ECLI:NL:GHAMS:2024:757
Gerechtshof Amsterdam
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de incidentele vordering tot zekerheidstelling in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een incidentele vordering tot zekerheidstelling. De appellant, wonend in Duitsland, heeft in kort geding opheffing van beslag gevorderd. De geïntimeerde, Dressage B.V., heeft in het incident verzocht om zekerheidstelling voor proceskosten, omdat de appellant geen woonplaats in Nederland heeft. Het hof heeft vastgesteld dat op grond van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zekerheid kan worden verlangd van degene die in eerste aanleg een vordering heeft ingesteld. De appellant kan echter niet als 'oorspronkelijke gedaagde' worden beschouwd in de zin van artikel 353 lid 2 Rv, omdat het verzoek om beslagverlof niet gelijk te stellen is aan een in eerste aanleg ingestelde vordering. Het hof heeft de incidentele vordering tot zekerheidstelling afgewezen en de kosten van het incident aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor beraad op 2 april 2024.