ECLI:NL:GHAMS:2024:667

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
23-001898-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in ontnemingszaak wegens witwassen

Op 14 maart 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2023. In deze ontnemingszaak, die voortvloeit uit een eerdere veroordeling voor het medeplegen van witwassen, heeft het openbaar ministerie gevorderd dat de betrokkene een geldbedrag van € 2.000,00 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had deze vordering toegewezen en de betrokkene veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De betrokkene, die thans gedetineerd is, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 29 februari 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman gehoord. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarbij het hof zich verenigde met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de opgelegde betalingsverplichting. Het hof heeft in zijn beslissing ook de duur van de gijzeling, die maximaal 40 dagen kan bedragen, in overweging genomen.

De uitspraak van het hof is gedaan door de meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De oudste raadsheer en de griffier waren niet in staat om het arrest mede te ondertekenen, maar de beslissing is wel formeel vastgelegd en gepubliceerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001898-23
datum uitspraak: 14 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2023 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge
artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met parketnummer 13-007866-23 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentie adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 2.000,00.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2023 - kort gezegd - onder meer veroordeeld ter zake van het medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 22 juni 2023 het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 2.000,00 en de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd is daarbij bepaald op 40 dagen.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van heden veroordeeld ter zake van onder andere - kort gezegd - het medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. Stalenhoef, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 maart 2024.
De oudste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.