2.Het geding in hoger beroep
Boxx c.s. is bij dagvaarding van 11 april 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 12 januari 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en Boxx c.s. als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie. Uit de memorie van grieven begrijpt het hof dat het hoger beroep ook is gericht tegen het vonnis in incident van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 7 april 2021 dat, eveneens onder bovenvermeld zaaknummer, is gewezen tussen Boxx c.s. als eiser in het incident en [geïntimeerde] als verweerster in het incident.
Bij arrest van 24 mei 2022 is een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. De mondelinge behandeling heeft op 27 september 2022 plaatsgehad, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak verwezen naar de rol voor doorprocederen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis met producties 17 tot en met 19;
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel met producties 26 tot en met 39;
- memorie van antwoord in incidenteel appel;
- akte met producties 23 tot en met 25 namens [geïntimeerde] .
Partijen hebben de zaak ter zitting van 7 november 2023 doen bepleiten, Boxx c.s. door mr. Ariëns voornoemd en [geïntimeerde] door mr. Van der Leer voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Ten slotte is arrest gevraagd.
Boxx c.s. heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis en het tussenvonnis van 7 april 2021 zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] in conventie zal afwijzen en in reconventie:
1. [geïntimeerde] zal veroordelen tot (terug)betaling van een bedrag aan Boxx Opslagdiensten van € 31.301,07 , althans een zodanig bedrag dat het hof in deze gerechtvaardigd acht, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan Boxx Opslagdiensten van € 53.195,27, althans een zodanig bedrag dat het hof in deze gerechtvaardigd acht, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. zal verklaren voor recht dat [geïntimeerde] jegens Boxx Holding en Utrecht aansprakelijk is voor alle geleden en te lijden schade van Boxx Holding en Utrecht als gevolg van de beslagleggingen door [geïntimeerde] en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling hiervan, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. zal opheffen het op 31 juli 2020 ten laste van Boxx Holding en Utrecht gelegde conservatoir derdenbeslag onder ABN AMRO BANK N.V.;
5. [geïntimeerde] zal veroordelen om al hetgeen Boxx c.s. ter uitvoering van de bestreden vonnissen aan [geïntimeerde] heeft voldaan aan Boxx c.s. terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling;
6. [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van beide instanties, waaronder begrepen de nakosten, eventueel vermeerderd met wettelijke rente daarover.
[geïntimeerde] heeft in principaal en incidenteel appel geconcludeerd dat het hof het tussenvonnis in het incident van 7 april 2021 zal bekrachtigen, het vonnis in conventie van 12 januari 2022 zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] volledig zal toewijzen en het vonnis in reconventie van 12 januari 2022 zal bekrachtigen, met veroordeling van Boxx c.s. in de volledige kosten van het geding in hoger beroep. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] , na vermeerdering van eis, primair gevorderd om Boxx Holding en Utrecht hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:
1. een bedrag van € 39.778,88 aan hoofdsom;
2. een bedrag van € 4.359,24 aan rente tot 10 augustus 2020, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 10 augustus 2020 tot de dag van algehele betaling;
3. een bedrag van € 24.253,76, althans een bedrag van € 1.172,79 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4. een bedrag van € 315,94 aan beslagkosten;
5. de proceskosten met rente.
Boxx c.s. heeft in incidenteel appel geconcludeerd dat het hof het incidenteel appel van [geïntimeerde] ongegrond zal verklaren, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.