ECLI:NL:GHAMS:2024:857

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
23-000701-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling wegens gebrek aan overtuiging in hoger beroep

Op 4 april 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een benadeelde partij op 19 augustus 2021 in Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die op 2 maart 2023 had geoordeeld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 maart 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voorstelde. Het hof heeft het dossier en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen.

De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen van mishandeling, waaronder het duwen van de benadeelde en het slaan van diens hoofd tegen de stoep. Het hof heeft echter geconcludeerd dat, hoewel er wettig bewijs aanwezig was, er onvoldoende overtuiging was dat de verdachte de mishandeling had gepleegd. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, die in eerste aanleg gedeeltelijk was toegewezen. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen. Deze uitspraak benadrukt het belang van overtuiging in strafzaken en de rol van het hof in het beoordelen van bewijs.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000701-23
datum uitspraak: 4 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer
13-107143-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkende dat de verdachte zal worden vrijgesproken, en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door
  • die [benadeelde] te duwen en/of gooien van een trap (in/van een pand, gelegen aan de [adres 2], en/of
  • te duwen tegen het lichaam van die [benadeelde], en/of
  • het vastpakken van het hoofd van die [benadeelde] en/of
  • (vervolgens) het hoofd van die [benadeelde] eenmaal of meerdere malen tegen de stoep aan te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van de bewijsvraag komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Weliswaar bevat het dossier wettig bewijs, maar het hof heeft, overeenkomstig de vordering van het openbaar ministerie en het verweer van de verdediging, op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat de verdachte de aangever heeft mishandeld, zodat hij dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.271,47, bestaande uit € 271,47 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 250,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. Het hof zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. N. van der Wijngaart en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 april 2024.
=========================================================================
[…]