ECLI:NL:GHAMS:2024:598

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.332.800/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke zorgregeling in afwachting raadsonderzoek met betrekking tot gezag en omgang van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep betreffende de zorgregeling en het gezag over twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft het hof verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen met het gezag te belasten. De vader, verweerder in principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een zorgregeling die meer tijd met de kinderen in Nederland omvat, inclusief een vakantieregeling naar Egypte.

De moeder heeft in haar verzoek aangevoerd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, gezien de spanningen en de slechte communicatie. De vader heeft echter betwist dat er sprake is van een dergelijke situatie en stelt dat hij betrokken is bij de zorg voor de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2023 bekrachtigd, waarin het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen werd afgewezen.

Het hof heeft daarnaast een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen in de periode dat de vader in Nederland verblijft, wekelijks van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur en op maandag en donderdag uit school tot 18.30 uur bij de vader verblijven. De overdracht van de kinderen zal plaatsvinden bij [x station]. Het hof heeft ook een raadsonderzoek gelast om de situatie verder te onderzoeken en te adviseren over de zorg- en vakantieregeling, met als doel het belang van de kinderen voorop te stellen. De zaak is aangehouden tot 6 oktober 2024, in afwachting van het onderzoeksrapport van de raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.332.800/01
Zaaknummer rechtbank: C13/702252/ FA RK 21-3246
Beschikking van de meervoudige kamer van 12 maart 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. J.H. Weermeijer-Patist te Leiden,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A ] , Egypte,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. V.W.J.M. Kuit te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 5 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 28 september 2023 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 5 juli 2023.
2.2
De vader heeft op 24 november 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 15 januari 2023 een verweerschrift in incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- nadere producties van de zijde van de moeder, ingekomen op 15 januari 2024;
- nadere producties van de zijde van de moeder, ingekomen op 18 januari 2024;
- nadere producties van de zijde van de vader, ingekomen op 22 januari 2024.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 24 januari 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en met als tolk in de Engelse taal mevrouw H. Abdulla,
- de raad, vertegenwoordigd door I. Stuifbergen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn op [in] 2014 gehuwd in Egypte. Hun huwelijk is op 12 september 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 13 juli 2022 in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand.
Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2016 te [plaats A ] , Egypte en
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2018 te [plaats B] (hierna gezamenlijk: de kinderen). Partijen (hierna gezamenlijk ook: de ouders) zijn belast met het gezamenlijk gezag over de kinderen.
3.2
De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit. De vader heeft de Egyptische en Franse nationaliteit. De kinderen hebben de Nederlandse, Egyptische en Franse nationaliteit.
3.3
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 17 november 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en een voorlopige zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat de vader driemaal per week, op maandag, woensdag en zaterdag, van 18.30 tot 19.00 uur met de kinderen mag videobellen en de vader, wanneer hij in Nederland verblijft, drie keer per week uit school/opvang tot 18.30 uur omgang heeft met de kinderen, waarbij de vader de kinderen ophaalt en weer terugbrengt.
3.4
Bij de echtscheidingsbeschikking van 13 juli 2022 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder en een voorlopige zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat de vader driemaal per week, te weten op maandag, woensdag en zaterdag van 18.30 tot 19.00 uur met de kinderen mag videobellen en de vader, wanneer hij in Nederland verblijft, drie keer per week uit school/opvang tot 18.30 uur omgang heeft met de kinderen, waarbij de overdrachtsmomenten zullen plaatsvinden bij het hotel waar de vader verblijft en het de moeder toegestaan is een vertrouwenspersoon mee te brengen ter begeleiding van deze overdrachtsmomenten.
Ook is een informatieregeling bepaald waarbij de moeder de vader steeds binnen een week schriftelijk informeert en consulteert betreffende de belangrijke gebeurtenissen in het leven van de kinderen, in ieder geval ten aanzien van school en hun gezondheid. Tevens dient de moeder daarbij, eveneens binnen een week, de schriftelijke stukken betreffende deze belangrijke gebeurtenissen aan de vader te zenden voorzien van een korte toelichting in het Engels.
De rechtbank heeft de verdere beslissing met betrekking tot het gezag en de definitieve zorgregeling aangehouden in afwachting van het door partijen te volgen hulpverleningstraject bij Unal Zorg.
3.5
De vader heeft in Egypte een nieuwe partner met wie hij twee minderjarige kinderen heeft.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen en haar alleen met het gezag te belasten, afgewezen.
De rechtbank heeft voorts, op de respectievelijke verzoeken van de vader en van de moeder, een zorgregeling bepaald, inhoudende dat de kinderen in de periode dat de vader in Nederland verblijft wekelijks van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur en op de dinsdag en donderdag uit school tot 18.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de overdracht conform het verzoek van de moeder op de [plek] plaatsvindt en daarnaast, in de periode dat de vader niet in Nederland verblijft, dat de vader driemaal per week, te weten op maandag, woensdag en zaterdag van 18.30 uur tot 19.00 uur met de kinderen mag videobellen.
Het verzoek van de vader om te bepalen dat de kinderen in de zomervakantie gedurende vier weken bij hem in Egypte verblijven, waarbij de kosten van de reis van de kinderen bij helfte worden gedeeld, is afgewezen.
in principaal hoger beroep
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen en haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten. Daarnaast verzoekt zij de voorlopige zorgregeling, zoals vastgesteld bij beschikking van de rechtbank van 13 juli 2022, als definitieve regeling vast te stellen.
4.3
De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans het door haar verzochte af te wijzen.
in incidenteel hoger beroep
4.4
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een zorgregeling te bepalen, inhoudende dat (naar het hof begrijpt) de kinderen in de periode dat de vader in Nederland verblijft ieder weekend van vrijdag uit school tot zondag 19.30 uur na het eten bij hem verblijven alsmede op doordeweekse dagen uit school tot 19.30 uur na het eten, waarbij de overdracht plaatsvindt nabij de verblijfplaats van de vader (hotel: [hotel] , [adres] ) en daarnaast te bepalen dat de kinderen in de zomervakantie gedurende vier weken bij hem in Egypte verblijven, waarbij de reiskosten van de kinderen bij helfte tussen de ouders worden gedeeld en de kinderen worden gebracht door de moeder en worden teruggebracht door de vader.
4.5
De moeder verzoekt het door de vader verzochte af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
Wettelijk kader
5.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:251a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten
5.2
De moeder voert aan dat de rechtbank haar verzoek om haar het eenhoofdig gezag toe te kennen, ten onrechte heeft afgewezen. Tussen de ouders zijn al lange tijd grote spanningen, er is sprake van onderling wantrouwen en er is een dreigend conflict met een belaste voorgeschiedenis. De communicatie tussen hen verloopt hierdoor niet goed en het kost grote moeite om over kleine dingen afspraken te maken. De vader houdt zich niet aan de gemaakte afspraken en is niet aanspreekbaar als het gaat om het nemen van gezagsbeslissingen. Er lijkt geen reëel vooruitzicht dat binnen afzienbare tijd verbetering komt in deze situatie. Partijen hebben een traject doorlopen bij Unal Zorg om te werken aan hun communicatie. Dit heeft niet geholpen. Ook het feit dat de vader de moeder kinderontvoering verweet en het feit dat hij structureel weigerde mee te werken aan de echtscheiding naar Islamitisch recht, staan aan een goede communicatie in de weg. De moeder vermoedt dat bij de vader eerwraakmotieven, geschonden ego en schaamte jegens zijn familie en de buitenwereld een rol spelen. Dat vermoeden van de moeder is onlangs bevestigd door het vonnis van de rechtbank waaruit blijkt dat er sprake is van huwelijksdwang. Daarnaast weigert de vader te accepteren dat [minderjarige 1] therapie, speciaal onderwijs en andere begeleiding nodig heeft. Elke keer dient de moeder toestemming te vragen, maar krijgt zij deze niet of duurt het te lang. Het feit dat de vader grotendeels in het buitenland verblijft is daarbij niet helpend. De moeder moet snel beslissingen kunnen nemen, zonder constant te moeten wachten op toestemming van de vader. Het is niet in het belang van [minderjarige 1] om te wachten op behandeling, hij wordt hierdoor geremd in zijn ontwikkeling. Elke keer dat de vader zijn afspraken niet nakomt of afzegt, zijn de kinderen hier de dupe van. De moeder merkt dat zij overstuur raken en dat zij vaak met tegenzin naar hun vader gaan. Gelet op het voorgaande is er een reële vrees dat de kinderen (verder) klem of verloren zullen raken tussen de ouders als gevolg van de onmogelijke communicatie en het duurzame conflict tussen de ouders, waarvoor geen oplossing te vinden is, aldus de moeder.
5.3
De vader verweert zich en stelt zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de gronden voor gezagsbeëindiging. Er is niet voldaan aan het klem-criterium en de argumenten die door de moeder in dit kader worden genoemd zijn al in eerste aanleg door de vader weerlegd. De vader heeft wel degelijk toestemming gegeven voor medisch onderzoek en zijn handtekeningen gezet voor de afgifte van een identiteitsdocument voor de kinderen. De vader heeft een bedrijf in [plaats] , en woont afwisselend in [plaats A ] en [plaats] . Dat er daarom soms enige tijd overheen gaat voordat hij kan reageren op verzoeken zal de moeder, die zelf in Nederland is gaan wonen, moeten aanvaarden. Het zou hem wel helpen als de moeder hem meer en duidelijke uitleg geeft over de te nemen beslissingen. De vader is zeer betrokken bij de kinderen en ziet in dat [minderjarige 1] passend onderwijs en passende zorg nodig heeft. Gezagsbeëindiging is bij deze omstandigheden niet passend en is bovendien in strijd met artikel 8 EVRM, aldus de vader.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep als volgt verklaard. De bestreden beschikking komt afgewogen over, maar valt of staat met de uitvoering daarvan door de ouders. Door de verschillende verhalen van de ouders, komt de raad er niet goed achter waarom het de ouders niet lukt met de onderlinge communicatie, ook met betrekking tot het gezag. De raad biedt aan onderzoek te doen om dit duidelijk te krijgen.
De beoordeling door het hof
5.5
Het hof acht zich op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep voldoende voorgelicht om een beslissing over het gezag te nemen en zal het aanbod van de raad tot het verrichten van een onderzoek dan ook passeren.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken.
Nadat de ouders [in] 2014 in Egypte zijn getrouwd, is [minderjarige 1] [in] 2016 in Egypte geboren. [in] 2017 is de moeder (zwanger van [minderjarige 2] ) met [minderjarige 1] naar Nederland gegaan. [in] 2018 is [minderjarige 2] in Nederland geboren. Daarna hebben partijen in onderling overleg met de kinderen tussen Nederland, [plaats] en Egypte gereisd, waarbij de moeder en de kinderen het grootste gedeelte van de tijd in Nederland verbleven. Begin 2021 heeft de vader een verzoek tot teruggeleiding van de kinderen naar Egypte op grond van kinderontvoering gedaan. Dit verzoek is bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 12 mei 2021 afgewezen, die bekrachtigd is door het hof Den Haag bij beschikking van 6 juli 2021. Op het verzoek van de moeder is bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2022 tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheiding is op 12 september 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In Egypte is de echtscheiding tussen partijen echter nog niet bewerkstelligd en staan zij nog als gehuwd geregistreerd.
[minderjarige 1] is gediagnosticeerd met het Pitt Hopkins Syndroom en heeft zowel een motorische als een verstandelijke achterstand. Over [minderjarige 1] moeten dan ook veel beslissingen genomen worden, zoals over behandelingen, extra ondersteuning op school en inschrijving bij het speciaal basisonderwijs (SBO). De tussen partijen bestaande moeizame communicatie kan van invloed zijn op de wijze waarop deze beslissingen genomen kunnen worden. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de vader zich onvoldoende voorgelicht acht vanwege een te summiere informatievoorziening door de moeder. De moeder heeft ter zitting in hoger beroep meegedeeld bewust voor deze summiere wijze van communiceren te kiezen in verband met haar angst voor de vader en de moeite die zij heeft om neutraal op hem te reageren wanneer zij zich door hem in een hoek gedrukt voelt.
Inmiddels heeft de vader een gesprek gehad met de directeur van de school van [minderjarige 1] en heeft deze hem voldoende kunnen informeren over de noodzaak voor extra ondersteuning op school en voor de keuze voor inschrijving van [minderjarige 1] op het SBO. De vader heeft ter zitting in hoger beroep toegezegd hiermee akkoord te zijn en de toestemmingsformulieren hiervoor te zullen ondertekenen. Ook heeft de vader ter zitting in hoger beroep verklaard, anders dan de moeder had betoogd, wel bereid te zijn om DNA af te staan om in het belang van de medische behandeling van [minderjarige 1] erfelijkheidsonderzoek te laten verrichten.
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder verklaard dat zij met de vader per email communiceerde over de kinderen, maar dat zij sinds enkele weken ook via whatsapp contact hebben, vooral over zaken die de school van de kinderen betreffen.
5.7
Het hof is, op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat geen sprake is van een situatie waarin er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , bij gezamenlijk gezag van de ouders, klem en verloren zouden raken. Niet, althans onvoldoende is gebleken dat in het verleden gezagsbeslissingen niet genomen konden worden. Waar in het verleden wel problemen in de gezamenlijke gezagsuitoefening zijn ontstaan, kwam dat vooral door de onderlinge strijd tussen de ouders en hun moeizame communicatie. Het hof merkt op dat het aan de moeder is om aan de vader voldoende en adequate informatie te verschaffen over de kinderen, juist in die zaken waarin zijn toestemming nodig is. Het is vervolgens aan de vader om die toestemming zo spoedig mogelijk en onvoorwaardelijk te verlenen indien dit in het belang van de kinderen noodzakelijk is, zodat het nadeel van de omstandigheid dat de ouders op grote afstand van elkaar wonen zoveel mogelijk wordt beperkt.
Het hof zal het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag afwijzen en de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Zorgregeling
Wettelijk kader
5.8
Op grond van art. 1:253a lid 2 aanhef en onder a BW – voor zover thans van belang - kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
De standpunten
5.9
In het principaal hoger beroep voert de moeder aan dat de rechtbank ten onrechte de zorgregeling heeft uitgebreid. De huidige zorgregeling wordt geenszins vlekkeloos uitgevoerd. De vader komt afspraken structureel niet na en de communicatie tussen partijen verloopt niet goed. Ook heeft de moeder geen of onvoldoende zicht op wat de vader doet wanneer hij met de kinderen is. Dat is van belang omdat de moeder naast de onderlinge problematiek ook nog vreest voor kinderontvoering door de vader. De moeder is ook bang voor eerwraak door de vader. De uitbreiding van de zorgregeling zorgt voor zoveel stress bij de moeder, dat dit op termijn tot ernstig nadeel voor de geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen zal leiden. Omwille van de rust in het gezin, de veiligheid en de gemoedsrust van de moeder, en vooral de stabiliteit van de kinderen bij een vaste zorgregeling, zonder gevaar voor ontvoering, vindt de moeder dat de zorgregeling zoals opgenomen was in de beschikking van de rechtbank van 13 juli 2022 beter passend en haalbaar is.
5.1
De vader verweert zich en stelt zich op het standpunt dat hij de kinderen zoveel mogelijk probeert te zien maar dat hij af en toe ook te maken heeft met praktische problemen in verband met de reis van [plaats] of [plaats A ] naar Nederland. Zo is het niet altijd mogelijk om een aansluitende vlucht te vinden of is het tijdelijk onmogelijk om een betaalbare hotelkamer te vinden in Amsterdam. Daarover overlegt hij altijd met de moeder. Zij weet altijd waar de vader met de kinderen verblijft. De vrees van de moeder voor kinderontvoering door de vader is irreëel. Het is dan ook geen argument om de omgang te beperken, aangezien de vader, als hij dat werkelijk zou willen, de kinderen ook na een kort omgangsmoment zou kunnen ontvoeren.
5.11
In het incidenteel hoger beroep voert de vader aan dat de rechtbank ten onrechte de zorgregeling heeft vastgelegd zoals bij de bestreden beschikking bepaald. De zorgregeling is niet passend omdat deze ten eerste te mager is en daarnaast teveel aanleiding geeft tot spanningen tussen de ouders. De vader vindt de summiere regeling in strijd met het recht op gezinsleven van de kinderen en hemzelf, op grond van artikel 8 EVRM. De vader zou graag zien dat de kinderen tijdens de omgangsweken iedere dag uit school bij hem zijn, bij hem eten en op tijd bij de moeder thuis naar bed gaan. In het weekend logeren ze bij hem. Inmiddels zijn er meerdere omgangsweken geweest waarbij de kinderen bij de vader hebben overnacht. Dit is steeds goed gegaan. Ook heeft de rechtbank ten onrechte het verzoek van de vader om een vakantieregeling vast te leggen afgewezen. De vader heeft sinds 2019 geen vakantie met de kinderen kunnen hebben. De ouders van de vader die in Egypte wonen, willen de kinderen dolgraag weer zien maar kunnen niet naar Nederland komen. De kinderen zijn Egyptisch en hebben het recht die cultuur en tradities (weer) mee te maken en zich daarmee te vereenzelvigen, zoals zij zich via moeder ook kunnen identificeren met de Nederlandse cultuur en tradities. Dit kan hen niet langer worden onthouden. De vader acht de beslissing ook op dit punt in strijd met het recht op gezinsleven van de kinderen met hem, maar ook met hun grootouders, gelet op artikel 8 EVRM. De vader is in dit verband, zoals hij steeds heeft gezegd, ook bereid een schriftelijke volmacht of ander document te tekenen dat de moeder het recht geeft om in en uit Egypte te reizen met de kinderen. Ook kan zij tijdens de vakantie van de kinderen in Egypte daar ook verblijven, aldus de vader.
5.12
De moeder verweert zich en betwist dat de omgangsmomenten goed zouden verlopen. De huidige zorgregeling verloopt niet goed maar juist rommelig. De vader heeft de laatste fysieke omgangsmomenten stelselmatig afgezegd еn hij vergat de kinderen zelfs van school op te halen. Hij komt onverwacht bij de zwemles kijken, waarvan de moeder erg schrikt. Daarnaast beëindigt de vader de videobelgesprekken met de kinderen vaak al na enkele minuten. Ook reageert hij nooit ор berichten van de school van de kinderen en wenst hij niet betrokken te worden bij de activiteiten van de kinderen of medische afspraken voor [minderjarige 1] . Gelet hierop acht de moeder uitbreiding van de zorgregeling zoals de vader voorstelt niet haalbaar en niet in het belang van de kinderen. Ook het wijzigen van de overdrachtstijd is niet in het belang van de kinderen, gelet op hun bedtijd. De moeder wil de plek van overdracht houden op de [plek] of anders bij [x station] , in verband met haar angst voor de vader. Een minder drukke plek om met de vader af te spreken acht de moeder te gevaarlijk.
Volgens de moeder doet de vader zelf geen enkele inspanning om bijvoorbeeld zijn familieleden te betrekken bij de videogesprekken met de kinderen. De moeder is er niet op tegen dat de kinderen de Egyptische cultuur leren kennen, maar dat kan ook in Nederland, daarvoor hoeven de kinderen niet op reis. Daarnaast is de moeder van mening dat een vakantie van vier weken naar Egypte niet verantwoord is. Bij toewijzing van dit verzoek zouden de kinderen te lang uit hun vertrouwde omgeving worden weggehaald, als zij al zullen terugkeren. Er bestaat een groot risico op internationale kinderontvoering en de kans op teruggeleiding uit Egypte naar Nederland is klein, zo blijkt uit een eerder overgelegde verklaring van advocaat Sharkawi. Daarnaast is in Egypte niet de medische hulp aanwezig die [minderjarige 1] nodig heeft, aldus de moeder.
Het advies van de raad
5.13
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd een raadsonderzoek te gelasten en de bij de bestreden beschikking vastgelegde zorgregeling in afwachting van dat onderzoek te continueren. Daarbij heeft de raad overwogen dat de rechtbank met de bij de bestreden beschikking bepaalde zorgregeling genoeg ruimte heeft geboden aan de kinderen om een goede band met de vader te kunnen opbouwen, terwijl voldoende structuur en regelmaat aan de kinderen wordt geboden. Hoewel de raad begrijpt dat de vader de kinderen zoveel mogelijk wil zien wanneer hij in Nederland is, is een zorgregeling er in eerste instantie niet voor de ouders maar voor de kinderen. Voor kinderen is het belangrijk dat hun dagelijkse structuur zoveel mogelijk doorgang vindt, ook bij uitvoering van een zorgregeling. Bovendien zijn buitenschoolse activiteiten juist ook dingen waarvan het waardevol is dat een ouder daarbij is.
Hoewel de raad de wens van de vader om met de kinderen naar Egypte te reizen begrijpt, heeft de raad nog niet voldoende zicht op de medische toestand van [minderjarige 1] en is [minderjarige 2] nog te jong om zo lang van de moeder verwijderd te zijn in een voor hem vreemd land. Voor zo’n reis zouden de ouders heel goed met elkaar moeten kunnen communiceren, iets dat zij op dit moment juist niet kunnen. Daarbij is het voor de raad op dit moment niet te beoordelen of de door de moeder ervaren onveiligheid ook daadwerkelijk aanwezig is.
Onderzocht zou moeten worden, wat de medische toestand van [minderjarige 1] op dit moment is en welke invloed die heeft op zijn mogelijkheden om naar Egypte te reizen, de mogelijke (juridische) gevaren bij het afreizen van de kinderen naar Egypte vanuit Nederland en of de door de moeder ervaren onveiligheid feitelijk aanwezig is, aldus de raad.
De beoordeling door het hof
5.14
Gelet op het voorgaande acht het hof zich op dit moment onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen over de te bepalen zorgregeling en de door de vader verzochte vakantieregeling. Het hof ziet daarom aanleiding om een raadsonderzoek te gelasten naar welke zorg- en vakantieregeling het meest in het belang is van de kinderen. Daartoe verzoekt het hof de raad de volgende vragen te onderzoeken en daarover rapport en advies uit te brengen.
1. Welke zorgregeling is het meest in het belang van de kinderen?
2. Zijn er daarbij veiligheidsrisico’s en zo ja, welke?
3. Welke vakantieregeling is het meest in het belang van de kinderen?
4. Zijn er veiligheidsrisico’s bij een verblijf van de kinderen in het buitenland en in het bijzonder bij de vader in Egypte? Zo ja, hoe kunnen die risico’s worden weggenomen of beperkt?
5. Welke andere bevindingen volgen uit het onderzoek die relevant zijn voor de te nemen beslissing ten aanzien van de zorg- en vakantieregeling?
5.15
Het hof ziet aanleiding om, totdat definitief zal zijn beslist, een voorlopige zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen in de periode dat de vader in Nederland verblijft wekelijks van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur en op maandag en donderdag uit school tot 18.30 uur bij de vader verblijven; waarbij de overdracht bij [x station] plaatsvindt en daarnaast - in de periode dat de vader niet in Nederland verblijft - dat de vader driemaal per week, te weten op maandag, woensdag en zaterdag van 18.30 uur tot 19.00 uur met de kinderen kan videobellen.
Het hof overweegt daartoe dat tussen de ouders overeenstemming bestaat over de wijziging van de omgangsdag van dinsdag naar maandag, in verband met de zwemles op dinsdagmiddag. Ook zijn de ouders ter zitting in hoger beroep overeengekomen dat de overdracht zal plaatsvinden bij het [x station] in plaats van op de [plek] .
Ten aanzien van het begin van de omgang op vrijdag (uit school), overweegt het hof dat de afgelopen periode is gebleken dat de huidige omgang met één overnachting met de vader in het hotel goed verloopt. Een extra middag en overnachting maken dat de vader en de kinderen elkaar voor een langere periode kunnen zien. Zo kunnen zij samen meer ‘quality time’ hebben en hun relatie opbouwen in de tijd dat de vader in Nederland is. Doordat de vader meer tijd met de kinderen heeft, kan hij ook betrokken zijn bij buitenschoolse activiteiten die eventueel plaatsvinden tijdens zijn omgangsdagen. Zoals de raad ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, is betrokkenheid bij buitenschoolse activiteiten ook belangrijk voor het opbouwen van de band tussen ouder en kind.
5.16
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in principaal hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2023 voor zover daarbij het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag, is afgewezen;
en voorts in principaal en incidenteel hoger beroep:
bepaalt als
voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, in afwachting van het nader te gelasten raadsonderzoek, dat de kinderen in de periode dat de vader in Nederland verblijft wekelijks van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur en op maandag en donderdag uit school tot 18.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de overdracht bij [x station] plaatsvindt en daarnaast, in de periode dat de vader niet in Nederland verblijft, dat de vader driemaal per week, te weten op maandag, woensdag en zaterdag, telkens van 18.30 uur tot 19.00 uur, met de kinderen kan videobellen;
voor het overige, alvorens nader te beslissen:
gelast de raad onderzoek te verrichten en advies uit te brengen zoals hierboven omschreven bij 5.14;
houdt de zaak, in afwachting van het onderzoeksrapport van de raad,
pro formaaan voor de duur van zes maanden, te weten tot
zondag 6 oktober 2024, met het verzoek aan de raad om aan het hof omtrent de resultaten van het onderzoek uiterlijk tien dagen voorafgaande aan voornoemde datum schriftelijk verslag uit te brengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. C.E. Buitendijk en mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 12 maart 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.