ECLI:NL:GHAMS:2024:913

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
23-000268-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1963, was aangeklaagd voor het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte het telen van 267 hennepplanten in een woning in Heiloo en het stelen van elektriciteit van Liander NV. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden.

Tijdens de zitting op 26 maart 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, maar dat de verdachte voor het medeplegen van de feiten moest worden vrijgesproken. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen eigenaar of huurder van de woning was en geen wetenschap had van de hennepteelt. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de hennepkwekerij.

Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten werden meegewogen in de strafmaat. Het hof heeft de straf bepaald op tien maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000268-21
datum uitspraak: 9 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-077900-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1963,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Heiloo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 267 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2018 tot en met 11 februari 2019 te Heiloo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Liander NV, heeft weggenomen (uit een pand aan [adres 2]) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen stroom/elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat de verdachte voor het medeplegen van beide feiten moet worden vrijgesproken.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte integraal wordt vrijgesproken. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Hoewel de omstandigheden waaronder de verdachte is aangetroffen verdacht zijn, heeft hij het ten laste gelegde niet gepleegd. De verdachte is eigenaar noch huurder van de woning waarin de hennep werd aangetroffen en was op het moment van aanhouding alleen in het bezit van de sleutel van de carport/garage. Hij had daarmee geen toegang tot de woning. Bewijs dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de hennepplanten in de woning had, ontbreekt. Dat DNA van de verdachte op goederen in de woning en in de nabijheid van de hennep is aangetroffen, is te verklaren omdat hij wel eerder in de woning is geweest. Die goederen zijn verplaatsbaar en ze zijn niet in de kweekruimtes zelf aangetroffen. Uit de eerste verklaringen van getuige [getuige] blijkt voorts niet dat zij de verdachte in de woning heeft zien gaan, maar slechts dat ze hem bij de woning heeft gezien. Ten aanzien van de in zijn auto aangetroffen containers plantgroeimiddel heeft de verdediging aangevoerd dat hij deze heeft gekregen van een persoon die hij eerder die dag had ontmoet voor de verzorging van de gewassen in de tuin bij verdachtes woning. Deze persoon, die inmiddels overleden is, heeft voor zijn dood een schriftelijke verklaring opgesteld die deze lezing bevestigt.
Als het hof de verklaringen van de dochter en de schoonzoon van de verdachte als ongeloofwaardig zou bestempelen, kan hooguit worden aangenomen dat de verdachte behulpzaam bij en dus medeplichtig aan hennepteelt door hen is geweest, door plantenvoeding te vervoeren naar de kwekerij, maar dat is niet tenlastegelegd. Als hun verklaringen wel geloofwaardig worden geacht, werd de woning verhuurd aan een derde en had de verdachte geen toegang tot de woning.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat zich in het dossier ontlastend bewijs bevindt dat, in combinatie met de schriftelijke stukken en verklaringen die de verdediging voorafgaand aan de zitting
in hoger beroep heeft overgelegd, moet leiden tot vrijspraak.
Oordeel van het hof
Op 16 januari 2019 ontving de politie een melding waaruit volgde dat er bij de woning aan de [adres 2] een sterke wietlucht werd waargenomen. Naar aanleiding van die melding is door de politie vooronderzoek verricht. Uit dat onderzoek bleek dat de betreffende woning vijftig procent in eigendom is van [naam 1] (de dochter van de verdachte) en vijftig procent in eigendom is van [naam 2] (de (ex-)partner van die dochter). Daarnaast werden warmtebeeldcamera’s ingezet bij die woning op 29 januari 2019, waarbij een afwijkend warmtebeeld zichtbaar was.
Ter plaatse werd op 11 februari 2019 een professionele hennepkwekerij aangetroffen in de woning, met een kweekruimte op de eerste verdieping en een op de zolder. In de woning werden onder andere twee containers groeimiddel van het merk “B’cuzz” aangetroffen, met respectievelijk de letter A en de letter B erop. Na het aantreffen van de hennepkwekerijen is door verbalisanten diezelfde dag een buurtonderzoek ingesteld. Meerdere getuigen zijn gehoord, waaronder [getuige], wonende op [adres 3]. Zij verklaarde dat de woning van een Vietnamees gezin was en volgens haar niet werd bewoond. Het gezien zou bestaan uit een vrouw en haar partner en twee kleine kinderen, die af en toe bij de woning kwamen. De vader van de vrouw, waarvan de getuige een beschrijving gaf en die volgens haar de achternaam ‘[achternaam]’ had, kwam het vaakst bij de woning, aldus de getuige. Hij kwam dan in een kleine, blauwe of grijze SEAT.
Nog steeds op 11 februari 2019 zag een van de verbalisanten een man, die voldeed aan het door getuige [getuige] gegeven signalement, vanaf de achterkant van de betreffende woning waar de carport/garage is gelegen, naar de voorkant lopen. Toen deze man, de verdachte, de verbalisant zag, draaide hij om en liep hij weg. Nadat hij door de verbalisant was aangesproken bleek dat hij over een blauwe SEAT beschikte. De verbalisant keek met verdachtes instemming in de achterbak van deze auto en trof daarin twee containers A en B aan met groeimiddel van het merk B’cuzz, identiek aan de twee in de kwekerij gevonden containers.
De verdachte is vervolgens aangehouden en op 11 en 12 februari 2019 gehoord. Hij heeft – kort samengevat – verklaard dat hij in de blauwe Seat Ibiza naar de woning was gegaan omdat de carportdeur kapot was en omdat hij een pot verf nodig had. De aangetroffen jerrycans in de auto zou hij hebben gekregen bij een tempel in [locatie] voor zijn, verdachtes, tomaten en andere groenten. De woning was in eigendom van zijn dochter en schoonzoon en was verhuurd. Van de hennepkwekerij in de woning wist de verdachte niets.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep wederom verklaard dat hij onschuldig is. Hij verklaarde dat hij op 24 november 2018 voor het laatst ín de woning is geweest. Hij zou op 11 februari 2019 naar de woning zijn gegaan om een blik verf te halen uit de garage van de woning en hij wilde de garagedeur bekijken omdat deze volgens zijn dochter niet altijd goed open ging. Dat hij terugliep naar de auto kwam omdat hij het voertuig niet op slot had gedaan, niet omdat hij de politie zag. De aangetroffen jerrycans in de auto heeft hij gekregen om de fruitbomen in zijn achtertuin te verzorgen. Desgevraagd corrigeerde de verdachte dat en stelde dat het om planten als kalebassen en dergelijke gaat in potten, die in de winter binnen worden gezet. Die jerrycans bevatten een groeimiddel dat vrij verkrijgbaar is en het is toeval dat dezelfde jerrycans in de hennepkwekerij zijn aangetroffen, aldus de verdachte. Omdat het weer nog niet geschikt was voor bemesting had hij de jerrycans nog in zijn auto laten staan. Volgens de verdachte kan het niet zo zijn dat buurvrouw [getuige] hem meerdere malen bij de woning heeft gezien. Hij is later naar de buurvrouw toegegaan en zij heeft een andere, schriftelijke verklaring aan hem gegeven, die door de raadsman aan het hof is overgelegd, inhoudende dat zij de verdachte in november 2018 voor het laatst bij de woning zou hebben gezien.
De verdachte heeft verder verklaard dat eerdere veroordelingen van hem in verband met hennepkwekerijen onterecht waren en dat hij geen idee had van hetgeen zich afspeelde in de woning in Heiloo.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof ervan uit dat de verdachte wel degelijk betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij. Het hof gaat daarbij allereerst uit van de verklaringen die door de getuige [getuige] zijn afgelegd kort na de ontdekking van de kwekerij, te weten op 19 februari en op 31 maart 2019. Zij verklaart onder meer dat zij de in januari en februari 2019 de vader van het stel (het hof begrijpt de verdachte) met regelmaat met zijn auto bij de woning zag komen, dat hij dan zijn auto bij de carport zette en naar de woning liep.
Het betreffen gedetailleerde en uitvoerige verklaringen. Het hof acht deze verklaringen betrouwbaarder dan de schriftelijke verklaring uit 2022, die overigens pas ter terechtzitting in hoger beroep door verdediging is overgelegd.
Het hof constateert verder dat de verdachte op meerdere punten wisselend heeft verklaard. Zo heeft hij wisselend verklaard over de bestemming van de aangetroffen jerrycans in zijn auto: de ene keer is het voor fruitbomen die in de tuin staan, de andere keer voor kalebassen en groente- en fruitplantjes die in de winter binnen staan. Gelet ook op de omstandigheid dat exact dezelfde jerrycans in de hennepkwekerij in de woning zijn aangetroffen acht het hof deze verklaringen ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Ook heeft de verdachte verschillend verklaard over zijn aanwezigheid op 11 februari 2019 bij de woning: hij zou een pot verf uit de garage halen, hij zou brieven van zijn dochter gaan ophalen en hij wilde de garagedeur bekijken nu deze niet naar behoren functioneerde.
Ook deze verklaringen acht het hof, in combinatie met de overige omstandigheden van het geval, volstrekt ongeloofwaardig. Verder is tijdens de ontmanteling op zolder, in de ruimte waarin zich het irrigatiesysteem voor de beide kweekruimtes bevond, een plastic flesje en een pet aangetroffen. Deze goederen zijn onderzocht en dit DNA-onderzoek leverde matches op met het DNA-profiel van de verdachte.
Gelet op het voorgaande en de (overige) inhoud van de bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. De verweren van de verdediging worden verworpen.
Nu uit het dossier of uit het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat de verdachte de feiten samen met anderen heeft gepleegd, wordt hij van medeplegen vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 februari 2019 te Heiloo opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan [adres 2], in totaal 267 hennepplanten;
2.
hij in de periode van 24 november 2018 tot en met 11 februari 2019 te Heiloo een hoeveelheid stroom/elektriciteit, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan Liander NV, heeft weggenomen uit een pand aan [adres 2] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen stroom/elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelenbijlage zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, mede gezien het tijdsverloop. De raadsman heeft bepleit dat een taakstraf in het onderhavige geval passend is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 267 hennepplanten in de woning van zijn dochter. Hennep is een drug die de schadelijke stof THC bevat en bij langdurig gebruik een gevaar vormt voor de gezondheid. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten, waaronder andere vormen van criminaliteit en overlast voor buurtbewoners. Met zijn handelwijze heeft de verdachte hieraan een bijdrage geleverd. De verdachte lijkt hierbij uit louter financieel gewin te hebben gehandeld. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van stroom ten behoeve van de hennepkwekerij. Door op illegale wijze stroom af te tappen zonder dat dit werd geregistreerd en betaald, heeft het energiebedrijf schade geleden. Tevens kan het illegaal en ondeskundig aftappen van stroom leiden tot brandgevaarlijke situaties voor de omwonenden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 maart 2024 is hij eerder – en meerdere malen – voor dezelfde feiten onherroepelijk veroordeeld.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft het hof gelet op de straffen die doorgaans bij hennepkwekerijen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Het hof neemt in aanmerking dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De verdachte heeft op 3 februari 2021 hoger beroep ingesteld en het hof wijst arrest op
9 april 2024. Het hof stelt de overschrijding in hoger beroep vast op ongeveer veertien maanden. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de strafmaat.
Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Het hof zal echter, met in achtneming van het voorgaande, een gevangenisstraf van na te melden duur opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. B.E. Dijkers en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 9 april 2024.
mrs. Van Heffen en Beuze zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]