ECLI:NL:GHAMS:2024:776

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
200.295.604/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en toewijzing van loonvordering in arbeidsgeschil na overlijden van de werknemer

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is de appellant, Griekse Restaurant Meteora, in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking. De zaak betreft een arbeidsgeschil waarbij de geïntimeerde, voorheen werknemer van Meteora, heeft gesteld dat hij gemiddeld 54 uren per week werkte en daarnaast contante betalingen ontving. De geïntimeerde is echter overleden en zijn advocaat heeft zich onttrokken, zonder dat er erven zijn die de procedure willen voortzetten. Op basis van artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de zaak voortgezet op naam van de oorspronkelijke partij.

Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde niet is geslaagd in het bewijs van zijn stellingen. Hierdoor wordt het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigd en de vordering van de appellant in zoverre toegewezen. De proceskosten in hoger beroep worden voor rekening van de geïntimeerde gesteld. De beslissing van het hof houdt in dat het bruto loon van de geïntimeerde over bepaalde periodes is vastgesteld en dat Meteora dit loon moet vermeerderen met wettelijke verhogingen en rente. Tevens is de geïntimeerde veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen Meteora heeft voldaan op basis van de bestreden beschikking. De beschikking is openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.295.604/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: 8980221 / AO VERZ 21-8
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 maart 2024
inzake

1.GRIEKS RESTAURANT METEORA,

gevestigd te Oostzaan,

2. [appellant 2] ,

3. [appellante 3] ,

beiden wonende te [woonplaats 1] ,
appellanten,
advocaat: mr. M.H. Horst te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
voorheen wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: onttrokken.

1.Het verdere procesverloop in hoger beroep

Appellanten 1-3 worden hierna tezamen Meteora genoemd en geïntimeerde [geïntimeerde] .
Verwezen wordt naar de tussenbeschikkingen van het gerechtshof Amsterdam van 27 september 2022 en 31 oktober 2023, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast kan worden beschouwd.
Bij tussenbeschikking van 31 oktober 2023 is de zaak ambtshalve peremptoir verwezen naar de rol van 14 november 2023 teneinde de erven van [geïntimeerde] gelegenheid te bieden een nieuwe advocaat te (doen) stellen. Tevens is partijen gevraagd of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen in verband met de vervanging van een raadsheer in de combinatie.
Bij brief van 9 november 2023 heeft de voormalige advocaat van [geïntimeerde] , mr. Van Orsouw, de ontvangst van de beschikking van 31 oktober 2023 bevestigd, herhaald dat hij zich heeft onttrokken en voorts gesteld dat hij niet bekend is met erven die de zaak zouden willen voortzetten.
Bij brief van 20 november 2023 heeft mr. Horst namens Meteora aangegeven dat Meteora geen gebruik wenst te maken van een nieuwe mondelinge behandeling.
Ter rolle van 14 november 2023 heeft zich geen nieuwe advocaat voor (de erven van) [geïntimeerde] gesteld. Op grond van artikel 225 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt, wanneer geen schorsing van het geding is verzocht, de zaak op naam van de oorspronkelijke partij voortgezet.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en is uitspraak bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij tussenbeschikking van 27 september 2022 is [geïntimeerde] toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat hij gemiddeld 54 uren per week werkte, althans meer dan gemiddeld zestig uren per maand en/of dat hij naast de salarisbetalingen die hij per bank van Meteora ontving, ook contante betalingen ontving voor de door hem verrichte werkzaamheden ten behoeve van Meteora. Meteora is in het kader van de op haar als werkgever rustende verzwaarde motiveringsplicht opgedragen de namen aan te leveren van de personen die in de periode van 21 februari 2020 tot 8 oktober 2020 bij Meteora hebben gewerkt.
2.2
[geïntimeerde] is niet geslaagd in het aan het hem opgedragen bewijs. Hieruit volgt dat het bestreden vonnis in zoverre niet in stand kan blijven, en dat de vordering van Meteora in hoger beroep zal worden toegewezen. Er is geen grief gericht tegen onderdeel 6.2 van de bestreden beschikking voor zover daarin de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente is toegewezen over te laat betaald loon (na 8 oktober 2020 was immers geen loon meer betaald), zodat het hof dat onderdeel in stand zal laten.
2.3
De proceskosten in hoger beroep komen voor rekening van [geïntimeerde] .

4.Beslissing

Het hof:
I vernietigt de bestreden beschikking voor zover Meteora daarbij onder 6.2 hoofdelijk is veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen het bruto equivalent van € 1.235,00 netto per maand vanaf 9 oktober 2020 tot 25 februari 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
II bepaalt dat het bruto loon van [geïntimeerde] over de periode 21 februari 2020 tot 1 juli 2020 € 10,05 per uur bedroeg, en over de periode 1 juli 2020 tot en met 25 februari 2021 € 10,21 per uur, bij een gemiddelde arbeidsomvang van zestig uur per maand, en veroordeelt Meteora dit loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de betaling aan [geïntimeerde] te voldoen voor zover zij dat nog niet heeft voldaan;
III veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen Meteora uit hoofde van de bestreden beschikking heeft voldaan;
IV bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
V veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Meteoria begroot op € 772,-- aan verschotten en op € 2.366,-- aan salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van deze beschikking plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na deze beschikking dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T.S. Pieters, I.A. Haanappel-van der Burg en M.C. Bosch en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.