Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
€ 40.000,-- zal worden uitgekeerd op een nader door hen beide aan te geven fiscaal gunstige en geaccepteerde wijze. Ten tijde van de levering van de aandelen zal KETTING derhalve een bedrag van € 40.000,-- (...) afstorten op een nader
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grief 6komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] en niet de stamrechtvennootschap gerechtigd is om de vordering in te stellen. Deze grief faalt omdat het vorderingsrecht aan [geïntimeerde] toekomt en niet aan de stamrechtvennootschap. De vso is immers gesloten tussen [geïntimeerde] en de werkgever, zodat het [geïntimeerde] is die uit hoofde van de vso een vordering tegen de werkgever kan instellen. Dat onderdeel van de afspraken in de vso is dat de werkgever zal betalen aan een door [geïntimeerde] opgegeven (betaal)adres – te weten aan de stamrechtvennootschap – maakt niet dat deze laatste nakoming van de betaling op grond van de vso kan vorderen.
grieven 1, 8 en 9komt [appellant] op tegen rov. 4.2. tot en met 4.10 van het bestreden vonnis. In deze overwegingen heeft de rechtbank – samengevat – geoordeeld dat de vordering van [geïntimeerde] op [appellant] niet is verjaard en dat [appellant] tekort is geschoten jegens [geïntimeerde] in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
€ 40.000 alsnog aan [geïntimeerde] te betalen – op het standpunt heeft gesteld dat de vordering van [geïntimeerde] op de werkgever reeds in 2011 is verjaard.
grief9 bestrijdt [appellant] rov. 4.4. van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank – samengevat – heeft geoordeeld dat [appellant] in 2014 en de jaren nadien opnieuw steken heeft laten vallen bij de nakoming van zijn verplichtingen jegens [geïntimeerde] . Omdat het hof het handelen van [appellant] in de jaren 2014 en verder niet ten grondslag heeft gelegd aan zijn oordeel dat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met [geïntimeerde] , heeft [appellant] geen belang bij (een verdere) bespreking van grief 9.
grieven 3 en 5zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat vaststaat dat [appellant] noch [geïntimeerde] na 19 september 2014 contact heeft gehad met de advocaat van de werkgever en het oordeel dat mocht [appellant] gelijk hebben dat de vordering op de werkgever niet is verjaard, het dan voor de hand ligt dat [geïntimeerde] en [appellant] doen wat nodig is om de werkgever te laten betalen. Omdat het hof hiervoor reeds heeft geoordeeld dat de vordering van [geïntimeerde] op de werkgever is verjaard, heeft [appellant] bij de bespreking van deze grieven geen belang.
grief 4en
grief 10op tegen de oordelen van de rechtbank over de schade van [geïntimeerde] .
€ 12.101,85 beloopt.
€ 40.000 uitgekeerd wenste te krijgen, ziet [appellant] eraan voorbij dat dat juist de taak van [appellant] was. Daarnaast had [geïntimeerde] niet hoeven kiezen voor een andere wijze van overdracht, omdat nakoming kon worden gevorderd van de vso. Ook de stelling dat [geïntimeerde] na 2014 actie had moeten ondernemen richting de werkgever gaat niet op. Op dat moment was de aanspraak van [geïntimeerde] jegens de werkgever namelijk al verjaard. Van eigen schuld aan de kant van [geïntimeerde] is dus geen sprake.
grief 4faalt. Met deze grief bestrijdt [appellant] rov. 4.12. waarin de rechtbank heeft overwogen dat, nu het pensioengeld nog niet ten goede is gekomen aan [geïntimeerde] , het daarmee voldoende aannemelijk is dat [geïntimeerde] als gevolg daarvan schade lijdt, nu sprake is van vertraging van de betaling van een geldsom. Deze grief is namelijk gebaseerd op het betoog dat het in dit geval niet gaat om de betaling van een geldsom maar om de overdracht van opgebouwde pensioenwaarde. Dat is onjuist omdat de nakoming van de vso de betaling van een geldsom betreft. Daaraan doet niet af dat de vso gaat over (het afwikkelen van) een pensioenverplichting. Daarmee samen hangt
grief 10waarin [appellant] betoogt dat eerst moet zijn vastgesteld of [geïntimeerde] als gevolg van het handelen van [appellant] schade heeft geleden voordat kan worden vastgesteld of vertragingsschade is geleden. Deze grief faalt bij gebrek aan belang, aangezien het hof hiervoor heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] schade heeft geleden als gevolg van het handelen van [appellant] .