In deze zaak hebben Boxx Opslagverhuur Amsterdam Zuid-Oost B.V., Boxx Opslagverhuur Sloterdijk B.V. en Boxx Opslag Groep Holding B.V. (hierna: Boxx c.s.) in hoger beroep geprocedeerd tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De kern van het geschil betreft de verkoop en verhuur van garageboxen door Boxx c.s. aan een [geïntimeerde]. Boxx c.s. hebben garageboxen verkocht aan [geïntimeerde], die deze vervolgens weer terughuurde. Het hof oordeelt dat de garageboxen niet voldoen aan de koopovereenkomst, omdat ze niet zijn gemaakt van het overeengekomen materiaal. Hierdoor is [geïntimeerde] niet de volledige koopprijs verschuldigd aan Boxx c.s. Het hof bevestigt dat Boxx c.s. de huur niet mochten opschorten, omdat de tekortkoming aan hun zijde ligt. De kantonrechter had eerder de huurachterstanden van [geïntimeerde] toegewezen, maar het hof vernietigt dit voor een deel en wijst de buitengerechtelijke kosten toe aan [geïntimeerde]. Het hof oordeelt dat Boxx c.s. tekort zijn geschoten in hun verplichtingen en dat de opschorting van huurbetalingen niet gerechtvaardigd was. De contractuele rente over het onbetwiste deel van de tweede termijn van de koopsom wordt toegewezen over de periode van 19 mei 2021 tot 13 januari 2022. Het hof veroordeelt Boxx c.s. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten aan [geïntimeerde].