ECLI:NL:GHAMS:2024:531
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Schorsing van het ouderlijk gezag van de moeder over de kinderen in het kader van een echtscheidingsprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schorsing van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had op 21 september 2023 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die op 21 juli 2023 had bepaald dat de moeder van rechtswege was geschorst in haar gezag over de kinderen. De vader, verweerder in hoger beroep, had op zijn beurt een verweerschrift ingediend en verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.
De procedure in hoger beroep omvatte een mondelinge behandeling op 21 december 2023, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken bij de procedure. De moeder voerde aan dat de schorsing van haar gezag onterecht was, terwijl de vader de bestreden beschikking wilde laten bekrachtigen. Het hof oordeelde dat de moeder niet in staat was om haar opvoedkundige taken op een goede wijze te behartigen en dat er geen vooruitgang was te verwachten in de samenwerking tussen de ouders.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met de bepaling dat de schorsing van het gezag van de moeder voortduurt tot de rechtbank in de echtscheidingsprocedure een eindbeslissing heeft gegeven over het ouderlijk gezag. De moeder werd niet veroordeeld in de proceskosten, aangezien het hof geen misbruik van recht kon vaststellen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de griffier.