In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1958, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarbij hij was veroordeeld voor de invoer van 180,5 kilogram ketamine, valsheid in geschrift en witwassen. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar vernietigde de opgelegde straf en vulde de bewijsoverwegingen aan. De verdachte had beperkt hoger beroep ingesteld, waarbij hij niet in beroep ging tegen de vrijspraak van een ander feit. Het hof heeft de bewijsoverwegingen aangevuld met details over de aangetroffen ketamine en de rol van de verdachte in de invoer. De verdachte had gebruik gemaakt van een professioneel netwerk en hulpmiddelen zoals een cryptotelefoon. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en de integriteit van de economie. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf, maar het hof matigde de straf tot 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, vanwege de schending van het recht op een redelijke termijn van berechting. Tevens werd de schorsing van de voorlopige hechtenis verlengd tot het arrest onherroepelijk is geworden.