereenkomst een korting op de aanneemsom gekoppeld van 3.000,00 euro per dag.”Aan deze analyse, die pas 4 maanden na oplevering van Fresh is opgesteld, niet door BNB zelf, maar door een externe partij (Vijverberg Management Consultants), kan geen doorslaggevende betekenis toekomen voor de vraag wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst hebben bedoeld. Bovendien staat op de analyse “For discussion purpose only”, hetgeen het stuk ongeschikt maakt om daaraan al te veel waarde te hechten. Ook deze analyse is dus onvoldoende om aan te nemen dat partijen hebben bedoeld overeen te komen dat de deeloplevering Fresh gelijkgesteld kan worden aan ingebruikname Opdrachtgever/Opening.
verjaringvan de vordering tot terugbetaling van de ingehouden korting is geen sprake omdat het hier niet een vordering tot schadevergoeding betreft, waar het verjaringsartikel 34 in de AO op ziet, maar een vordering tot nakoming van de overeenkomst, te weten volledige betaling van de aannemingssom.
grieven 1 en 3 in incidenteel hoger beroepbetoogd dat de korting van artikel 10.5 AO moet worden berekend aan de hand van de aannemingssom inclusief de door URW opgedragen bestekswijzigingen en dat de Mijlpaal Opening geen gezamenlijk karakter heeft. Het voorgaande brengt mee dat zij bij deze grieven geen belang hebben.
grieven 3 tot en met 9 en 16 tot en met 18 in principaal appelzijn gericht tegen de oordelen van de rechtbank dat BNB geen aanspraak heeft op termijnverlenging, dat de deeloplevering op 27 november 2018 te laat was, dat de vorderingen tot vergoeding van de indirecte vertragingskosten, de kosten van vaststelling van aansprakelijkheid en de buitengerechtelijke kosten moeten worden afgewezen en dat het beroep van BNB op schuldeisersverzuim faalt. Volgens BNB moet artikel 9.3 AO aldus worden uitgelegd, dat iedere toerekenbare tekortkoming van URW die meebrengt dat van BNB niet kan worden gevergd dat zij het Werk gereed heeft binnen de overeengekomen termijn, recht geeft op termijnverlenging (grief 3). Verder heeft [bedrijf 2] zich niet aan de mijlpaaldata gecommitteerd en geeft vertraging bij een nevenaannemer, die het gevolg is van één van de in artikel 9.3 AO genoemde situaties, BNB recht op termijnverlenging (grief 4). Bovendien heeft [bedrijf 2] geëist dat de demarcatie Fresh 100 % wind- en waterdicht en klimaatgeschikt zou zijn en is URW akkoord gegaan met een langere afbouwperiode van [bedrijf 2] (grieven 5, 6 en 7). Ook de te kort afgeknipte palen hebben voor vertraging gezorgd (grief 8). BNB heeft recht op termijnverlenging (grief 9) en vergoeding van de indirecte vertragingskosten, de kosten van vaststelling van aansprakelijkheid en de buitengerechtelijke kosten (grieven 16 en (deels) 18).
(…) In bovengenoemde brieven geeft u (onder meer) aan dat u de start van de uitvoering van uw afbouwwerkzaamheden is vertraagd. U laat in het midden of de voor het bouwdeel “Fresh” overeengekomen opleverdatum van 30 maart 2018 wel of niet haalbaar is. In dit verband stel ik voorop dat de nevenaannemers onderling zijn belast met het (…) op elkaar afstemmen (en afgestemd houden) van alle planningen (…) partijen zijn, waaronder [bedrijf 2] , tot een algemeen tijdschema voor het bouwdeel ”Fresh” gekomen.
geen impact hebben op de overall contract-bouwplanning. Partijen hebben dus overeenstemming bereikt over de gevolgen van de te kort afgeknipte funderingspalen, in de zin dat BNB voor de vervanging van de funderingspalen wel extra geld maar geen extra tijd zou krijgen. Met haar stelling dat voor een verzoek om termijnverlenging geen termijn geldt, miskent BNB dat zij niet op gemaakte afspraken kan terugkomen, tenzij zich een rechtsgrond voordoet die meebrengt dat de gemaakte afspraken kunnen worden aangetast. Dat laatste is echter niet gesteld of gebleken.
bgg, tussen Fb-01 / Fb-04 en Fb-A / Fb-Gen
1e verd, tussen Fb-01 / Fb-04 en Fb-A / Fb-Lwas dit op 14 november 2017. Voor het gedeelte
bgg en 1e verd tussen Fb 04 / Fb 08 en Fb-A / Fb-Lwas dat op 6 december 2017, voor het gedeelte
passageop 19 december 2017 en voor de gedeelten
sanitair, trappenhuis en managementkantooren
installatie ruimte 2e verdop 12 februari 2018. Met URW c.s. is het hof van oordeel dat afbouwwerkzaamheden naar hun aard slechts uitgevoerd kunnen worden indien het desbetreffende gedeelte van het bouwwerk wind- en waterdicht is. Dat de startdatum voor de afbouw (ongeacht of dit afbouw door nevenaannemers of door derden/retailers betreft) meebrengt dat het desbetreffende gedeelte op dat moment wind- en waterdicht dient te zijn, volgt ook uit de opbouw van het ATS. Vanaf regel 340 (Afbouw) zijn eerst de diverse startmomenten afbouw en startmomenten installaties opgenomen en vervolgens is onder regel 363 vermeld:
“100% Wind- en waterdicht = casco BN gereed”.De datum waarop het geheel 100% wind- en waterdicht moest zijn, is gesteld op 12 februari 2018, zijnde het laatste startmoment afbouw. Dit impliceert dat de daarvoor genoemde gedeelten steeds wind- en waterdicht moesten zijn op de daaraan gekoppelde startmomenten afbouw en dat bij het laatste startmoment 100% wind- en waterdichtheid moest worden bereikt. Kortom, de gedeelten
bgg, tussen Fb-01 / Fb-04 en Fb-A / Fb-G” en 1e verd, tussen Fb-01 / Fb-04 en Fb-A / Fb-L”moesten op 14 november 2017 wind- en waterdicht zijn, het gedeelte
bgg en 1e verd tussen Fb 04 / Fb 08 en Fb-A / Fb-Lop 6 december 2017, het gedeelte
passageop 19 december 2017 en de gedeelten
sanitair, trappenhuis en managementkantoor en installatie ruimte 2e verdop 12 februari 2018.
Grief 2 in incidenteel hoger beroep, waarmee URW c.s. zijn opgekomen tegen de afwijzing van de hiervoor onder 3.2 weergegeven vorderingen, slaagt. Deze vorderingen zullen worden toegewezen, met uitzondering van de vordering met betrekking tot de kosten die URW aan [bedrijf 2] heeft voldaan in verband met de klimaatinstallatie die URW heeft moeten laten aanleggen om bouwdeel Fresh vervroegd in gebruik te kunnen nemen. URW heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat BNB tegenover URW was gehouden om ervoor zorg te dragen dat de verschillende gedeelten van bouwdeel Fresh op achtereenvolgens 14 november 2017, 6 december 2017, 19 december 2017 en 12 februari 2018 klimaatgeschikt waren. In het ATS zijn deze data weliswaar “milestones” genoemd, maar slechts voor het wind- en waterdicht ter beschikking stellen. Onvoldoende is gebleken dat dit mede inhield dat de betreffende onderdelen ook klimaatgeschikt dienden te zijn op deze data.
“Uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het ontwerp rust bij de partij onder wiens verantwoordelijkheid het ontwerp is opgesteld, zijnde U-R.”
“Dit betekent voor ons het dragen van risico’s die voor ons beheersbaar zijn. Niet beheersbare risico’s zijn bijvoorbeeld de navolgende:
“Ontwerpverantwoordelijkheid (o.a. de artikelen 7.5 AO, 4.2, 4.3 4.4, 4.5, 4.12, 4.13 en 6.1 AV)
stelde BNB (…) voor de keuze: ófwel onvoorwaardelijk de URW voorwaarden aanvaarden en daarmee de overname van de ontwerpverantwoordelijkheid, ófwel geen opdracht. Dan ging URW liever op dat moment naar een andere aannemer toe. [naam 5] gaf daarbij ook aan dat BNB dan desnoods nu maar extra kosten in haar aanbieding (BAFO) zou moeten opnemen, maar het risico op latere ontbinding c.q. ongewisse prijsverhoging wilde de directie onder geen beding lopen. (..). BNB koos ter plekke eieren voor haar geld en gaf aan de risico’s die samenhingen met de overdracht van de ontwerpverantwoordelijkheid dan inderdaad inte zullen prijzen. Dit is vastgelegd in het verslag van dat overleg. BNB heeft de daad bij het woord gevoegd en deze risico’s ook daadwerkelijk ingeprijsd.
“ Dear Sirs,
- Complexity (…)
voorliggendontwerp en dat was toen niet het UO. Bovendien zou die verantwoordelijkheid sowieso voor BNB zijn.
grief 4 in incidenteel hoger beroepop tegen rechtsoverweging 4.34 van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank heeft overwogen dat de hoofddraagconstructie onderdeel uitmaakt van het TO. URW hebben geen belang bij deze grief, omdat hiervoor is geoordeeld dat de vorderingen van BNB die betrekking hebben op de hoofddraagconstructieberekeningen en de ontwerpverantwoordelijkheid moeten worden afgewezen.
“Als gevolg van het door Opdrachtgever aangeleverde 3D-model heeft Ballast Nedam extra kosten gemaakt (…). Hiermede maakt Ballast Nedam kenbaar dat zij recht heeft op vergoeding van de kosten (…) als gevolg van het niet nakomen van de verplichting van de Opdrachtgever. Wanneer Ballast Nedam deze maatregelen niet had getroffen, waren de kosten voor de Opdrachtgever hoger uitgevallen als gevolg van schade in de vorm van tijd en geld.”
“Unibail-Rodamco is hierdoor tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen (…). Hoe dan ook dient Unibail-Rodamco Ballast Nedam hiervoor te compenseren.”