Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellante 2],
[bedrijf 1],
1.De zaken in het kort en wat daaraan vooraf ging
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
grief 3komen [appellanten] op tegen de onder 3.6 weergegeven feiten. Het hof zal hetgeen [appellanten] bij deze grief hebben aangevoerd voor zover relevant meenemen bij de navolgende weergave van de feiten. Samengevat, rekening houdend met de grief en waar nodig aangevuld met andere voldoende aannemelijk geworden feiten, komen deze feiten neer op het volgende.
“wind- en waterdicht te maken, waaronder begrepen het aanleveren van detailtekeningen (…), het meewerken aan het uitvoeren van een windbelastingsberekening en het monteren van de buitenkozijnen, het glas en de deuren”, op straffe van de verbeurte van een dwangsom. Verder heeft de voorzieningenrechter in reconventie [appellanten] hoofdelijk veroordeeld tot integrale onverkorte medewerking aan de voortzetting van het werk, zonder daarbij onredelijke blokkades op te werpen.
4.Beoordeling
primairhun een machtiging te verlenen om een derde het pand wind- en waterdicht te laten maken, de gebreken te laten herstellen en de resterende werkzaamheden uit hoofde van de overeenkomst uit te laten voeren voor rekening van [geïntimeerde] en [geïntimeerde] te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de kosten van de derde.
Subsidiairhebben [appellanten] gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen om het pand wind- en waterdicht te maken, de gebreken te herstellen en de resterende werkzaamheden uit te voeren, op straffe van de verbeurte van dwangsommen.
Zowel primair als subsidiairhebben [appellanten] gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten.
grieven 4 tot en met 7) en de tegenvorderingen van [geïntimeerde] (
grieven 1, 2 en 8 tot en met
“vooral vanaf matige wind”regenwater binnenkomt en dat het dan ook zeer de vraag is of de juiste uitgangspunten voor wat betreft de
“Vervanging en juist dimensioneren en juist plaatsen (…) onvermijdelijk”is
.
“voor zover de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd”. Daarmee kan van vertraging van het resterende overeengekomen werk geen sprake zijn. Onverwijlde spoed bij toewijzing van de geldvordering van [geïntimeerde] is het hof voorshands dan ook niet gebleken.
5.Beslissing
behoudensvoor zover daarbij [appellanten] zijn veroordeeld tot afgifte aan [geïntimeerde] van het ruitmonster, zulks op straffe van de verbeurte van een hoofdelijke dwangsom;