ECLI:NL:GHAMS:2024:760

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
200.323.598/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verbouwing van garage met onduidelijke aanneemsom en onvoldoende informatie voor beslissing

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant 1] en [appellant 2] tegen een gedeeltelijke toewijzing van een vordering door de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft verbouwwerkzaamheden die [geïntimeerde] heeft uitgevoerd voor de appellanten. In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde] betaling van openstaande facturen, waarop de kantonrechter een gedeeltelijke toewijzing deed. De appellanten zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende gegevens zijn om een definitieve uitspraak te doen en heeft partijen opgedragen om aanvullende informatie te verstrekken. Het hof heeft vragen geformuleerd over de aard van de werkzaamheden, de prijsstelling en de toepasselijkheid van de Richtlijn oneerlijke bedingen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de beslissing over de verdere procedure is uitgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.323.598/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9156838 CV EXPL 21-5860
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 maart 2024
inzake
[appellant 1]
en
[appellant 2] ,
beiden wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. F. Jonk te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K. Bozia te Lelystad.
Appellanten worden hierna afzonderlijk [appellant 1] en [appellant 2] en gezamenlijk [appellanten] genoemd. Geïntimeerde wordt [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde] verrichtte verbouwwerkzaamheden voor [appellanten] In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde] betaling van facturen. De kantonrechter heeft die vordering gedeeltelijk toegewezen. [appellanten] komen daartegen in hoger beroep. Het hof oordeelt dat het niet genoeg gegevens heeft om een beslissing te kunnen nemen en draagt partijen op bij akte inlichtingen te verstrekken.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 19 januari 2023 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 20 oktober 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellanten] als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis en het tussenvonnis van 10 februari 2022 (samen: de bestreden vonnissen) zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met haar veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding in beide instanties, met rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met veroordeling van [appellanten] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 10 februari 2022 onder 1.1 tot en met 1.13 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze weergave van de feiten is in hoger beroep niet in geschil en dient derhalve het hof als uitgangspunt. Voor zover in hoger beroep van belang en aangevuld met andere relevante feiten die zijn komen vast te staan, zijn de feiten de volgende.
3.1.
[geïntimeerde] heeft in opdracht van [appellanten] verbouwwerkzaamheden verricht en diverse bouwmaterialen geleverd voor hun woning.
3.2.
Bij e-mail van 14 oktober 2019 heeft [geïntimeerde] een lijst gestuurd aan [appellanten] met als onderwerp “inschatting kosten”. Deze lijst vermeldde op de laatste pagina een totaalbedrag van € 35.099,50 exclusief btw (hierna: “Lijst 1”).
3.3.
Na overleg tussen partijen heeft [geïntimeerde] op 16 oktober 2019 een tweede lijst gestuurd met als onderwerp “Offerte.” Deze lijst vermeldde op de laatste pagina een totaalbedrag van € 36.846,45 inclusief btw (hierna: “Lijst 2”).
3.4.
Op 18 oktober 2019 is [geïntimeerde] gestart met de werkzaamheden.
3.5.
Op 10 december 2019 heeft [appellant 2] via Whatsapp aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
By the way, I asked for breakdown please as I need to know the cost for work.
And how about the material which was already present and that has been used?
3.6.
Bij e-mail van 18 december 2019 heeft [geïntimeerde] bericht aan [appellanten] :
(…) herebu i am sending u the costs fort the works, this is everything we have done, so also the renovation on the roof and opening of the ground from your house to the new meterkast (water, gas and electricity) (…)
De bijlage bij deze e-mail bevatte een nieuwe lijst met kosten (hierna: “Lijst 3”), waarbij de laatste pagina het volgende vermeldde:
(…)
betaald termijn 1 € 10.000,00
betaald termijn 2 € 8.300,00
Totaal prijs excl BTW EINDPRIJS € 14.517,07
betaald € 9.000,00
EINDPRIJS € 5.517,07
betaald € 3.000,00
EINDPRIJS € 2.517,07 (…)
3.7.
Bij e-mail van 5 mei 2020 heeft [geïntimeerde] aan [appellanten] bericht:
(…) Hi [naam] ,
onder in the Overzicht u see the splitsing of the costs what we spoke together. (…)
De bijlage bij deze e-mail bevatte een nieuwe lijst met kosten (hierna: “Lijst 4”), waarbij de laatste pagina het volgende vermeldde:
(…)
TOTAAL prijs excl. BTW EINDPRIJS € 13.175,03
REST FROM 2019 € 2517,05
TOTAAL prijs excl. BTW Total to pay € 15.692,10
(…)
3.8.
Op 1 juli 2020 heeft [geïntimeerde] twee facturen gezonden aan [appellanten] De eerste factuur vermeldde als volgt:
(…) Factuurnummer: 2020.336
Betreft: voor u aangenomen werkzaamheden op [straatnaam] te [plaats]
termijn 4
Overige verbouw-werkzaamheden
incl. materiaalkosten BedragEuro12.000,-
BTW 21%Euro2 520,-
Totaal over te maken:Euro14 520,-
Voorschot betaald:Euro9 000,-
Euro3 000,-
Nog te betalenEuro2 520,-
De tweede factuur vermeldde als volgt:
(…) Factuurnummer 2020.337
Betreft: voor u aangenomen werkzaamheden op [straatnaam] te [plaats]
termijn 5
Overige verbouw-werkzaamheden
incl. materiaalkosten BedragEuro3 230,05
BTW 9%Euro290,71
Meerwerkkosten incl. materiaal BedragEuro10 252,85
BTW 21%Euro2 153,10
Totaal over te maken:Euro15 926,71
3.9.
Bij e-mail van 17 augustus 2020 heeft [appellanten] bericht aan [geïntimeerde] :
(…) As per the initial estimate given by you, the cost was going to be EUR 36.846,45. On this basis we agreed for the work to be started. (…)
3.10.
Bij brief van 8 oktober 2020 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] [appellanten] gesommeerd tot betaling van het restant van de twee openstaande facturen ten bedrage van € 18.446,71.

4.Beoordeling

De procedure in eerste aanleg
4.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter [appellanten] zou veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van € 19.668,62 uit hoofde van de facturen genoemd onder 3.8 en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met nakosten en rente.
4.2.
[appellanten] hebben een tegenvordering ingediend die strekt tot terugbetaling door [geïntimeerde] van een bedrag van € 668,00 in het geval de kantonrechter tot de conclusie komt dat een vaste aanneemsom is overeengekomen en € 13.656,00 voor het geval geen vaste aanneemsom zou worden aangenomen.
4.3.
De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerde] gedeeltelijk toegewezen en [appellanten] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.425,55. De kantonrechter heeft de tegenvordering van [appellanten] afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd.
De procedure in hoger beroep
4.4.
Tegen het gedeeltelijk toewijzen van de vordering van [geïntimeerde] en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] in hoger beroep op. De tegenvordering van [appellanten] vormt in hoger beroep geen onderdeel meer van de rechtsstrijd, aangezien geen grief is gericht tegen de afwijzing daarvan door de kantonrechter en in hoger beroep ook geen toewijzing van die vordering meer is gevorderd.
Er is geen vaste aanneemsom
4.5.
[appellanten] komen in hoger beroep op tegen het oordeel van de kantonrechter dat er geen sprake is van een vaste aanneemsom. Zij betogen dat er een vaste aanneemsom van € 35.000,00 is overeengekomen. [appellanten] hebben voor alle door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden al betaald, omdat er een bedrag van € 35.668,00 betaald is.
4.6.
Het hof gaat hier niet in mee. De kantonrechter heeft haar oordeel dat tussen partijen geen vaste aanneemsom geldt, samengevat, als volgt gemotiveerd. Gezien de betwisting door [geïntimeerde] hebben [appellanten] onvoldoende onderbouwd dat partijen een vaste aanneemsom zijn overeengekomen. Uit het dossier blijkt dat er meerdere Lijsten zijn opgesteld door [geïntimeerde] , waarin steeds de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden in rekening zijn gebracht. Ook volgt uit het e-mailbericht van 17 augustus 2020 dat [appellanten] het op 16 oktober 2019 genoemde bedrag van € 36.846,45 hebben begrepen als “
initial estimate”,terwijl ook nergens anders in de door [appellanten] aangehaalde berichten wordt gesproken over een vaste aanneemsom, aldus de kantonrechter. In het licht van deze overwegingen van de kantonrechter hebben [appellanten] in hoger beroep onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat desalniettemin een vaste aanneemsom is overeengekomen. Bovendien blijkt ook uit de Whatsapp-correspondentie van 10 december 2019 eerder het tegendeel, namelijk dat voor [appellanten] niet duidelijk was wat precies in de besproken prijs inbegrepen was. Daarbij komt dat [appellanten] in hoger beroep ook geen – voldoende concreet – bewijs hebben aangeboden van hun door [geïntimeerde] betwiste stelling. De grieven die gericht zijn tegen rechtsoverwegingen 12 en 13 van het tussenvonnis slagen daarom niet.
Het hof heeft meer informatie nodig
4.7.
Het hof komt ten aanzien van de overige grieven tot de conclusie dat het niet genoeg gegevens heeft om uitspraak te kunnen doen en wil voorkomen dat uitspraak zal worden gedaan op basis van onvolledige feiten. Voorts meent het hof dat in deze zaak moet worden beoordeeld of Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn oneerlijke bedingen) van toepassing is op de onderhavige overeenkomst(en). Het hof zal partijen daarom opdragen bij akte de volgende vragen te beantwoorden en zich uit te laten over de toepasselijkheid van de Richtlijn oneerlijke bedingen:
Welke werkzaamheden behoorden tot de initiële opdracht? Wat was het met de initiële opdracht beoogde eindresultaat?
Welke werkzaamheden had de vorige aannemer al verricht?
Welke werkzaamheden behoorden niet tot de initiële opdracht, maar zijn wel door [geïntimeerde] uitgevoerd?
Was de in Lijst 2 genoemde prijs van € 36.846,45 een richtprijs in de zin van art. 7:752 BW? Indien dat het geval is, is voor de werkzaamheden in Lijst 2 uiteindelijk een prijs gerekend die hoger is dan 110% van het hiervoor genoemde bedrag? En is in dat geval door [geïntimeerde] gewaarschuwd dat de richtprijs zou worden overschreden?
Welke (specifieke) materialen waren al aanwezig? En welke materialen heeft [geïntimeerde] zelf geleverd?
Hoe is de prijs voor de onder 3 bedoelde werkzaamheden bepaald? Is daarover onderhandeld tussen partijen?
Welke bedragen zijn daadwerkelijk betaald voor en na de inleidende dagvaarding voor de werkzaamheden bedoeld in vraag 1 (initiële werkzaamheden) en voor de werkzaamheden bedoeld in vraag 3 (aanvullende werkzaamheden)? En welk bedrag is nog onbetaald gebleven?
Is de Richtlijn oneerlijke bedingen van toepassing op de onderhavige overeenkomst(en)? Zo ja, wat is daar het gevolg van? Het hof wijst partijen op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023, met zaaknummer C-395/21.
4.8.
Het hof geeft partijen in overweging dat de beantwoording van deze vragen verdere proceskosten met zich zal brengen en dat een schikking tussen partijen, gelet op die kosten, wellicht de voorkeur zou kunnen hebben.
4.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.Beslissing

Het hof:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
23 april 2024voor een akte van de zijde van [geïntimeerde] van de onder 4.7 bedoelde inhoud, waarop [appellanten] bij antwoordakte kunnen reageren;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.E. van der Werff en M. Mieras en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.