ECLI:NL:GHAMS:2024:787
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake partneralimentatie en behoeftigheid na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de vrouw om een uitkering tot levensonderhoud van € 2.500,- per maand met terugwerkende kracht vanaf 5 september 2018. De vrouw, die in gemeenschap van goederen was gehuwd met de man, had eerder een verzoek tot partneralimentatie ingediend, maar was in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw haar behoefte aan alimentatie en haar behoeftigheid onvoldoende heeft onderbouwd, ondanks de gemotiveerde betwisting door de man. De rechtbank had eerder de verzoeken van de vrouw afgewezen, en het hof heeft deze beslissing in stand gehouden. Het hof heeft de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 14 maart 2022, de datum waarop de vrouw haar inleidend verzoek indiende. De vrouw heeft geen bewijsstukken overgelegd die haar stellingen over haar financiële situatie en arbeidsongeschiktheid onderbouwen. Het hof concludeert dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat zij niet in haar eigen behoefte kan voorzien, en dat zij ook over vermogen beschikt waar zij op kan intekenen. De verzoeken van de vrouw zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.