ECLI:NL:GHAMS:2024:85

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.317.658/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bancaire relatie door ABN AMRO met klant wegens onterecht gebruik van privérekening voor zakelijke doeleinden

In deze zaak heeft ABN AMRO de bancaire relatie met [appellant] beëindigd, omdat hij zijn privérekening herhaaldelijk voor zakelijke doeleinden heeft gebruikt, ondanks eerdere waarschuwingen. [appellant] heeft in kort geding gevorderd dat ABN AMRO wordt verboden om de opzegging door te voeren, stellende dat de beëindiging in strijd is met de bancaire zorgplicht en onaanvaardbaar is volgens de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, waarna hij in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de feiten vastgesteld die door de voorzieningenrechter zijn vastgesteld. Het hof concludeert dat ABN AMRO op grond van de Algemene Bankvoorwaarden en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) gerechtigd was om de bancaire relatie te beëindigen. Het hof oordeelt dat de beëindiging van de relatie niet in strijd is met de zorgplicht van de bank en dat de belangenafweging in het voordeel van ABN AMRO uitvalt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van [appellant] af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.317.658/01 KG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/719838/KG ZA 22-603
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 januari 2024
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M. Nagtegaal te Rotterdam,
tegen
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.L. Bremmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en ABN AMRO genoemd.

1.De zaak in het kort

ABN AMRO heeft de bancaire relatie met [appellant] beëindigd waardoor hij geen gebruik meer kan maken van zijn privérekening bij die bank. [appellant] meent dat de beëindiging in strijd is met de bancaire zorgplicht van ABN AMRO en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [appellant] vordert in dit kort geding onder meer dat het ABN AMRO wordt verboden uitvoering te geven aan de beëindiging. De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorzieningen geweigerd. Het hof beoordeelt de zaak opnieuw en komt tot een bekrachtiging van het bestreden vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 5 september 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en ABN AMRO als gedaagde
Partijen hebben de volgende stukken ingediend:
- Appeldagvaarding, met daarin opgenomen de grieven en met producties;
- Memorie van antwoord met één productie.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 1 december 2023 doen toelichten door hun bovenvermelde advocaten, beiden aan de hand van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd. Bij die gelegenheid hebben [appellant] en ABN AMRO respectievelijk drie en één aanvullende productie(s) in het geding gebracht. Tenslotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft – samengevat – geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog het in eerste aanleg door hem gevorderde zal toewijzen en op straffe van dwangsommen:
- ABN AMRO zal verbieden uitvoering te geven aan de opzegging van de relatie met [appellant] ;
- ABN AMRO zal veroordelen alle bankrekeningen, betaalpassen, creditcards en overige producten van [appellant] in stand te laten en uitvoering te geven aan transacties op de rekeningen;
- ABN AMRO zal verbieden om [appellant] op te nemen in het IVR of een vergelijkbaar register,
alles met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van beide procedures, met nakosten.
ABN AMRO heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de grieven van [appellant] en bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellant] in de proceskosten van ABN AMRO, met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.10 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
[appellant] is directeur van de in Suriname gevestigde naamloze vennootschap Newco Trading NV. Deze vennootschap houdt zich bezig met in- en verkoop van olie en olieproducten.
3.2.
Ruim twintig jaar geleden heeft [appellant] een bankrekening geopend bij ABN AMRO. Op de relatie tussen partijen zijn de Algemene Bankvoorwaarden 2017 (ABV) en de Voorwaarden Betaaldiensten Particulieren van toepassing. De ABV luiden voor zover van belang als volgt:
Artikel 2 – Zorgplicht
Wij hebben een zorgplicht. U bent ook zorgvuldig tegenover ons en u mag van onze dienstverlening geen misbruik maken.
1. Wij zijn bij onze dienstverlening zorgvuldig en houden hierbij zo goed mogelijk rekening met uw belangen. Dit doen wij op een manier die aansluit bij de aard van de dienstverlening. (…)
2. U bent zorgvuldig tegenover ons en houdt zo goed mogelijk rekening met onze belangen. U werkt eraan mee dat wij onze dienstverlening correct kunnen uitvoeren en aan onze verplichtingen kunnen voldoen. Hiermee bedoelen wij niet alleen onze verplichtingen tegenover u, maar bijvoorbeeld ook verplichtingen die wij in verband met onze dienstverlening aan u hebben tegenover toezichthouders of fiscale of andere (nationale, internationale of supranationale) autoriteiten. U geeft ons, als wij daarom vragen, de informatie en documentatie die wij daarvoor nodig hebben. Als het u duidelijk moet zijn dat wij die informatie of documentatie nodig hebben, geeft u die uit uzelf. U mag onze diensten of producten alleen gebruiken waarvoor ze zijn bedoeld en hiervan geen misbruik (laten) maken. Denkt u bij misbruik bijvoorbeeld aan strafbare feiten of activiteiten die schadelijk zijn voor ons of onze reputatie of die de werking en betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden.
Artikel 3 - Activiteiten en doeleinden
Wij vragen u om informatie om misbruik te voorkomen en risico’s te beoordelen.
1. Banken hebben een sleutelrol in het nationale en internationale financiële stelsel. Helaas wordt onze dienstverlening soms misbruikt, bijvoorbeeld voor het witwassen van geld. Wij willen misbruik voorkomen en moeten dit volgens de wet ook doen. Wij hebben hiervoor informatie van u nodig. De informatie kan bijvoorbeeld ook nodig zijn voor de beoordeling van onze risico’s of het goede verloop van onze dienstverlening. Daarom informeert u ons, als wij dat vragen, in ieder geval over:
a.
a) uw activiteiten en doelen
b) waarom u een product of dienst van ons afneemt of wilt afnemen
c) hoe u bent gekomen aan geld, waardepapieren of andere zaken die u bij of via ons onderbrengt.
(…)
2. U werkt eraan mee dat wij de informatie kunnen controleren. Bij het gebruik van de informatie houden wij ons aan de geldende privacyregelgeving.
(…)
Artikel 35 - Opzegging van de relatie
(…)
1. U kunt de relatie tussen u en ons opzeggen. Wij kunnen dit ook. Het is daarvoor niet nodig dat u in verzuim bent met de nakoming van een verplichting. Wij houden ons bij opzegging aan onze zorgplicht als genoemd in artikel 2 lid 1 ABV. Als u ons vraagt waarom wij de relatie opzeggen, dan laten wij u dat weten.
2. Opzegging betekent dat de relatie en alle lopende overeenkomsten worden beëindigd. (…)
3.3.
Artikel 2.1 van de Voorwaarden Betaaldiensten Particulieren luidt voor zover van belang als volgt:

(...)
Particulier gebruik
U mag de betaalrekening alleen gebruiken als particulier en niet voor uw beroep of bedrijf. Daarvoor heeft de bank andere rekeningen met andere voorwaarden. (...)
3.4.
Bij brief van 19 oktober 2020 van ABN AMRO is [appellant] verzocht een aantal vragen te beantwoorden over transacties op zijn bankrekening met nummer NL80ABNA0614862817. Die vragen hadden betrekking op een aantal contante stortingen op zijn rekening (voor een totaalbedrag van € 61.230,- in de periode van 19 november 2019 tot en met 14 oktober 2020). [appellant] heeft op 20 oktober 2020 telefonisch gereageerd en de brief van 19 oktober 2020 beantwoord bij e-mail van 29 oktober 2020. Bij die e-mail heeft hij een aantal stukken (facturen en een uittreksel) gevoegd.
3.5.
Bij brief van 5 november 2020 heeft ABN AMRO [appellant] bericht dat hij zijn verklaring niet met voldoende passende documentatie heeft kunnen onderbouwen en dat dit voor ABN AMRO niet in te schatten risico’s op witwassen en/of financiering van terrorisme meebrengt. In deze brief heeft ABN AMRO een aantal regels opgelegd. De brief luidt voor zover van belang als volgt:
(...)
Vanaf heden (5 november 2020)
- Dient u alle inkomende en uitgaande transacties te kunnen verklaren en onderbouwen met passende documentatie (...).
- Is het storten van contante bedragen alleen toegestaan als u de herkomst van deze gelden kan verklaren en aantonen middels passende documentatie (...).
- Is het niet toegestaan om uw privérekening te gebruiken voor transacties met een zakelijk karakter. Conform de Voorwaarden Betaaldiensten Particulieren 2.1 is zakelijk gebruik van de particuliere betaalrekening niet toegestaan.
- Dienen transacties welke betrekking hebben op Newco Trading NV in Suriname alleen nog plaatsvinden op een zakelijke rekening. (...)
Als u zich niet aan bovengenoemde regels houdt kan de bank niet aan de op haar rustende verplichtingen voldoen. (...) De bank zal dan de relatie met u in heroverweging nemen. Dit kan betekenen dat de bank de relatie met u beëindigt. (...)
3.6.
In de periode januari-september 2021 hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd.
3.7.
Bij brief van 29 november 2021 heeft ABN AMRO de relatie met [appellant] opgezegd per 31 januari 2022. In die brief staat onder meer dat is gebleken van onduidelijke transacties. Het zou dan gaan om overboekingen, contante opnames en contante stortingen waarvan de achtergrond niet duidelijk is.
3.8.
Op 8 december 2021 heeft [appellant] een bezwaarschrift ingediend waarna (de advocaten van) partijen van december 2021 tot en met juni 2022 opnieuw met elkaar hebben gecorrespondeerd.
3.9.
Bij brief van 13 juni 2022 heeft ABN AMRO [appellant] (opnieuw) bericht dat zij de relatie met hem niet kan voortzetten en dat hij tot 13 juli 2022 de tijd heeft om zijn financiële zaken bij een andere bank onder te brengen. In deze brief staat onder meer dat [appellant] in onvoldoende mate in staat is geweest om ABN AMRO ‘comfort’ te geven over het gebruik van zijn privérekening in combinatie met zijn rekeningen bij ING en Rabobank, dat hij de herkomst van contante stortingen niet afdoende heeft onderbouwd, dat hij ABN AMRO geen ‘comfort’ heeft gegeven over het voeren van een volledige, deugdelijke en overzichtelijke administratie bij Newco Trading NV, dat hij geen aangiftes heeft aangeleverd over 2020 en 2021 waaruit blijkt dat de invoer van contante geldbedragen is opgegeven bij de Nederlandse douane, dat hij girale bijschrijvingen niet afdoende heeft onderbouwd en dat aanvullende schendingen van de bank- en productvoorwaarden zijn geconstateerd.
3.10.
Op 8 juli 2022 heeft een medewerker van ABN AMRO telefonisch toegezegd dat de relatie met [appellant] in stand zou blijven totdat in kort geding vonnis is gewezen.
3.11.
Naast de privérekening met nummer NL80ABNA0614862817 houdt [appellant] sinds maart 2021 bij ABN AMRO een zakelijke rekening aan met nummer NL88ABNA0891433244 ten behoeve van zijn eenmanszaak Apollo Administration. Bij brief van 10 januari 2023 heeft ABN AMRO de bancaire relatie met Apollo Administration definitief opgezegd tegen 10 maart 2023. [appellant] heeft in kort geding gevorderd dat ABN AMRO wordt verboden uitvoering te geven aan deze opzegging. Bij vonnis van 2 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam de vorderingen van [appellant] afgewezen. [appellant] heeft geen hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld.
3.12.
[appellant] beschikt over een privérekening bij ING. Hij beschikte verder over een rekening bij Rabobank. Bij brief van 28 maart 2022 is deze door de Rabobank opgezegd per 1 augustus 2022.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad en op straffe van dwangsommen gevorderd:
Primair:
- ABN AMRO te verbieden uitvoering te geven aan de opzegging van de relatie met [appellant] ;
- ABN AMRO te veroordelen alle bankrekeningen, betaalpassen, creditcards en overige producten van [appellant] in stand te laten en uitvoering te geven aan transacties op de rekeningen;
- ABN AMRO te verbieden om [appellant] op te nemen in het IVR of een vergelijkbaar register,
Subsidiair:
- ABN AMRO te veroordelen om [appellant] te laten beschikken over een bankrekening en uitvoering te geven aan transacties daarop,
- ABN AMRO te verbieden om [appellant] op te nemen in het IVR of een vergelijkbaar register,
Meer subsidiair:
- ABN AMRO te veroordelen om [appellant] te laten beschikken over een bankrekening en uitvoering te geven aan transacties daarop, totdat er een onherroepelijke uitspraak gedaan is in de bodemprocedure,
alles met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van de procedure, met nakosten en in de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorzieningen geweigerd. Hij heeft, kort gezegd, het volgende overwogen. [appellant] had uit de brief van ABN AMRO van 5 november 2020 moeten begrijpen dat het niet was toegestaan zijn privérekening te gebruiken voor zakelijke doeleinden. Indien hij dit toch zou doen, kon dat betekenen dat ABN AMRO de bancaire relatie zou opzeggen. Niettemin is [appellant] nadien toch doorgegaan met het gebruik van zijn privérekening voor transacties van zijn bedrijf Newco Trading NV. ABN AMRO handelde daarom niet in strijd met haar zorgplicht toen zij de privérekening opzegde, en die opzegging was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook niet onaanvaardbaar.

5.Beoordeling

Omvang hoger beroep
5.1.
[appellant] heeft in de appeldagvaarding een aantal niet genummerde bezwaren opgenomen tegen de beslissing van de voorzieningenrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. ABN AMRO heeft deze bezwaren bij memorie van antwoord ingedeeld in grieven die zij heeft aangeduid als grieven 1 – 4. Namens [appellant] heeft mr. Nagtegaal desgevraagd ter zitting verklaard dat deze indeling juist is en dat het hof daarvan mag uitgaan. Mr. Nagtegaal heeft voorts namens [appellant] ter zitting verklaard dat de vorderingen in deze procedure uitsluitend zien op de privérekening van [appellant] bij ABN AMRO met nummer NL80ABNA0614862817.
Spoedeisend belang
5.2.
Gelet op de aard van de gevraagde voorzieningen heeft [appellant] hier
ook in hoger beroep spoedeisend belang bij.
Inleiding
5.3.
Bij de beoordeling van de grieven stelt het hof het volgende voorop. De vorderingen van [appellant] zijn alle gegrond op de stelling dat ABN AMRO niet gerechtigd was de bancaire relatie met hem te beëindigen. Het hof geeft in dit kort geding, gelet op de aard daarvan, een voorlopig oordeel. Het hof moet bij het beoordelen van de grieven onderzoeken of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal beslissen dat ABN AMRO gehouden is tot gehele of gedeeltelijke voorzetting van de bancaire relatie met [appellant] .
5.4.
ABN AMRO is op grond van artikel 35 ABV in beginsel bevoegd de bancaire relatie met [appellant] te beëindigen. Indien een bank gebruik maakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging van de relatie, moet de rechtsgeldigheid daarvan worden beoordeeld aan de hand van de overeenkomst en de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW. Een opzegging is niet rechtsgeldig indien het gebruikmaken van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor deze beoordeling is mede van belang dat uit artikel 2 lid 1 ABV in verbinding met artikel 35 ABV volgt dat een bank bij haar dienstverlening zorgvuldig moet zijn en zo goed mogelijk rekening moet houden met de belangen van de cliënt. De bank moet zich ook bij opzegging van de relatie met een cliënt aan haar zorgplicht houden (HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929).
5.5.
ABN AMRO is op grond van de Wwft verplicht cliëntenonderzoek te doen. [appellant] is, op grond van zowel de Wwft als op grond van artikel 3 ABV, verplicht om aan een dergelijk onderzoek mee te werken en de hiervoor benodigde informatie aan ABN AMRO te verschaffen. [appellant] heeft niet betwist dat ABN AMRO voldoende aanleiding had om in dit geval cliëntenonderzoek uit te voeren.
Grief 1
5.6.
Met grief 1 komt [appellant] op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat bij de beoordeling of ABN AMRO de relatie met [appellant] heeft mogen beëindigen moet worden uitgegaan van de opzeggingsgronden opgenomen in de brief van 13 juni 2022. Volgens [appellant] moet worden uitgegaan van de opzeggingsgronden opgenomen in de brief van 29 november 2021 omdat dat het eigenlijke opzeggingsbesluit is. Hij stelt dat de rechtmatigheid van de opzegging beoordeeld moet worden aan de hand van de gronden die zijn opgenomen in die brief. Gronden voor opzegging die ABN AMRO in latere correspondentie heeft aangevoerd, mogen geen rol spelen bij deze beoordeling, aldus [appellant] .
5.7.
Het hof is van oordeel dat de bancaire relatie tussen ABN AMRO en [appellant] daadwerkelijk is beëindigd in de brief van 13 juni 2022. ABN AMRO heeft weliswaar ook in de brief van 29 november 2021 aangekondigd de bancaire relatie te beëindigen maar tot een daadwerkelijke beëindiging is het toen niet gekomen. In reactie op het bezwaar van [appellant] tegen die beëindiging, heeft ABN AMRO de beëindiging (uiteindelijk) uitgesteld en het cliëntenonderzoek voortgezet. ABN AMRO heeft [appellant] de gelegenheid geboden aanvullende informatie en ontbrekende documentatie aan te leveren. Naar aanleiding hiervan heeft ABN AMRO het voortgezette cliëntenonderzoek afgerond en een nieuwe afweging gemaakt, die zij aan [appellant] heeft meegedeeld in de brief van 13 juni 2022. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de opzegging moet dan ook worden uitgegaan van de gronden opgenomen in deze brief. Dit betekent dat grief 1 faalt.
Grief 2
5.8.
In grief 2 betoogt [appellant] dat ABN AMRO transacties van voor 5 november 2020 niet aan hem had mogen tegenwerpen in het beëidingingsbesluit, opgenomen in de brief van 13 juni 2022. [appellant] voert hiervoor aan dat de antwoorden en documenten die hij destijds heeft verschaft over deze transacties, ABN AMRO toen geen reden hebben gegeven de bancaire relatie op te zeggen. Daardoor zou [appellant] erop hebben mogen vertrouwen dat deze transacties hem niet later alsnog zouden worden tegengeworpen door ABN AMRO.
5.9.
Het hof verwerpt dit betoog. De omstandigheid dat ABN AMRO in de transacties van voor 5 november 2020 en de hierover door [appellant] verstrekte informatie op dat moment geen aanleiding zag de bancaire relatie te beëindigen, betekent niet dat ABN AMRO daarmee afstand zou hebben gedaan van haar recht deze transacties op een later moment (mede) aan de beëindiging ten grondslag te leggen. ABN AMRO heeft in haar brief van 5 november 2020 aan [appellant] gemeld dat indien hij zich niet aan de opgelegde regels zou houden, ABN AMRO de relatie in heroverweging zou nemen. [appellant] heeft hieruit moeten begrijpen dat de transacties van voor 5 november 2020 geen definitief gesloten boek waren. Omdat vervolgens is gebleken dat [appellant] zich niet aan deze regels heeft gehouden – zie ook hierna bij de bespreking van grief 3 – stond het ABN AMRO vrij de transacties van voor 5 november 2020 mede aan de beëindiging ten grondslag te leggen.
5.10.
[appellant] stelt verder dat op het moment dat ABN AMRO opnieuw vragen ging stellen over de transacties van voor 5 november 2020 (dat was in de correspondentie die partijen tussen december 2021 en juni 2022 hebben gevoerd), het ging om handelingen die toen al lange tijd niet meer plaats hadden gevonden. Dit betoog gaat niet op. Zelfs als juist zou zijn dat de desbetreffende handelingen op het moment dat ABN AMRO daarover opnieuw vragen ging stellen, al geruime tijd niet meer zouden plaatsvinden, was [appellant] nog steeds verplicht die transacties volledig en gedocumenteerd te verklaren.
5.11.
Grief 2 kan dus niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.
Grief 3
5.12.
Volgens grief 3 heeft de voorzieningenrechter ten onrechte overwogen dat in de brief van ABN AMRO van 5 november 2020 duidelijk en met zoveel woorden stond dat transacties die betrekking hebben op Newco Trading NV te Suriname dienden plaats te vinden op een zakelijke rekening en dat als [appellant] zich niet aan de in die brief aan hem opgelegde regels hield, dit kon betekenen dat ABN AMRO de relatie zou beëindigen. Volgens [appellant] is de brief van ABN AMRO niet duidelijk. Hij stelt dat hij (de mededelingen in) deze brief zo heeft mogen opvatten dat het hem nog steeds was toegestaan contant geld (afkomstig van transacties van Newco Trading NV) te storten op zijn privérekening, indien en voor zover deze transacties konden worden verklaard en werden voorzien van passende documentatie.
5.13.
Dit betoog faalt. Anders dan [appellant] stelt, acht het hof de brief van 5 november 2020 op dit punt duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar. De brief vermeldt eerst in het algemeen dat het niet is toegestaan de privérekening te gebruiken voor transacties met een zakelijk karakter. De brief verwijst hierbij naar artikel 2.1 van de Voorwaarden Betaaldiensten Particulieren, waarin dit ook in niet mis te verstane woorden is vermeld. Voor zover dat niet al duidelijk genoeg is, vermeldt de brief daarna expliciet de regel dat “
transacties welke betrekking hebben op Newco Trading NV in Surinamealleennog[dienen]
plaats te vinden op een zakelijke rekening.” [onderstreping hof] Deze regel is volkomen duidelijk. [appellant] had deze regel – zeker gelet op het opgenomen woord “alleen” – niet anders mogen begrijpen dan dat hij zijn privérekening op geen enkele manier mocht gebruiken voor transacties die betrekking hebben op Newco Trading NV. Uit de regel in de brief van 5 november 2020 die vermeldt dat contante stortingen alleen nog zijn toegestaan als [appellant] de herkomst van deze gelden kan verklaren en aantonen middels passende documentatie, volgt niet dat [appellant] uit de brief redelijkerwijs mocht opmaken dat het nog wel was toegestaan om – mits aan de gestelde voorwaarden was voldaan – contant geld dat afkomstig was uit transacties van Newco Trading NV op zijn privérekening te storten. Voor zover [appellant] daarover twijfelde, had het op zijn weg gelegen dit bij ABN AMRO na te vragen. Niet gebleken is dat hij dat heeft gedaan.
5.14.
Grief 3 heeft dus geen succes.
Grief 4
5.15.
Met grief 4 bestrijdt [appellant] het oordeel van de voorzieningenrechter dat hij na 5 november 2020 is doorgegaan met het gebruik van de privérekening voor zijn zaak Newco Trading NV.
5.16.
Volgens ABN AMRO is in de periode tussen 5 november 2020 en 26 mei 2021 ongeveer € 80.000,- bijgeschreven op de privérekening van [appellant] . ABN AMRO heeft gemotiveerd toegelicht dat het gaat om gelden met een zakelijk karakter, waarbij circa € 60.000,- afkomstig is van contante storingen die verband houden met de zakelijke activiteiten van Newco Trading NV. [appellant] heeft dit alles niet gemotiveerd betwist. Het argument dat hij mocht menen dat deze contante stortingen na 5 november 2020 nog waren toegestaan, mits hij deze voldoende kon verklaren, geeft juist steun aan de stelling van ABN AMRO dat deze stortingen hebben plaatsgevonden.
5.17.
Of, zoals de voorzieningenrechter overweegt en [appellant] bestrijdt, hij ook na 26 mei 2021 is doorgegaan met het zakelijk gebruik van de privérekening kan verder in het midden blijven. Ook als dat niet het geval was, blijft overeind staan dat [appellant] de regels uit de brief van 5 november 2020 heeft overtreden door (in elk geval tot 26 mei 2021) de privérekening te gebruiken voor zakelijke transacties. Het voorgaande betekent dat grief 4 faalt.
Overig
5.18.
[appellant] heeft verder op diverse plaatsen in de appeldagvaarding aangevoerd dat hij alle vragen van ABN AMRO voldoende heeft beantwoord. Het hof verwerpt ook dit argument. ABN AMRO heeft in de brief van 13 juni 2022 de redenen opgenomen waarom zij besloten heeft de bancaire relatie met [appellant] te beëindigen. Kort gezegd gaat het, naast het punt van het gebruik van de privérekening voor zakelijke doeleinden, met name om de volgende twee punten:
[appellant] heeft de herkomst van de contante gelden die zijn afgestort op de privérekening en ook bepaalde girale transacties onvoldoende verklaard;
[appellant] heeft op grote schaal contant geld (laten) invoeren in Nederland vanuit Suriname maar hiervan geen aangiftes bij de douane overgelegd.
Het hof is van oordeel dat de zorgen van ABN AMRO op beide punten terecht waren en dat [appellant] deze zorgen onvoldoende heeft weggenomen.
5.19.
Wat het eerste punt betreft, heeft [appellant] de herkomst van de contante gelden en de bewuste girale transacties slechts ten dele verklaard. [appellant] stelt dat kasboeken werden bijgehouden maar hij heeft desgevraagd ter zitting slechts kunnen wijzen op overzichten van contante betalingen aan Newco Trading NV in de maanden maart en april 2022. Andere kasboeken zijn niet overgelegd. ABN AMRO heeft daarnaast in deze procedure gemotiveerd toegelicht dat [appellant] de zorgen over de girale transacties niet heeft weggenomen. [appellant] heeft dit niet gemotiveerd betwist, anders dan met het hiervoor al verworpen argument dat het gaat om transacties van voor 5 november 2020.
5.20.
Wat het tweede punt betreft, is niet in geschil dat [appellant] aanzienlijke contante bedragen vanuit Suriname naar Nederland heeft laten brengen. [appellant] heeft hierover verklaard dat hij aan familie, vrienden en kennissen die van Suriname naar Nederland reisden, contante bedragen van (net) onder de € 10.000,- heeft meegegeven waardoor er geen noodzaak zou zijn bij de douane aangifte te doen van de invoer van dit contante geld. ABN AMRO heeft terecht aangevoerd dat deze handelswijze erop duidt dat [appellant] de aangifteplicht heeft willen ontduiken en dat aan het op grote schaal invoeren van contant geld het risico van witwassen is verbonden. [appellant] heeft deze zorgen van ABN AMRO ook tijdens deze procedure niet kunnen wegnemen.
Belangenafweging
5.21.
Uit het voorgaande volgt dat de argumenten die [appellant] in dit hoger beroep naar voren heeft gebracht er niet toe kunnen leiden dat ABN AMRO de bancaire relatie met hem vooralsnog moet voortzetten. Het hof is voorshands van oordeel dat de bodemrechter zal beslissen dat ABN AMRO de bancaire relatie met [appellant] rechtsgeldig heeft beëindigd. Een afweging van de belangen van partijen leidt niet tot een ander oordeel. ABN AMRO heeft een groot belang haar uit artikel 5 lid 3 Wwft voortvloeiende verplichtingen na te leven. In de omstandigheden van het geval weegt dit belang zwaarder dan het belang van [appellant] bij de gevraagde voorzieningen. Het hof weegt hierbij mee dat tussen partijen vaststaat dat [appellant] op dit moment beschikt over een privérekening bij ING, zodat hij niet van het betalingsverkeer wordt afgesloten.
Afronding
5.22.
Het hof verwerpt het bewijsaanbod van [appellant] . Een kort geding leent zich in beginsel niet voor bewijslevering. [appellant] heeft bovendien geen bewijs aangeboden van voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel in deze zaak kunnen leiden.
5.23.
De slotsom is dat het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld. Hij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt de proceskosten als volgt vast:
- verschotten (griffierecht) € 783,-
- salaris
€ 3.549,-(tarief II, 3 punten)
Totaal: € 4.332,-

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ABN AMRO vastgesteld op € 4.332,- en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.A.J. Bisschop, M.C.H. Broesterhuizen en H. Kerkmeester en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2024.