Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.HDI GLOBAL SE (rechtsopvolger van HDI-Gerling Verzekeringen N.V.),
LIBERTY MUTUAL INSURANCE EUROPE S.E.,
MS AMLIN INSURANCE SE(rechtsopvolger van Amlin Europe N.V.),
1.De zaak in het kort
Wester IJ-Dock heeft bij Verzekeraars een Ontwerpaansprakelijkheid voor Opdrachtgevers (OVO) afgesloten. Deze verzekering biedt dekking voor schade van Wester IJ-Dock die het gevolg is van een door een dienstverlener gemaakte fout waarvoor deze aansprakelijk is. De polisvoorwaarden bepalen onder meer dat voor iedere aanspraak onder de OVO een eigen risico geldt van € 1.000.000,-.
Wester IJ-Dock heeft onder verwijzing naar de geconstateerde gebreken in het ontwerp een beroep gedaan op verzekeringsdekking. Partijen twisten over verschillende punten. Het belangrijkste is de vraag of de gebreken in het ontwerp het gevolg zijn van één fout, zodat door Wester IJ-Dock voor de ontstane schade één aanspraak onder de OVO kan worden ingesteld. Wester IJ-Dock meent dat deze situatie zich voordoet. Verzekeraars menen dat verschillende fouten in het ontwerp zijn gemaakt, zodat voor elke fout een aanspraak onder de OVO kan worden ingesteld, waarbij steeds per aanspraak het eigen risico geldt.
De rechtbank heeft in een tussenvonnis, waarvan beroep is opengesteld, geoordeeld dat de schade waarvoor Wester IJ-Dock dekking onder de OVO claimt, als één aanspraak heeft te gelden. Het hof beoordeelt in hoger beroep onder meer deze kwestie opnieuw en komt tot een ander oordeel dan de rechtbank.
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Deze verzekering biedt dekking voor de schade die de opdrachtgever lijdt, of waarvoor hij aansprakelijk wordt gehouden, die het gevolg is van een door een dienstverlener gemaakte fout, waarvoor hij aansprakelijk is of kan worden gehouden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met eventueel aansprakelijkheidsbeperkende bedingen die hieromtrent in het contract met de opdrachtgever zijn opgenomen.”
Vergissingen, onachtzaamheden, verzuimen, onjuiste adviezen en dergelijke, alsmede alle andere handelingen en nalatigheden, waaruit een aanspraak voortvloeit, hetgeen onder normale omstandigheden bij normale kennis en ervaring en met inachtneming van normale oplettendheid en wijze van beroepsuitoefening voorkomen had kunnen worden. Fouten al dan niet door meer dienstverleners gemaakt, die met elkaar verband houden of uit elkaar voortvloeien worden als één fout beschouwd en worden geacht te zijn gemaakt op het moment van de eerste fout uit de reeks.”
2.1Verzekerd is:
Een aanspraak is:
3. Schadevergoeding
De volgende uitsluitingen zijn van toepassing:
Er kan geconcludeerd worden, dat aspecten of niet goed in het ontwerp/bestek zijn opgenomen of niet goed in het uitvoeringsgereed ontwerp (werktekeningen) en uitvoering zijn uitgewerkt respectievelijk (in eerste instantie) gerealiseerd.
Aan de hand van de in de voorgaande hoofdstukken beschreven situaties kan worden geconcludeerd dat het beoordeelde bestek technisch inhoudelijk diverse onjuistheden en onvolkomenheden bevat.
Ontwerp van schachten, ruimte voor goede plaatsing van componenten ontbreekt, brandveiligheidsvoorzieningen kunnen niet conform de montagerichtlijnen worden geplaatst
Het voorgeschreven warmtapwaterbereidingssysteem is te klein gedimensioneerd, de voorgeschreven hydrofoor heeft onvoldoende opvoerhoogte, de benodigde drukzones in de systemen ontbreken, de leidingdiameters zijn niet bepaald overeenkomstig het gebruik.
De voorgeschreven airco-units voor de hotelkamers kunnen niet voldoen aan de vastgestelde uitgangspunten wat betreft zomercomfort en geluidproductie, de units passen niet op de aangeduide wijze in de beschikbare ruimte en de wijze van verwarmen biedt geen compensatie voor koudestraling.”
Het onderzoek van [bedrijf 3] heeft zich gericht op de 4 bekende items, namelijk:
Over veel van de kostenposten is tijdens de sessies al overeenstemming bereikt, waarbij er een splitsing is gemaakt in extra kosten en “sowieso kosten”. De posten die tot dusver nog niet concreet zijn afgestemd heb ik in vooralsnog in rood weergegeven. Het gaat hier enerzijds om posten waarover door [bedrijf 2] nog aanvullende informatie is verstrekt. Anderzijds gaat het om posten waarover tot dusver nog geen concrete afspraken zijn gemaakt en waar ik derhalve mijn eigen beoordeling heb weergegeven.
Bijgaand, zoals besproken, het finale standpunt van IJDock (…). (…)
HDI heeft, om haar eventuele uitkeringsverplichting onder de door haar aan Wester IJ-Dock afgegeven ontwerpaansprakelijkheidsverzekering voor opdrachtgevers (de OVO-polis) te beoordelen, Arup gevraagd om de door/namens Wester IJ-Dock geformuleerde kritieken ter zake van een bestekontwerp van [bedrijf 1] te beoordelen. De vraag is of de verwijten terecht worden gemaakt en of daarmee is aangetoond dat het werk van [bedrijf 1] in de gegeven omstandigheden niet als voldoende/toereikend kan worden aangemerkt. Ook vroeg HDI Arup om de door Wester IJ-Dock gesuggereerde samenhang tussen de gemaakte verwijten te onderzoeken en daarover te rapporteren.
, welke zijn gebaseerd op de opinie van [bedrijf 3] . Dit bureau ( [bedrijf 3] ) heeft op verzoek van opdrachtgever WIJD een second opinion uitgevoerd op de werkzaamheden van [bedrijf 1] . Op deze opinie hebben [bedrijf 1] en adviseur [naam 2] kunnen reageren. Daarvan is dus een volledig beeld beschikbaar. De aanvullend benoemde problemen door [bedrijf 2] in de procesinleiding jegens HDI zijn daarmee te beperkt onderbouwd.
De vier kritiekpunten niet voortkomen uit het verkeerd dimensioneren van schachten.
De gedegen onderbouwing van het aantal kritiekpunten beperkt is tot de vier kritiekpunten zoals geformuleerd door [bedrijf 3] en dat de reikwijdte van de beargumenteerde kritiekpunten zich beperkt tot 2/5e van het werk van [bedrijf 1] en dus niet over het volledige ontwerp.
De onderlinge samenhang en verwevenheid van de kritiekpunten op installatietechnisch vlak niet bestaat.
Van een domino-effect geen sprake kan zijn; de tekortkomingen zijn niet aan elkaar te relateren in causale zin.”
U vroeg ons verder nog of het mogelijk is om aan te geven welk deel van de aan de door Wester IJ-Dock toe te rekenen vertraging het gevolg is van het herontwerpwerk van [bedrijf 2] . Die vraag is op basis van de ons door Wester IJ-Dock beschikbaar gestelde stukken niet te beantwoorden. Om die vraag te kunnen beantwoorden hebben wij in elk geval nodig:
Inzicht in de exacte momenten van constateren van de verschillende vermeende ontwerpfouten.
De stand van de uitvoeringswerkzaamheden ten tijde van het constateren van de verschillende vermeende ontwerpfouten, dit mede in het licht van de op dat moment geldende bouwplanning.
De startdatum van de door [bedrijf 2] uitgevoerde (her)ontwerpwerkzaamheden.
De tijdsduur van de door [bedrijf 2] uitgevoerde (her)ontwerpwerkzaamheden, per vermeende ontwerpfout.
Inzicht in de op het moment van constateren nog regulier uit te voeren werkzaamheden (inclusief de aan de aannemers opgedragen reguliere meerwerken).
De reden dat schadepost C11-c door ons niet is opgenomen is gelegen in het volgende:
Het rapport van ARUP kent een aantal hiaten, waardoor de waarde van de technische beoordeling door ARUP in twijfel kan worden getrokken. ARUP geeft aan dat zij met name de onderwerpen van de rapporten van [bedrijf 3] en DRI volgen, maar is technisch inhoudelijk veel minder concreet en 'to the point' dan de rapporten van [bedrijf 3] en DRI.
slechts deel van de technische schadeposten wordt behandeld, veel verstrekte informatie wordt niet door ARUP beschouwd;
geen technische mening over cruciale tekortkomingen;
ARUP geeft geen technische inhoudelijke mening over bijvoorbeeld:
Voorziet het ontwerp in voldoende koelcapaciteit voor de hotelkamers;
Voorziet het ontwerp in voldoende verwarmingscapaciteit voor de hotelkamers;
Voorziet het ontwerp in voldoende warm tapwater voor de hotelkamers (voor douches en baden);
vertragingen en tijdmatige gevolgen door de technische gebreken wordt helemaal niet behandeld;
geen aandacht voor vele coördinatie- en inpassingsproblemen van de niet goed ontworpen en niet goed gedetailleerde installaties;
ARUP argumenteert verder dat alle gebreken en fouten geen samenhang hebben, maar gaat daarbij wel voorbij aan een aantal fundamentele feiten:
de fouten in het ontwerp betreffen veel aspecten van de installaties en betreffen feitelijk ook alle installatiedisciplines;
de gemaakte fouten hebben volgens ARUP betrekking op 'slechts' 40% van de installaties; dit is toch wel een heel aanmerkelijk deel, er is dan nauwelijks meer sprake van geïsoleerde detailproblemen;
de schade-omvang in vergelijking tot de aanneemsom van de installaties is ook aanzienlijk, ca 1/3 deel, ook dit geeft aan dat het niet gaat om incidentele problemen;
op meerdere gebieden is sprake van onvoldoende kennis, niet beperkt tot een specifiek deel;
verkeerde ontwerpen in relatie met de inpassing in het gebouw en coördinatie zowel met bouwkundig/constructief als installatietechnisch zijn geen incidenten maar lopen door het gehele project.
[bedrijf 1] laat in het ontwerp en bestek op een aantal aspecten zien dat zij onvoldoende kennis van zaken en/of regelgeving heeft om een correct ontwerp van de installaties te maken;
[bedrijf 1] heeft inderdaad fouten in het installatie-ontwerp gemaakt.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
dezelfdefout. Dat is in deze zaak niet aan de orde.
enkelomdat de schade na 18 juli 2013 is geleden. Beslissend is steeds – daarvan gaan Verzekeraars overigens ook uit – of schade het gevolg is van een beroepsfout van [bedrijf 1] . Dat laat overigens onverlet dat, zoals hiervoor overwogen, de bevindingen van [naam 1] ten aanzien van de verschillende schadeposten leidend zijn (ook waar het gaat om toepassing van de Correctie EMN), en dat van dat uitgangspunt alleen kan worden afgeweken bij – door Wester IJ-Dock te stellen en zo nodig te bewijzen – zwaarwegende, steekhoudende bezwaren.
hier berekende schade”. Dit onderdeel van grief 3 faalt. De rechtbank heeft hier slechts – en zoals hiervoor overwogen: op juiste gronden – tot uitdrukking gebracht dat schade waarvan Wester IJ-Dock aantoont dat zij deze heeft geleden in verband met gebrek IV niet van dekking mag worden uitgesloten enkel omdat deze schade na 18 juli 2013 is geleden. Dit sluit niet uit dat Verzekeraars ten aanzien van dergelijke schade mogelijk om een andere reden niet hoeven uit te keren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien niet komt vast te staan dat gebrek IV als een beroepsfout van [bedrijf 1] valt aan te merken, indien de totale schade in verband met gebrek IV minder is dan het eigen risico van Wester IJ-Dock of indien Verzekeraars een beroep kunnen doen op een uitsluitingsgrond. Het is aan de rechtbank om na terugverwijzing hierover verder te oordelen.
Wish List Agreementen een discussie tussen die partijen over de vraag of Wester IJ-Dock aan Room Mate een vertragingsboete verschuldigd zou zijn. Wester IJ-Dock heeft, terwijl dat wel op haar weg lag, dit verweer van Verzekeraars ook in hoger beroep niet voldoende gemotiveerd weersproken. Daarmee heeft Wester IJ-Dock onvoldoende onderbouwd dat deze post schade betreft die het gevolg is van een van de fouten van [bedrijf 1] . De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de post Room Mate niet toewijsbaar is.
€ 11.379,-
€ 9.088,50(helft van tarief VIII, 3 punten)