Uitspraak
1.mr. [appellant 1] ,
mr. [appellant 2],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 3] B.V.,
FLORYN IMPORT EN EXPORT B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
A. (I) Rabobank heeft financiering(en) aan [geïntimeerde 3] verstrekt ten behoeve van werkkapitaal en onroerende zaken. (II) Rabobank heeft een (restant)vordering op gefailleerde vennootschap [bedrijf 1] B.V. Voor deze vordering is [geïntimeerde 3] hoofdelijk aansprakelijk. (III) Rabobank heeft (privé) financiering aan [geïntimeerde 1] verstrekt ten behoeve van aankoop van het woonhuis. (…)
1. [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 1] erkennen dat de schuld aan Rabobank per vandaag€ 2.111.481,35bedraagt, exclusief de p.m. verschuldigde rente en kosten (…).
t.a.v. de secretaresse
De koopprijs van het verkochte is volgens opgave van de koper als volgt gespecificeerd:
(…) Ten gevolge van het feit dat verkoper een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met zijn bank over de overnamewaarde, welke overnamewaarde door partijen nader uitgesplitst moest worden over verschillende onderdelen, zijn in deze uitsplitsing de waardes van voormelde registergoederen aanzienlijk lager op papier gekomen dan de werkelijke waardes. (…)”
in aanmerking nemende:
VOORAF
4.De klacht
5.Beoordeling
- de in de akte van 20 mei 2020 (zie 3.6) gehanteerde koopsommen zijn onjuist, want aanzienlijk te laag;
- de notarissen hadden onder de gegeven omstandigheden, gelet op de complexiteit van de transacties en de verstrekkende gevolgen daarvan voor klagers, niet zonder meer genoegen mogen nemen met het ontbreken van een schriftelijke koopovereenkomst. Op zijn minst hadden zij in die omstandigheden navraag moeten doen naar de wijze waarop de waarde van de onroerende zaken was bepaald;
- het feit dat klagers de vaststellingsovereenkomst met de bank moesten nakomen, is geen verklaring voor de situatie dat de in de leveringsakte opgenomen koopsommen aanzienlijk te laag zijn. De vaststellingsovereenkomst had immers door klagers ook kunnen worden nagekomen, wanneer de correcte, hogere koopsommen waren gehanteerd, in welk geval klagers nog restant-vermogen zouden hebben behouden;
- de notarissen hebben nagelaten [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] erop te wijzen dat het samenstel van te passeren akten hen de beschikking over de echtelijke woning zou ontnemen en in ieder geval [geïntimeerde 1] geen enkele beschikkingsmacht zou laten voor wat betreft zijn onderneming, behalve voor wat betreft de handelsnaam;
- de notarissen hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij bij de voorbereiding van de transacties van 20 mei 2020 en 9 oktober 2020 met klagers hebben gesproken over het feit dat [naam 1] en [naam 2] in de voorgenomen transacties zowel financier als verkrijger zijn;
- de notarissen hebben op geen enkele manier persoonlijk contact opgenomen met [geïntimeerde 2] om te verifiëren of en in hoeverre zij de strekking en de reikwijdte van de voorgenomen transacties overzag;
- ook voor de medewerking van de notarissen aan de legalisatie van de ondertekening van de geldleningsovereenkomsten geldt dat een gebrek aan notariële zorgplicht moet worden vastgesteld omdat de notarissen klagers onvoldoende op de risico’ [geïntimeerde 1] hebben gewezen.
- het is niet aan de tuchtrechter om vast te stellen of een tussen partijen overeengekomen koopsom correct of aanzienlijk te laag is;
- de notarissen zijn niet voorbijgegaan aan de van de WOZ-waarde afwijkende koopsom, zoals ook blijkt uit hun interne dossieraantekeningen, welke zij in hoger beroep hebben overgelegd;
- de koopsommen waren reëel omdat alle partijen die aan tafel zaten op 20 mei 2020, ook [geïntimeerde 1] , wisten dat werd overgedragen tegen de executiewaarde;
- de akten moesten zo spoedig mogelijk gepasseerd worden, aangezien er nog meer schuldeisers waren en er beslag gelegd dreigde te worden;
- er was geen sprake van een herfinanciering, maar van een overdracht;
- [geïntimeerde 1] heeft niet aan de notarissen laten weten dat hij zijn onderneming wilde voortzetten;
- [geïntimeerde 1] heeft meerdere overnames op zijn naam staan, hij is geen onwetende particulier;
- [naam 1] was de koper en [naam 2] was de financier van [naam 1] (niet van [geïntimeerde 1] );
- er is geen sprake van een zorgplicht van de notarissen omdat een legalisatie niet meer inhoudt dan het officieel vaststellen van de identiteit van de betrokkenen.
- ter zitting in hoger beroep heeft [geïntimeerde 1] verklaard dat hij in het verleden met zijn bedrijf betrokken is geweest bij meerdere overnames;
- ten tijde van de overdracht vielen [geïntimeerde 1] en [concern] al ruim tien jaar onder de afdeling Bijzonder Beheer van de Rabobank;
- [geïntimeerde 3] heeft met de Rabobank een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin staat dat zij tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen jegens de Rabobank en dat [geïntimeerde 3] niet in staat is om de financiering in haar geheel terug te betalen;
- notaris 1 heeft aantekeningen gemaakt van de passeerafspraak op 20 mei 2020, die in hoger beroep zijn overgelegd, waarbij het hof ervan uitgaat dat deze aantekeningen niet (pas) zijn gemaakt ten behoeve van deze procedure, omdat daarvoor geen aanwijzing is.
verkoopt al zijn registergdr muv tankstation”. De notarissen hebben zich gerealiseerd dat de registergoederen voor een lagere waarde werden overgedragen dan de werkelijke waarde: dit is met zoveel woorden in de akte van levering opgenomen. Ook dit is, zoals door de notarissen is aangevoerd, met [geïntimeerde 1] besproken. In de gespreksaantekeningen is daarover opgenomen: “
Koopsom voor alles is gelijk aan bedrag dat Rabobank (..) tegen volledige kwijting. PP bevestigen dat. Besproken dat als alles los verkocht wordt het voor een andere prijs zou zijn”. De notarissen hoefden er niet op bedacht te zijn dat klagers op dat moment een andere perceptie van de transactie hadden. De notarissen mochten er hierbij van uitgaan dat zij van doen hadden met een ervaren ondernemer, die de gevolgen van verkoop en levering van onroerende zaken begreep, althans redelijkerwijs kon begrijpen, omdat [geïntimeerde 1] meerdere vennootschappen bezat. Daarbij komt dat door [geïntimeerde 1] niet is gesteld dat hij tijdens de passeersessie duidelijk heeft gemaakt dat hij dacht dat het om een herfinancieringsconstructie ging en niet om een verkoop en levering. Op basis van de door [geïntimeerde 1] in hoger beroep overgelegde documenten en zijn verklaring ter zitting in hoger beroep, is het voor het hof duidelijk geworden dat [naam 2] een grote rol heeft gespeeld bij deze transactie en dat volgens [geïntimeerde 1] hij ten onrechte op [naam 2] heeft vertrouwd, maar dit kan de notarissen niet verweten worden.